Source: Media.com
Zijn de Conservatieven het slachtoffer geworden van de ‘Wet van Murphy’ (“if there’s more than one way to do a job and one of those ways will end in a disaster, then somebody will do it that way”) of is het allemaal nog triester?
Brexit had op veel verschillende manieren vorm kunnen worden gegeven. De vorm die de radicalen binnen de Conservatieve fractie via Boris Johnson hebben afgedwongen, is er echter een die het Verenigd Koninkrijk en de Conservatieve partij wel heel erg op afstand zet. Sinds de grote ‘sprong voorwaarts’ op 31 januari 2020, is er eigenlijk weinig goed gegaan. Is dit domme pech of is dit grotendeels terug te voeren op de mateloze arrogantie waarmee elke door deskundigen aangevoerde complicatie, lichtzinnig weggewuifd werd als bangmakerij?
Toegegeven moet worden dat Covid-19 een enorme spelbreker was, maar dat geldt voor ieder land en dus ook voor die welke inmiddels meer dan acht jaar meegenomen zijn in mijn Brexitmonitor. Laten we de afgelopen vier jaar, sinds de Brexit een feit is, tegen het licht houden. De propaganda waarmee veel Britten de Brexit zijn ingerommeld is op deze plek al vaak besproken, maar wat laten de harde cijfers zien?
Economische groei
Hoewel de Brexit vooral op ideologische gronden aan de Britten is verkocht door de Leave-campagne (“Let’s take back control”) speelden ook sociaal-economische overwegingen een belangrijke rol in de keuze die kiezers maakten (“We send the EU £350 million a week, Fund the NHS instead”, “It’s safer for jobs to VOTE LEAVE”). Inmiddels is meer dan vier jaar verstreken en lijkt de economie relatief alleen maar te zijn gekrompen en is de werkgelegenheid niet toegenomen. Het is echt verbijsterend om te zien in welke mate de economische groei na het uittreden van het Verenigd Koninkrijk is achtergebleven bij de groei van de Eurozone en Nederland.
Het bbp (GDP) per hoofd van de bevolking is eind 2023 lager dan toen de Brexit op 1 februari 2020 daadwerkelijk een feit werd. In een periode met hoge inflatie is in absolute zin zelfs sprake van krimp. Afgezet tegen het groeitempo van het bbp in de Eurozone is (virtueel) meer dan £425 miljard verdampt. De gevolgen voor de Britten en het bedrijfsleven zijn daarmee enorm. Alsof dit nog niet schokkend genoeg is, wordt ook steeds duidelijker dat er grote achterstand is in investeringen in de publieke infrastructuurr. Scholen worden gesloten vanwege instortingsgevaar, het systeem van afvalwaterzuivering is compleet verwaarloosd, wegen en spoorwegen zijn toe aan verbeteringen en moderniseringen, om nog maar te zwijgen van de inspanningen die nodig zijn om de energietransitie mogelijk te maken. Het is onmogelijk hier een prijskaartje op te plakken. Juist om die reden wordt bijvoorbeeld ook de hoognodige renovatie van het Britse parlement steeds vooruitgeschoven. De laatste indicatie gaat uit van £22 miljard en verbouwingsduur van 76 (!) jaar, maar geen politicus wil verantwoordelijkheid nemen voor dit in de publieke opinie gevoelige en wat kosten betreft onzekere project.
Gelet op de ambitie om Britse banen veiling te stellen als motief voor de Brexit, is het des te opvallender dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid achter is gebleven bij de verwachting (de banen die buitenlanders bezet hielden, zouden nu aan Britten toevallen). Ik kijk hierbij naar het cijfer van de arbeidsparticipatie (employment rate) dat aangeeft hoeveel mensen die kunnen werken, ook daadwerkelijk deelnemen aan het arbeidsproces.
