In juni van dit jaar hebben de Britten in hun Brexit-referendum er in meerderheid voor gekozen uit de Europese Unie te willen treden. De regering heeft vervolgens verklaard de wil van het volk te respecteren en de uitslag van het referendum over te nemen.

Hobbels

Daarmee is nog geenszins gezegd dat dit een gelopen race is en al helemaal niet wanneer de Brexit daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Er zijn namelijk nog wat hobbels te nemen. De nieuwe Britse Minister van Financiën, Philip Hammond, bereidde deze week de Britten voor op aanzienlijke tegenvallers voor de Britse schatkist als gevolg van de Brexit. Hij gaf aan dat hij, boven op de prognoses hierover in maart dit jaar, verwacht nog eens £122 miljard extra te moeten lenen gedurende de komende vijf jaar. De helft daarvan, £59 miljard, zo betoogde hij, is een direct gevolg van de Brexit.

Het zal geen verwondering wekken dat de meningen In het Verenigd Koninkrijk inmiddels zeer verdeeld zijn over de vraag of de Brexit nou wel zo'n goed idee was. Volgens een recent onderzoek is het 'remain' kamp inmiddels marginaal groter dan het 'leave' kamp. Ook is inmiddels duidelijk geworden dat de regering niet zonder tussenkomst van het parlement de inmiddels beruchte Artikel 50 procedure in gang kan zetten. Dat artikel bepaalt dat een lidstaat overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen besluiten kan zich terug te trekken uit de Europese Unie. Lastig is echter dat de Britten geen grondwet in traditionele zin hebben. Het is het geheel aan wetten en (mede door rechtspraak gevormde) principes dat het grondwettelijk kader vormt. De High Court of Justice heeft nu geoordeeld dat de regering niet de bevoegdheid heeft een besluit dat door een parlementair proces is bekrachtigd (toetreding van het VK tot de EU door goedkeuring van de 'European Communities Act 1972') zonder parlementaire goedkeuring ongedaan kan maken. Dit stelt de regering voor lastige dilemma's. Kan het deze goedkeuring verkrijgen met een simpele ja- of neevraag aan het parlement, of moet hier een wet aan te pas komen, met alle tijdrovende consultaties die aan een dergelijke procedure zijn verbonden? Zal in hoger beroep door de rechters een advies gevraagd worden aan het Europese Hof van Justitie? Britse parlementariërs waren voorafgaande aan het referendum in meerderheid tegen de Brexit. Dit standpunt is niet meer te houden met de uitslag van het referendum in de hand. In een districtenstelsel is dat gelijk aan politieke zelfmoord. Een moeilijke draai dus, zeker voor Labour die altijd de pro-EU partij was in Groot-Brittannië. Veel complicaties en lastig te nemen horden dus, die de veronderstelling rechtvaardigen dat dit een langdurig proces kan gaan worden. Anderzijds zullen de Britten de Britten niet zijn als ze ook hier niet weer pragmatisch een mouw aan weten te passen.

Desondanks blijft het verbazingwekkend dat er met regelmaat in de media berichten doorkomen dat het met de gevolgen van de Brexit wel 'meevalt'. De suggestie wordt gewekt dat de doemdenkers voorafgaande aan de Brexit er helemaal naast zaten en dat de Britse economie sterk en veerkrachtig is. Dit is vreemd want de Brexit is nog helemaal geen feit (áls het al zo ver komt). Er moet nog een hoop gebeuren voor de onderhandelingen zelfs maar plaats gaan vinden en de beschikbare economische indicatoren lopen op z'n minst nogal achter op de feiten.

Brexit-monitor

Juist omdat de marges tussen voor en tegenstanders smal zijn, de materie diffuus en complex en de berichtgeving gekleurd is, bestaat behoefte aan langdurig inzicht in de gevolgen van een (eventuele) Brexit. Voor dit doel heb ik een index samengesteld uit een negental indicatoren die elk op hun eigen manier een verhaal vertellen over de invloed van de Brexit op Groot-Brittannië, Nederland en de EU. Ik heb me daarbij noodgedwongen enigszins laten leiden door de beschikbaarheid van data. Data die met een frequentie van minder dan een kwartaal beschikbaar zijn, heb ik buiten beschouwing gelaten. Immigratie is daar een goed voorbeeld van. Hoewel immigratie een centraal thema was in de Brexit campagne, neem ik deze factor niet mee. Data hierover zijn slechts op jaarbasis beschikbaar en dan nog met grote vertraging. Daarbij komt ook de vraag op, als ze regelmatiger en tijdiger beschikbaar zouden zijn, hoe deze gewogen dienen te worden? Is immigratie goed of slecht? Draait de economie beter of slechter bij meer of minder immigranten? Een lastige vraag dus, maar normaal gesproken zouden minder immigranten meer werkgelegenheid moeten opleveren. Werkgelegenheid, via zijn tegenhanger werkeloosheid, is wel een van de indicatoren die ik heb meegenomen.

Soevereiniteit en meer in het bijzonder het zich losmaken van de Brusselse 'bemoeizucht', een ander belangrijk Brexit-thema, laat zich bij gebrek aan driemaandelijkse cijfers, eveneens niet uitdrukken in voor de index bruikbare cijfers en kan daarom niet, zelfs niet indirect, als element meegewogen worden in de index.

Hoe de Brexit uitpakt is echter uiteindelijk toch vooral een economisch verhaal. De door mij gebruikte indicatoren zijn zodanig gekozen dat ze, specifiek voor de beoordeling van de gevolgen van de Brexit, een zo volledig mogelijk beeld geven van de ontwikkeling van de economieën waar ze betrekking op hebben.

