Photo: e-elgar.com
Hoe zorgen we ervoor dat Planeet Aarde ook voor de (klein)kinderen van onze (klein)kinderen niet alleen bewoonbaar, maar ook leefbaar is en blijft? Welke factoren spelen daarin een rol, waar moeten we rekening mee houden, en hoe gaan we met deze enorme uitdaging om? Ik doe een voorzet voor het ontwikkelen van een Sustainable Development Index (SDI) om onze prestaties op dat vlak te monitoren, te analyseren en beter te kunnen sturen.
People, Planet, Prosperity and …?
Het op een evenwichtige wijze balanceren van de zorg voor mensen, de planeet en het rechtvaardig verdelen van voorspoed is een taak die ons slecht afgaat. Waar komen we vandaan, waar staan we nu en wat beperkt ons in het bereiken van de onszelf gestelde duurzame ontwikkelingsdoelen?
Overbevolking
De wereldbevolking is na de Tweede Wereldoorlog met een factor 3,3 toegenomen. Wat vooral opvalt is, dat de bevolkingsgroei in Europa sinds de oorlog een ‘bescheiden’ 39% is (van jaar tot jaar is dat 0,43%). In Afrika en Azië is die groei ruim 660% (ruim 2,5% op jaarbasis) resp. 350% (bijna 1,7% op jaarbasis)! Bepalende factoren hierbij zijn de toegenomen levensverwachting en het gedaalde vruchtbaarheidscijfer. De toegenomen levensverwachting is weer het gevolg van verbeterde sanitaire en medische voorzieningen. De huidige verwachting is dat, met vruchtbaarheidscijfers die sneller dalen dan dat de levensverwachting stijgt, in 2090 de wereldbevolking weer dalen gaat. In Europa is dat overigens nu al het geval. Welke impact heeft dit alles op de kwaliteit van leven op deze planeet?
Broeikasgassen en vervuiling
Het afgelopen jaar heeft de natuur zeer nadrukkelijk van zich laten spreken. Het evenwicht is duidelijk verstoord en inmiddels hoef je geen lastig toegankelijk VN-rapport erop na te slaan om dat te begrijpen. Bij het ontbreken van andere door menselijk handelen veroorzaakte verstoringen zoals meteorietinslagen, toegenomen zonneactiviteit, etc., hoef je ook geen groot genie te zijn om de oorzaak van klimaatverandering bij ons mensen zelf te leggen. De industriële revolutie heeft onze relatie met de natuur en de planeet voorgoed op scherp gezet. Na de Tweede Wereldoorlog is de uitstoot van broeikasgassen met een factor van bijna 9 exponentieel toegenomen door de grote bevolkingstoename alsmede de eveneens sterk toegenomen logistieke en technologische mogelijkheden. Azië is onbetwist emissiekoploper, wat niet verwonderlijk is als je bedenkt dat ruim 50% van de wereldwijde industriële waardecreatie daar plaatsvindt.
Rood geeft aan welk percentage in betreffende categorie aangetast, verloren of anderszins bedreigd is en blauw geeft aan wat intact, standhoudt of onbedreigd is
CO2-uitstoot uit olie, gas, kolen, hout, afvalverbranding en industriële productie (cement) is niet alleen verantwoordelijk voor broeikasgassen die de opwarming van de aarde veroorzaken, maar ook voor verstoring van de biodiversiteit op het land, in de grond, het oppervlaktewater en de zee. Daarnaast zijn nog talloze andere menselijke activiteiten die niet resulteren in uitstoot, maar wel grote invloed hebben op het leven op aarde. Overbebouwing (aantasting kwaliteit grondwater en bodemgesteldheid, wegdrukken leefgebied planten en dieren), intensieve landbouw (ammoniak en bestrijdingsmiddelen), mijnbouw (gaat niet zelden gepaard met gebruik van schadelijke chemicaliën), ontbossing en vervuiling door rondzwervend afval (plastics en lozing van afvalstoffen op het oppervlaktewater) zijn daar enkele trieste voorbeelden van. Uit bijgaande grafiek (overgenomen uit dit samenvattend overzicht) blijkt dat die invloed inmiddels verstrekkend is. Belangrijk is dat we inzicht krijgen en houden op onze inspanningen de planeet tegen onszelf te beschermen.
