Er gaat geen week voorbij (hoogstwaarschijnlijk een understatement) of ergens in de Britse media is er een verhaal waar de spijt over de Brexit vanaf druipt. Het feit dat inmiddels 71% van de Britten vindt dat de Tory-regering de uittreding uit de EU slecht aangepakt heeft, spreekt boekdelen. Het heeft alles te maken met het feit dat het ‘Leave’-kamp Brexit steevast gepresenteerd heeft als ‘you can have the cake, and eat it’, als een spel zonder nieten dus. Tegenstanders werden verweten doemdenkers te zijn en niet te geloven in de potentie van een Verenigd Koninkrijk wanneer het eindelijk verlost zou zijn van de Brusselse ketens.
De vraag is hoe het toch mogelijk was dat destijds bijna 52% van de Britten dacht dat dit wél een goed idee was.
Er zijn al vele verklaringen aangevoerd voor het uiteindelijke succes van de Leave-campagne. De angst dat een steeds meer geïntegreerd Europa (politiek, monetair) de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk zou aantasten, is daarvan waarschijnlijk de belangrijkste. Ook, hoewel minder expliciet, speelde een rol dat het op het Romeinse recht gebaseerde continentale rechtssysteem, die aan de EU-structuren en -conventies ten grondslag ligt, voor veel Britten vervreemdend gewerkt heeft (eenzelfde gevoel overigens dat velen van ‘ons’ hebben bij het Britse, veelal op gewoonterecht gebaseerde, juridische systeem). Dit heeft tot veel onzekerheid en onbegrip geleid over de toepasselijkheid en interpretatie van Europese regelgeving in Britse verhoudingen.
Er was ook een optimisme dat deed geloven dat het Verenigd Koninkrijk het buiten de EU economisch beter zou doen dan daarbinnen. Ontdaan van de door ‘Brussel’ aangebrachte ketens, zou men minder gebonden zijn aan allerhande beperkende standaarden en regels.
Interessant is dat een gerespecteerde instantie als het IMF dat optimisme kennelijk deelde. In haar 6-jaarsprognoses voor de groei van de economie in de jaren voorafgaande en na het Brexit-referendum werd de groeipotentie van de Britse economie significant vaker positiever beoordeeld dan die in de Eurozone of Nederland.
Gemiddeld schatte het IMF de groei van de Britse economie bijna een half procent hoger in dan de uiteindelijke realiteit en ze zaten twee keer vaker dan bij de Eurozone en Nederland het geval was, aan de te hoge kant. Achter deze inschattingen zitten aannames die mogelijk de effecten van de Brexit hebben overschat. In hoeverre dit, bijvoorbeeld via de media of economische analyses, een rol gespeeld heeft bij het besluit om voor de Brexit te stemmen zou een aardig onderwerp zijn voor verder onderzoek.
Rishi Sunak, de Britse premier, heeft het intussen niet makkelijk. Zijn regering zit met een erfenis van 13 jaar Tory-beleid en Sunak slaagt er maar niet in duidelijk te maken hoe hij de beloften waar gaat maken die hij en zijn regering zich gesteld hebben. Hij zou dit jaar de inflatie halveren, de economie laten groeien, de nationale schuld verminderen, de wachtlijsten bij de NHS verlagen en de illegale immigratie beteugelen. Inmiddels, zeven maanden later, is duidelijk dat dit alles niet zo voorspoedig loopt als geanticipeerd. Daarnaast lijkt Sunak inmiddels maling te hebben aan het milieu, en leveringszekerheid en lagere energieprijzen gesteld te hebben boven het milieu door nieuwe licenties uit te geven voor winning van minerale grondstoffen in de Noordzee.