Voor mijn index neem ik het tweede kwartaal van 2016 als ijkpunt, het kwartaal waarin het referendum over de Brexit gehouden werd. Alle waarden van de verschillende indicatoren in de voorafgaande en komende kwartalen, worden gelijkelijk meegewogen en afgezet tegen dat kwartaal. Dit referentiepunt heeft de waarde 100. De gekozen indicatoren zijn alle afkomstig van de statistische dienst van de Europese Unie, Eurostat. Hieronder som ik de indicatoren op en geef ik aan waarom ik deze voor dit doel heb geselecteerd: 

  • Consumentenvertrouwen: geeft inzicht in het sentiment dat leeft bij de bevolking over hun economische vooruitzichten op korte termijn.

  • Ontwikkeling huizenprijzen: geeft inzicht in het sentiment dat leeft bij de bevolking over hun economische vooruitzichten op langere termijn.

  • Export: is een indicatie van de mate waarin een land erin slaagt buitenlandse afzetmarkten te bereiken (totaal van de laatste 4 kwartalen).

  • Werkeloosheid: geeft hoe de werkgelegenheid zich ontwikkelt.

  • Ontwikkeling bbp/capita: geeft aan hoe de economie zich ontwikkelt (totaal van de laatste vier kwartalen)

  • Salarisontwikkeling financiële sector: is een indicatie van de omvang van de voor Groot-Brittannië zo belangrijke financiële sector en waar deze zich eventueel naar verplaatst (totaal van de laatste vier kwartalen).

  • Saldo lopende rekening van de betalingsbalans: laat zien hoe de economische relatie met het buitenland zich ontwikkelt (totaal van de laatste vier kwartalen).

  • Economisch sentiment: geeft inzicht in het sentiment wat bij ondernemers leeft over hun economische vooruitzichten op korte termijn

  • Tekort overheid: laat zien in welke mate de overheid de economie nog moet ondersteunen of zich kan richten op het op orde krijgen van haar financiële huishouding.

Om inzicht te krijgen hoe deze indicatoren zich bewegen ten opzichte van elkaar, heb ik voor elk daarvan de achterliggende ruwe data over de zes kwartalen voorafgaande aan het derde kwartaal 2016 onderzocht en vergeleken. Hierdoor ontstaat een goed beeld van de verschillen, overeenkomsten en ontwikkeling van de verschillende economische indicatoren tussen en in de betreffende landen. Belangrijk is te realiseren dat dit allemaal relatieve waarden zijn, die gespiegeld zijn aan één kwartaal, namelijk het tweede kwartaal 2016. Het zegt niets over de waarden in absolute zin. Het gaat vooral om de richting van de ontwikkeling. Niet alle indicatoren komen snel na afloop van het kwartaal beschikbaar. Met name de cijfers over de export, werkeloosheid, inkomen financiële sector, huizenprijzen en betalingsbalans hebben een langere doorlooptijd waardoor deze eerst tegen het einde van het volgende kwartaal beschikbaar zijn. Hierdoor komt de index met een vertraging van telkens minstens een kwartaal uit.

Uitkomsten

Toepassing van voorgaande uitgangspunten laat zien hoe de index zich de afgelopen zes kwartalen ontwikkeld heeft:

Terugkijkend over de laatste zes kwartalen valt een zekere overeenkomst op tussen de ontwikkeling van de index voor Groot-Brittannië en Nederland. Deze wijkt duidelijk af van die voor de Europese Unie als geheel.

De afzonderlijke indicatoren consumentenvertrouwen en economisch sentiment van de Britten voorafgaande aan de Brexit, waren ten opzichte van Nederland en de Europese Unie uitgesproken hoog te noemen. Dit vertrouwen smolt snel weg naarmate het Brexit-referendum naderbij kwam. Hetzelfde geldt, wellicht zelfs in versterkte mate, voor het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans van Groot-Brittannië. Deze indicator wordt gezien als een belangrijke graadmeter voor de economische gezondheid van een land. De lopende rekening van de Britse betalingsbalans is al geruime tijd behoorlijk negatief (hetgeen aangeeft dat ze per saldo meer schulden dan vorderingen hebben op het buitenland), en verslechtert verder in een hoog tempo. Hier staat weer tegenover dat de huizenprijzen en de totale loonsom in de financiële sector onverminderd zijn doorgestegen.

Een vergelijking van de verschillende indicatoren ten opzichte van het voorgaande kwartaal en een vol jaar terug levert het volgende beeld op:

Voor het verloop van de verschillende deelindicatoren over langere termijn verwijs in naar een afzonderlijk overzicht dat hier te vinden is. De onderliggende ruwe data zijn op deze plek bij elkaar gebracht.

Tot slot

Vanaf het derde kwartaal verwacht ik inzicht te krijgen in de mate waarop de uitslag van het Brexit-referendum invloed gaat hebben op de economieën van de onderzochte gebieden. Interessant zal zijn of naarmate de officiële aankondiging van het inroepen van de Britse uittreding uit de Europese Unie dichterbij komt, de 'correlatie' tussen de waarden in de index tussen Nederland en Groot-Brittannië in stand zal blijven. En vervolgens, als de onderhandelingen eenmaal gestart zijn, hoe de indicatoren zich ontwikkelen en betreffende jurisdicties baat of juist last blijken te hebben van de door de Britten gemaakte keuze. Pas op heel lange termijn valt vast te stellen of er 'winnaars' of 'verliezers' zijn.

Ik verwacht in januari 2017 de uitkomsten over het derde kwartaal bekend te kunnen maken.