In het Verenigd Koninkrijk schommelt dat rond de 75%, in Nederland bijvoorbeeld rond de 80%. Ook hier zijn de uitkomsten voor de Britten, zeker als je die afzet tegen die van de Eurozone en Nederland, wederom niet positief en zal zeker ook invloed hebben gehad op de achterblijvende economische groei.
Op de NHS kom ik verderop in dit stuk terug.
Migratie
Een ander kernpunt voor de Brexiteers was dat door het ontbinden van de relatie met de EU, migratie weer controleerbaar zou worden. Ook deze zeepbel is inmiddels ontkracht. Het aantal vluchtelingen dat de oversteek waagt in kleine bootjes is sinds 2019 spectaculair gestegen. Waren dat er in de jaren 2018 en 2019 nog gemiddeld 1.071 per jaar, sinds 2020 zijn dat er gemiddeld 28.050 per jaar (met een hoogtepunt van 45.774 in 2022). Dit is echter maar een fractie van de feitelijke toeloop per boot en vliegtuig.
Daar waar de bevolking met een Britse en EU-nationaliteit in totaal iets gedaald is, is de instroom van mensen met een niet-EU-nationaliteit de afgelopen vier jaar met meer dan 1,8 miljoen toegenomen. De Britse regerering krijgt er duidelijk geen vat op en zit inmiddels met een ongemakkelijk probleem. Het laatste rapport hierover van het ministerie van Binnenlandse Zaken stelt dat alleen al de opvang van asielzoekers in hotels £8 miljoen per dag kost. Daarnaast heeft de regering Sunak zich door allerlei hoepels moeten wringen om de kansloze Rwanda-deal door het parlement te krijgen. Inmiddels heeft Sunak verklaard dat de uitzetting van vluchtelingen niet voor de verkiezingen zal plaatsvinden. Daarmee geeft hij de komende (waarschijnlijk Labour) regering de gelegenheid, dit inmiddels veel aandacht- en geldverspillende plan in de ijskast te zetten. De conclusie kan geen andere zijn dan dat (ook) het hele anti-migratiebeleid (voor zover daar al enige sprake van was) heeft gefaald.
COVID-19
Boris Johnson vond dat zijn aanpak van COVID-19 onderstreepte hoe juist het besluit was om uit de EU te stappen. Daar valt vrij veel op af te dingen. Het enige succes waarmee hij heeft kunnen ‘scoren’ is de snelheid waarmee het door het Verenigd Koninkrijk omhelsde Astra-Zenica vaccin is goedgekeurd en uitgerold.
Tot begin mei 2021 had het Verenigd Koninkrijk wat uitrol betreft de zaken duidelijk beter voor elkaar dan de rest van Europa en zeker ook Nederland. Daarmee is het succesverhaal wel een beetje afgelopen.
Toen de pandemie zich in februari 2020 steeds nadrukkelijker manifesteerde, duurde het relatief lang voor de Britse regering onder Johnson’s leiderschap in actie kwam. Niet veel later werd Johnson ook met COVID-19 gediagnostiseerd waarmee de ernst van de situatie pas echt tot de politieke top van het land doordrong. Het ‘overschot’ aan oversterfte dat het Verenigd Koninkrijk te verduren heeft is behoudens een korte onderbreking in het najaar van 2020, tot zeker maart 2021 hoger geweest dan in de andere in bijgaand overzicht opgenomen landen. Pas toen de vaccinatiecampagne goed onderweg was en de COVID-19-beperkingen naar een voldoende hoog niveau waren gebracht, is de oversterfte relatief ‘onder controle’ gekomen. De balans van dit alles is dat inmiddels het aantal bevestigde COVID-19-doden in het Verenigd Koninkrijk 3.438 per miljoen inwoners bedraagt, wat toch substantieel meer is dan de sterfte in de EU als geheel van 2.802 per miljoen inwoners, en dat in Nederland met 1.308 (meer dan de helft lager!). Voor enige tevredenheid over het eigen leiderschap op dit vlak, lijkt voor Johnson dan ook weinig grond.