Maar speelt dit de oppositie, Labour-leider Keir Starmer voorop, nu ook echt in de kaart? Bij tussentijdse verkiezingen in drie districten hebben de Tories twee zetels verloren, en één, de voormalige zetel van oud-premier Boris Johnson, in het kiesdistrict Uxbridge and South Ruislip, met een zeer minimale meerderheid weten te behouden. Dit was niet de verdienste van een zeer geïnspireerde campagne vanuit de Tories, maar eerder het afreageren van kiezers van hun boosheid op het besluit van Londens (Labour-)burgemeester, Sadiq Khan, om de Londense ‘Ultra Low Emission Zone’ (ULEZ) uit te breiden naar de gehele Londense agglomeratie en dus ook naar dit kiesdistrict. In de ULEZ wordt aan auto’s die niet aan bepaalde, niet eens zo hoge, emissiestandaarden voldoen een heffing van £12,50 per dag opgelegd. Deze standaarden zijn Euro emissieklasse 4 voor benzineauto’s (verplicht voor auto’s vanaf 2005) en Euro emissieklasse 6 voor dieselauto’s (standaard vanaf 2015). De timing was verre van optimaal, maar het legt wel de grote kwetsbaarheid van Labour bloot als het gaat om hun milieuambities. De leider van de Labour-partij, Keir Starmer, is door de gang van zaken duidelijk gefrustreerd: “Ulez was the reason we didn’t win there yesterday. We know that. We heard that on the doors. And we’ve all got to reflect on that, including the mayor.” Gaat het beteugelen van de gestegen kosten van energie, die sinds de Russische inval in Oekraïne wel heel zwaar drukt op de Britse kosten van levensonderhoud, het winnen van de zorgen over het milieu?
Op basis van de ontwikkeling van de prijzen, en in het bijzonder die van energie, moet het wel heel vreemd lopen als dit geen item wordt voor de in de media nu reeds steeds nadrukkelijker aandacht krijgende verkiezingscampagne voor het Lagerhuis (uiterlijk te houden januari 2025). Labour zit duidelijk met het klimaatdossier in haar maag. Oud-premier Tony Blair nam hier in ieder geval al een voorschotje op toen hij tijdens een recent interview in The New Statesman verklaarde dat “de klimaatsverandering de grootste uitdaging is waar de wereld nu voor staat en het Verenigd Koninkrijk haar aandeel moeten leveren om daar verandering in te brengen.” Hij voegde daar echter meteen aan toe “niet te veel van ons te vragen wanneer, eerlijk gezegd, wat we ook doen, het Verenigd Koninkrijk niet echt het verschil zal maken bij de klimaatsverandering.” De consensus lijkt te zijn dat ‘klimaatdrammerij’ zetels gaat kosten bij de volgende verkiezingen. Of dit de Liberal Democrats en de Green Party in het Britse ‘winner-takes-all’-districtenstelsel in de kaart speelt, is niet duidelijk. Ondanks het toenemende gevoel dat de traditionele politieke partijen, ideeën noch leiders hebben om het Verenigd Koninkrijk weer op het goede spoor te krijgen, zal het binnen het huidige systeem voor de kleine partijen lastig blijven in genoeg districten een meerderheid te verkrijgen om landelijk het verschil te maken.
Een ander, steeds acuter wordend probleem voor de huidige regering is de grote zorg bij een steeds groter deel van de bevolking over de mogelijkheid in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Uit een door YouGov uitgevoerd onderzoek blijkt dat meer dan 73% van de bevolking vindt dat de overheid meer moet doen om mensen bij te staan om zich door deze ‘Cost of Living’-crisis heen te slaan. Het biedt inzicht in hoe de door de onderzoekers geïdentificeerde groepen (van ‘Calm and Comfortable’ tot ‘Worried and Suffering’) in het leven staan en zich geraakt voelen door de crisis. Schokkend is dat meer dan 70% van de mensen uit de groep ‘Worried and Suffering’ niet tevreden is met hun leven. Ter vergelijking: in Nederland is de ‘tevreden(heid) met het leven’ van de gehele bevolking volgens de meest recente CBS-meting 83,6%; onder degenen met een laag opleidingsniveau is dat iets meer dan 80%.