Ongelijkheid
Door toegenomen industrialisatie en globalisatie wereldwijd is de armoede in (voor inflatie gecorrigeerde) $-termen vrijwel overal substantieel verminderd. Wereldwijd ligt deze bij een te besteden inkomen van $3,65 per dag, bijna 60% lager dan 30 jaar geleden (in Azië zelfs 90%). Dat is een enorme winst, maar is het genoeg en tegen welke kosten? We zijn op zoek naar een maatstaf voor duurzame economische groei. Zeker is dat het alom gebruikte bbp (GDP) hiervoor inmiddels heeft afgedaan. Wat schiet een land economisch op met bijvoorbeeld een compleet uitgewoonde infrastructuur of concentratie van een (te) groot deel van het inkomen bij de superrijksten? De twijfelaar kan ik een korte rondreis door de Verenigde Staten aanraden om hier een genuanceerd beeld van te krijgen. Nog afgezien van het feit dat het toegenomen bbp direct correleert met uitputting (aarde en mensen), vervuiling (aarde) en uitbuiting (mensen), zou een bruikbare duurzame economische indicator toch minstens rekening moeten houden met noodzakelijke herinvestering van dat inkomen om de verdiencapaciteit in stand te houden en innovaties mogelijk te maken, maar ook met de verdeling van dat verdiende inkomen.
Falend leiderschap
Als we dan toch aan het zoeken zijn naar factoren die onze planeet een onaangename plek om te verblijven maakt, dan mogen we het van staatswege opleggen, faciliteren en/of toestaan van corruptie, rechteloosheid, intimidatie, willekeur en discriminatie niet vergeten. Autocratische regimes in het bijzonder stellen ideologie en eigenbelang voor alles. Iedere vorm van participatie in de vooruitgang, ontplooiing en zelfstandigheid van hun bevolking of de democratische ontwikkeling of verduurzaming van hun land is daaraan ondergeschikt. Het is geen toeval dat naarmate een regime de zeggenschap en individuele rechten van burgers verder ondergeschikt maken aan de macht van de staat, duurzame ontwikkelingsdoelen in het gedrang komen. Meer expliciet gaat het om welzijn van de burger (people), de zorg voor het milieu (planet) en het ondernemingsklimaat en de inkomensgelijkheid (prosperity). Het is vaak het gebrek aan participatie (participation), of juist het teveel aan autocratisch gedrag, dat het realiseren van die afzonderlijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling in de weg staat. Uit al dan niet politiek opportunisme (compromissen sluiten wordt lastiger als deze tegenkracht expliciet gemaakt wordt), blijft deze factor (te) vaak onbenoemd.
Tot nu toe is er, voor zover mij bekend, geen indicator die inzicht geeft hoe deze verschillende voorwaarden voor duurzame ontwikkeling zich tot elkaar verhouden en waar de individuele landen daarin staan ten opzichte van elkaar. Dat inzicht moet er wat mij betreft komen.
Sustainable Development Index (SDI)
Waar de groei van het bbp voorheen een indicator was voor al dan niet succesvol functioneren van landen, lijkt de tijd rijp voor een alternatieve, meer bredere benadering. Willen we succesvol zijn in het creëren van een leefomgeving waarin het voor al de (klein)kinderen van onze (klein)kinderen goed toeven is, dan moeten we op alle pijlers van duurzame ontwikkeling maximaal presteren. De pijlers People, Planet, Prosperity en Participation, vergen ieder gerichte keuzes en beleid, die tezamen mogelijk moeten maken de toekomst van volgende generaties veilig te stellen.
Het gaat erom de relevante effecten van het beleid en dus de gemaakte keuzes inzichtelijk te krijgen. Het best mogelijke resultaat is tot een indicatief betrouwbaar beeld te komen. Een index lijkt mij daarvoor het geëigende middel. Ieder van de pijlers moet ‘geladen’ worden met voor die pijler relevante informatie. Voor de pijler People is dat welzijn, voor de pijler Planet is dat het milieu, voor de pijler Prosperity is dat eerlijke groei en voor Participation volwaardige betrokkenheid. Het beeld dat daaruit ontstaat moet in staat stellen relevante conclusies te trekken en acties te formuleren.
De uitkomst van de verschillende pijlers ‘tellen op’ tot een resultaat voor het geheel; het gewicht van iedere pijler is 25%.
Om de impact van deze index groter te maken zou het prettig zijn input en ondersteuning te krijgen van hen die relevante ideeën, kennis en ervaring kunnen inbrengen (aantekeningenindemarge@gmail.com). Voorwaarde is dat ideeën uitvoerbaar zijn, kennis bruikbaar en ondersteuning pro bono is. Van mijn kant zal ik trachten naar respondenten transparant en communicatief te zijn over inbreng, keuzes en resultaat.
Een eerste proeve van mijn werk tot dusver is te vinden onder deze link. Het geeft mijn ideeën weer voor de opzet en samenstelling van de index en motiveert de gemaakte keuzes. De pijlers van de index worden gevoed door voor het doel van de index relevante en publiek toegankelijke data, die – bij voorkeur – jaarlijks ververst worden. Onderstaand overzicht geeft hiervan een beknopt overzicht.