Gezondheidszorg (National Health Service: NHS)
Een van de grote beloften van de Britse ‘Leave-campaign’ was dat het geld dat de Britten bijdroegen aan de EU, ingezet kon worden voor andere doeleinden. Beroemd was de slogan ‘We send the EU £350 million a week, let’s fund our NHS instead’. COVID-19 heeft de kosten van de gezondheidszorg wereldwijd doen exploderen de afgelopen jaren. In die zin is strikt genomen ook de Britse geldstroom richting de NHS ruim boven de belofte uitgekomen. Probleem is echter dat het geld nog niet ten goede is gekomen aan de verbetering van de kwaliteit en het terugbrengen van de wachtlijsten waar de NHS al jaren onder lijdt.
Sinds Brexit is het beeld zelfs ernstig verslechterd. De NHS was traditioneel, naast het koningshuis, nog een van de weinige ‘heilige huisjes’ waar de Britten geen kwaad woord over wilden horen.
Dat sentiment lijkt inmiddels, en vooral sinds begin 2022, aan bijstelling onderhevig. Was in 2019 nog 60% van de Britten zeer of redelijk tevreden over de wijze waarop de NHS functioneerde, inmiddels is dat nog maar 24%. Hier is meer aan de hand dan slechts een negatieve reactie op het ‘onvermogen’ van de Britse gezondheidszorg te reageren op de nasleep van de problemen die samenhingen met de COVID-19-uitbraak. Sterker nog, tijdens COVID-19 was de steun voor de NHS massaal.
De NHS heeft, sinds de Conservatieven vanaf 2010 aan de macht zijn, volgens de British Medical Association ten opzichte van de historische trend, in totaal £362 miljard minder geld ontvangen (zelfs als rekening gehouden wordt met de extra, gedurende COVID-19 ontvangen gelden. Dit heeft grote gevolgen gehad voor gebouwen, bezetting en kwaliteit. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er de laatste jaren wel fors is gewerkt aan de personele bezetting van de NHS. Sinds december 2019 is de bezetting bij NHS England bijvoorbeeld, met bijna 19% toegenomen. Dit zal zich op enig moment vertalen in een betere kwaliteit en het teruglopen van de wachttijden. Hoelang het dan nog duurt voor het sentiment keert, zal moeten blijken.
Overheidsfinanciën
In theorie en naar ik verwacht ook in de ogen van al degenen die voor ‘Leave’ hebben gestemd zou vierenhalf jaar Conservatief leiderschap post-Brexit zonder ‘kostenverslindende’ Brusselse bemoeizucht, positief moeten uitpakken op de staatsfinanciën. Met een plan en goed beleid, zou het Verenigd Koninkrijk, op basis van de eigen retoriek, beter af zijn buiten de EU dan erin. Ook dat blijkt in de praktijk tegen te vallen.
Wederom is COVID-19 geen excuus, maar wel het feit dat het Verenigd Koninkrijk geen uitgewerkt plan had voor de periode post-Brexit. Zelfs na de uittreding, met een ruime en gewillige meerderheid in het parlement, is de Britse regering er niet in geslaagd de ideologische veren af te schudden en serieus werk te maken van het realiseren van de beoogde voordelen van de Brexit. De staatsschuld blijft oplopen; sinds 2019 is deze meer dan 13% hoger dan het gemiddelde van de landen in de Eurozone. Problematischer is echter dat ‘de markten’ van het Verenigd Koninkrijk een aanzienlijke risicopremie verlangen om de schuld te financieren. Sinds de uittreding ligt de rentelast over de staatsschuld inmiddels gemiddeld 42% hoger dan die in de Eurozone. Onder het rampzalige kabinet Truss is dit zelfs tijdelijk 93% (!) geweest. Dit is geen uiting van vertrouwen in het door de Britten gevoerde beleid; eerder is sprake van een binnen de financiële markten toenemend ongeloof in de levensvatbaarheid van het hele Brexit-project.