De oplopende prijsniveaus voor eerste levensbehoeften en woonlasten voedt de verwachting dat de Britse regering stappen moet zetten. Of deze regering daar echt de wens of mogelijkheid toe heeft is echter zeer de vraag. Het is hoe dan ook een zeer zware opgave. Is het dan niet veel handiger dit aan een volgende (waarschijnlijk Labour-)regering over te laten? Er zijn nogal wat heikele onderwerpen waar de volgende regering, zeer waarschijnlijk onder Starmer dus, niet zomaar adequate antwoorden op zal weten te formuleren. Dertien jaar Tory-bestuur, een veelheid aan bezuinigingen, langdurig achterstallig onderhoud aan infrastructuur, het bestuurlijke apparaat, de sociale voorzieningen en lonen en ook nog eens een (mislukte?) Brexit. Dit alles laat diepe sporen achter. Labour kan niet zomaar een laatje opentrekken met enkel goed beleid, bijpassende financiering en daadkracht. Niet de fijnste manier om na een (mogelijke!) verkiezingsoverwinning beloond te worden. Zodra de burger merkt dat wonderen niet bestaan en beloftes moeilijk realiseerbaar blijken, geld kosten en opofferingen vergen, spinnen de Tories vanzelf weer garen bij het vuurtje dat ze gedurende dertien jaar zelf hebben opgestookt. Vanuit dit perspectief zou je cynisch beschouwd kunnen beredeneren dat de verkiezingen voor de Tories niet snel genoeg kunnen komen. Het illustreert vooral hoe gevaarlijk het polariserende politieke opportunisme van Leave voor het Verenigd Koninkrijk is geweest.
Brexitmonitor eerste kwartaal 2023
Deze monitor dient om inzicht te krijgen en te houden in de gevolgen van de Britse uittreding uit de EU, zowel voor de Britten zelf als voor de EU en Nederland. Hiervoor heb ik zes feitelijke parameters geselecteerd uit de reële economie en een tweetal die indicatief zijn voor het vertrouwen daarin (zie mijn eerste Brexitmonitor voor een toelichting en een nadere uitleg hiervan).
Dit alles geeft het volgende beeld.
Het interessante aan het verloop van de Brexitmonitor is dat de problemen waar het Verenigd Koninkrijk mee te maken lijkt te hebben (zie eerste deel van dit artikel) zich maar zeer beperkt vertalen naar de in de monitor vastgelegde realiteit. Voor een deel is dit te verklaren uit het feit dat bij de samenstelling van de monitor (destijds verklaarbaar) geen rekening gehouden is met inflatie. Het andere deel wordt veroorzaakt door het feit dat de huizenprijzen in het Verenigd Koninkrijk de laatste kwartalen, ondanks een stijgende hypotheekrente nog fors gestegen zijn en de export zich goed heeft ontwikkeld. De mate waarin de economieën presteren verschilt van land tot land. De Britse economie groeit relatief het minst, maar er is wel degelijk sprake van groei. Het feit dat de Britse economie achterblijft bij de eurozone en Nederland is een indicatie dat drie jaar na het uittreden uit de EU, het Verenigd Koninkrijk economisch vooralsnog nog geen garen gesponnen heeft bij dat uittreden.
Veranderingen ten opzichte van het vierde kwartaal 2022 en een jaar terug
Kijkend naar het eerste kwartaal 2023 kan geconstateerd worden dat er op bijna alle niveaus sprake is van een verdere uitbouw van prestaties ten opzichte van het vierde kwartaal van 2022.
In het eerste kwartaal 2023 blijft zoals gezegd het Verenigd Koninkrijk qua prestatie achter bij de eurozone en Nederland. Het relatieve goede nieuws is dat de export, huizenprijzen en beloningen in de financiële sector harder gestegen zijn dan in de eurozone en Nederland. Deze stijgingen dragen in de monitor positief bij aan het resultaat. Of dit voor iedereen even goed uitpakt is daarmee niet gezegd. Het slechte nieuws is namelijk dat de prestaties verder matig te noemen zijn, met als relatief dieptepunt het sterk terugvallen van het bbp per inwoner.