Het samenbrengen van de verschillende prestaties onder één noemer, met verschillende pijlers die inzoomen op de specifieke duurzame ontwikkelingsdoelen (mensen, planeet, voorspoed en participatie) maakt het mogelijk de prestaties en voortgang op de verschillende beleidsterreinen inzichtelijk te maken. Ik ben ervan overtuigd dat het onmogelijk is echt duurzame ontwikkeling in een land te realiseren, als de prestaties in één van de pijlers substantieel achterblijft. Dit vergt een integrale aanpak, waarbij wat mij betreft vaststaat dat een hoge participatiegraad een belangrijke te vervullen basisvoorwaarde voor succes is.
Voor een deel val ik bij de samenstelling van mijn Index terug op bestaande indexen. Voor de pijler People is dat de Social Progress Index (SPI) door het Social Progress Imperative die al meer dan 30 jaar de ontwikkeling volgt van de kwaliteit van leven in 170 landen. Voor de pijler Planet maak ik voor een belangrijk deel gebruik van de Environmental Performance Index (EPI), een gezamenlijk initiatief van de Yale en Columbia universiteiten. Hierin worden 180 landen gevolgd in hun pogingen klimaatverandering en milieu en ecologische schade van menselijk handelen tegen te gaan. Hoewel de EPI zeer gedetailleerd meer dan 40 prestatiedoelen volgt, wordt er naar mijn mening een te groot gewicht toegekend aan de geëxtrapoleerde broeikasgasuitstoot in 2050 (in totaal bijna 14%). Een dergelijke extrapolatie op basis van in het verleden gerealiseerde resultaten lijkt me bij een politiek veranderend klimaat te speculatief. In een volgende editie van de SDI zal hier kritisch naar gekeken moeten worden. Voor het overige wordt teruggevallen op indicatoren die ontleend zijn aan de World Performance Indicators van The World Bank. Deze laatste betrekt haar data weer van een groot aantal specialistische instituten op specifieke deelterreinen.
Het ‘Westen’ levert de hoogste prestaties als het gaat om duurzame ontwikkeling. Dit houdt geenszins in dat bijvoorbeeld de emissies van broeikasgassen daar op een lager niveau liggen dan op de rest van de aarde, maar wel dat de inspanningen daar meer tractie hebben gekregen dan elders het geval is. Het is daarom ook belangrijk om te kijken hoe de verschillende clusters van landen zich ten opzichte van elkaar verhouden. Naarmate landen over meer middelen en organisatie beschikken is het logisch dat de prestaties op de verschillende pijlers van de index hoger liggen. Ik onderscheid, in navolging van de Environmental Protection Index, voor de SDI de volgende regionale clusters:
Op basis van deze indeling, kom ik tot het volgende overzicht van de SDI-scores, de resultaten per pijler en aandelen van deze clusters in de wereldwijde broeikasgasuitstoot, het binnenlandse nationale inkomen (GNI), de bevolkingsomvang en landoppervlakte.
Door jaar op jaar vergelijkingen te maken wordt duidelijk hoe landen zich binnen de verschillende pijlers ontwikkelen en hoe zich dat vertaalt in de totale rangschikking. Deze vergelijkingen zijn complex en is iets voor de volgende editie. Belangrijker dan de rangschikking zelf is uiteraard het feit dat inzichtelijk wordt of en hoe gemaakt beleid zich vertaalt in het bereiken van concrete duurzaamheidsdoelen.
Voor de respectievelijke interactieve plaatjes klik hier: mensen, planeet, voorspoed en participatie).
Duidelijk wordt dat deze perspectieven verschillende inzichten geven van de mate van progressie in iedere pijler. Ieder perspectief vertelt een eigen verhaal. In die vergelijking schuilt mijns inziens ook de waarde van de SDI, omdat die verhalen inzichtelijk maken welke actie juist wel of juist niet gaat werken. In de uiteindelijk beoogde (en ambitieuze) opzet zou er per cluster (of zelfs per land) op beleidsniveau inzicht moeten komen in sterktes, zwaktes, uitdagingen en kansen om tot duurzame ontwikkeling te komen. Of het zover komt hangt uiteraard vooral af van de input die ik hoop te krijgen.
De ranking voor de SDI 2023 per land bewaar ik voor het laatst. De lijst is lang en geeft totaalscores per land voor de SDI en de pijlers. Een volgende versie van de SDI moet inzicht gaan geven in de progressie van de index en de samenstellende onderdelen daarvan.
Ik hoop dat dit initiatief professioneler en inhoudelijker kan worden naarmate er meer input en ondersteuning komt. Hoe mooi zou het zijn door samenwerking en met gerichte kennis en expertise de op dit vlak cruciale impact te creëren!