Alles bij elkaar wordt hiermee een somber beeld geschetst van hetgeen de Brexit het Britse volk gebracht heeft. Het uit puur opportunisme en arrogante incompetentie doen van valse beloften is onverantwoord en destructief. Duidelijk is geworden dat zonder een doortimmerd en werkbaar plan het een recept is voor ondermijning van burgers, ondernemers en de maatschappij en daarmee funest is voor het vertrouwen van burgers in politiek leiderschap. Het zou een waarschuwing aan iedereen moeten zijn om de goedkope retoriek van valse profeten niet serieus te nemen.
Het is vooral de angst voor Nigel Farage geweest, die bij de Europese Parlementsverkiezingen van 2014 een derde(!) van de 73 Britse zetels met zijn UKIP-partij wist binnen te halen, wat de toenmalige premier David Cameron er definitief toe deed besluiten de relatie met de EU onderwerp van discussie te maken. De anti-EU- en anti-migratie-agenda van UKIP heeft voor de Britten uiteindelijk destructieve gevolgen gehad. Uit deze gang van zaken zijn lessen te trekken. Binnen Nederland en elders in de EU spelen anno 2024 dergelijke sentimenten nog steeds (en sterker). Wederom zijn er partijen op nationaal niveau die opportunistisch inspelen op een al dan niet legitiem sentiment bij burgers en slagen zij erin deze gevoelens te voeden en verder aan te wakkeren. Tussen emotie en realiteit zit een bijna niet te overbruggen verwachtingskloof, die uiteindelijk alleen maar verliezers oplevert.
Inmiddels zitten de Britten met hun Brexit-erfenis en is de Labour-partij door de massale afkeer van kiezers van de Conservatieven, waarschijnlijk degene die de scherven moet oprapen en weer lijmen. Op 5 juli weten we hoe groot het mandaat van de kiezer aan Labour is. Hoe groot dat ook zal blijken te zijn, het zal hun taak er niet eenvoudiger op maken.
Brexitmonitor vierde kwartaal 2023
Deze monitor dient om inzicht te krijgen in de economische gevolgen van de Britse uittreding uit de EU, zowel voor de Britten zelf als voor de EU en Nederland. Hiervoor heb ik zes feitelijke parameters geselecteerd uit de reële economie en een tweetal die indicatief zijn voor het vertrouwen daarin (zie mijn eerste Brexitmonitor voor een toelichting en een nadere uitleg hiervan).
Dit alles geeft het volgende beeld.
Waar de economie in de Eurozone en Nederland zich binnen de voor de monitor gekozen parameters gematigd positief blijft ontwikkelen, lijkt de Britse economie juist iets te stagneren. De economie van de Eurozone is over het gehele jaar 2023 van de drie economieën de best presterende; over het laatste kwartaal gaat die eer naar Nederland. Het sentiment verloopt via overwegend anticyclische lijnen. Een dip in de feitelijke prestaties lijkt bijna automatisch te leiden tot een verwachting dat alles snel beter zal gaan. Het omgekeerde is nu ook het geval. Opmerkelijk is dat de Britten over het algemeen relatief optimistischer zijn dan waar de realiteit aanleiding toe geeft.
Veranderingen ten opzichte van het derde kwartaal 2023 en een jaar terug
In het vierde kwartaal 2023 is het Verenigd Koninkrijk, qua prestatie in de Brexitmonitor, verder achterop geraakt. Zorgen gaan specifiek uit naar de overheidssector, waar zowel het begrotingstekort en de nationale schuld verder toenamen. Ook de ontwikkeling van het bbp per hoofd van de bevolking baart zorgen. De arbeidsparticipatie lijkt in het Verenigd Koninkrijk iets aan te trekken, waar Nederland aan de grenzen van het best haalbare lijkt te zijn aangekomen. De ontwikkeling van de beloningen in de financiële sector zijn over alle economieën stijgende. De export heeft het juist zwaar en daalt (in Nederland zelfs significant meer dan in de Eurozone en het Verenigd Koninkrijk).