Het is wel belangrijk te realiseren dat deze indicatoren algemeen van aard zijn en weinig tot niets zeggen over specifieke zaken als onvrede over het functioneren van de democratie, wachttijden voor behandeling bij de NHS, de druk die de hogere energie- en voedselprijzen leggen op veel huishoudens, achterblijvende lonen in de publieke sector die aanleiding geven tot arbeidsonrust, etc. Deze zaken voeden de onvrede en bepalen het sentiment, zonder dat er een 100% relatie met de Brexit is te leggen. Toch is die er wel, omdat Brexit inmiddels zo ongeveer alle facetten van het Britse leven raakt (door wetgeving, arbeidsmarkt, handel, grensverkeer, etc.). De Brexitmonitor geeft inzicht in de mate waarin de betreffende economieën reageren op al die omstandigheden waarbij voor het Verenigd Koninkrijk de Brexit een belangrijke en bepalende interne factor is. In vergelijking met de andere economieën kan, bij overigens min of meer gelijke externe omstandigheden, een indicatie gevonden worden welke invloed de Brexit heeft op de Britse economie.
Voorstaande zag op veranderingen op een termijn van een kwartaal. Dat is heel kort. Daarom is het goed om ook de wat langere termijn van een jaar in de beoordeling te betrekken. Hoewel hier voor de Britten pluspuntjes te noteren zijn, blijven ze in alle categorieën, met uitzondering van de bijdrage van de financiële sector aan de economie, achter op de eurozone en met name Nederland. Een relatief lagere winst in de arbeidsparticipatie, achterblijvende ontwikkeling van het bbp/capita en de staatsfinanciën zijn een blijvend punt van zorg voor de Britten omdat ze een directe relatie hebben met economische kernwaarden. Met name voor het bbp/capita is het een indicatie dat de economie als geheel het tempo van de eurozone en Nederland niet bij kan houden en dat de Brexit niet geleverd heeft wat ervan verwacht werd. Sinds begin 2015 (de start van mijn registratie) is deze weliswaar gestegen met 4,6%, maar die stijging is gerealiseerd voordat Boris Johnson premier werd, de Brexit duidelijk vorm kreeg en een feit werd. Dat geeft te denken.
Bovenstaand overzicht laat de relatieve waarden zien, met het vierde kwartaal 2019 als ijkpunt (index = 100). In onderstaande tabel zijn de absolute waarden opgenomen voor het eerste kwartaal 2023 waardoor een beter inzicht mogelijk is in de orde van grootte waarin de uitkomsten zich bewegen. Pas als de absolute waarden in aanmerking worden genomen blijkt dat de Britse economie, met uitzondering van haar financiële sector, zo schraal afsteekt tegen die van Nederland.
Tot slot
We hebben geconstateerd dat wie ook de leiding heeft in het Lagershuis, het niet mee zal vallen de Britse economie over de volle breedte weer aan de praat te krijgen. De uitdagingen zijn talrijk, divers en vergen grote investeringen. Het aanpakken daarvan zal een goed plan vergen, realistisch en uitvoerbaar moeten zijn, geld en tijd kosten, en op termijn alleen succesvol zijn als hierover duidelijk en eerlijk wordt gecommuniceerd. Dit zijn alle typisch zaken waarin politieke partijen niet uitblinken. Vage kreten en opportunisme zullen niet werken, althans geen oplossing bieden.
Ik kan niet met zekerheid stellen dat dit alles voorkomen had kunnen worden als de Brexit geen doorgang had gevonden. Wel staat vast dat alle aandacht en energie gericht is geweest op een vanaf de aanvang kansloos project. Broodnodige investeringen en herinvesteringen zijn sinds 2015 achterwege gebleven, hetgeen het land en de weerstand van mensen grote schade heeft toegebracht. Als er winnaars zijn, dan kan ik ze in ieder geval niet ontdekken. Nigel Farage’s krokodillentranen over de slechte uitvoering van de Brexit doen me denken aan een pyromaan die de brandweer verwijt dat het zijn huis niet heeft kunnen blussen. Helaas is dat wat populisten doen; het is altijd iemand anders’ schuld. Farage, Johnson, Trump, Poetin, Erdogan, Xi, …., de lijst is lang, triest en groeiende. Je hoeft niet lang te zoeken om de volgende profeet te vinden die wil dat we (vooral) hem/haar de kans geven onherstelbare schade aan te richten, om vervolgens daarvan anderen de schuld te geven. Beklagenswaardig is de kiezer die aan de populistische retoriek toegeeft; maar vooral ook zij, die de puinhopen die daar weer het resultaat van zijn moeten opruimen.