Het is wel belangrijk te realiseren dat deze indicatoren algemeen van aard zijn en weinig tot niets zeggen over specifieke zaken als onvrede over het functioneren van de democratie, wachttijden voor behandeling bij de NHS, de druk die de hogere energie- en voedselprijzen leggen op veel huishoudens, achterblijvende lonen in de publieke sector die aanleiding geven tot arbeidsonrust, etc. Deze zaken voeden de onvrede en bepalen het sentiment, zonder dat er een 100% relatie met de Brexit is te leggen. Toch is die er wel, omdat Brexit inmiddels zo ongeveer alle facetten van het Britse leven raakt (door wetgeving, arbeidsmarkt, handel, grensverkeer, etc.). De Brexitmonitor geeft inzicht in de mate waarin de betreffende economieën reageren op al die omstandigheden waarbij voor het Verenigd Koninkrijk de Brexit een belangrijke en bepalende interne factor is. In de vergelijking met de andere economieën kan, bij overigens min of meer gelijke externe omstandigheden, een indicatie gevonden worden welke invloed de Brexit heeft op de Britse economie.
Voorstaande zag op veranderingen op een termijn van een kwartaal. Dat is heel kort. Daarom is het goed om ook de wat langere termijn van een jaar in de beoordeling te betrekken. Over een jaar genomen is de positie van het VK zorgelijk te noemen. Afgezien van de inkomens in de financiële sector en een kleine plus bij het terugdringen van het begrotingstekort, staan alle indicatoren daar in het rood. Bij alle economieën in de monitor is de ontwikkeling van de export over het afgelopen jaar zorgelijk te noemen. Met name exportland Nederland heeft veel last van kwakkelende economieën elders. De Eurozone springt er negatief uit waar het gaat om de ontwikkeling van de huizenprijzen.
Bovenstaand overzicht laat de relatieve waarden zien, met het vierde kwartaal 2019 als ijkpunt (index = 100). In onderstaande tabel zijn de absolute waarden opgenomen voor het vierde kwartaal 2023 waardoor een beter inzicht mogelijk is in de orde van grootte waarin de uitkomsten zich bewegen. Pas als de absolute waarden in aanmerking worden genomen blijkt dat de Britse economie, met uitzondering van haar financiële sector, behoorlijk schraal afsteekt tegen die van Nederland.
Tot slot
De Conservatieven hebben veertien jaar hun stempel gedrukt op de Britse politiek, waarvan de laatste (meer dan) vier jaar buiten EU-verband. Dat hebben de Britten geweten. Het Verenigd Koninkrijk staat er niet goed voor, mist leiderschap en een heldere kijk op de toekomst, en heeft internationaal veel aanzien en invloed verloren.
Op 4 juli gaan de Britten naar de stembus. Het moet wel erg vreemd lopen als de in de peilingen aan Labour toegedachte verkiezingswinst aan deze partij voorbij gaat. Het blijft het Verenigd Koninkrijk, en drama hangt altijd in de lucht, dus niets is zeker. Labour heeft zich in de aanloop naar de aankondiging van de verkiezingsdatum redelijk op de vlakte gehouden, behoudens het tijdig afstand nemen van toezeggingen die inmiddels niet meer houdbaar waren. Een verstandig besluit lijkt me, omdat dat de partij minder kwetsbaar maakt voor aanvallen van tegenstanders over het realiteitsgehalte van haar plannen.
Opmerkelijk is echter wel dat er nog geen verkiezingsprogramma’s beschikbaar zijn, waarmee de partijen de verkiezingen ingaan. Dat gezegd hebbende is overigens inmiddels wel redelijk duidelijk waar beide grote partijen voor staan. De Conservatieven zullen vasthouden aan het vijf-punten plan dat Rishi Sunak betrekkelijk kort na zijn aantreden heeft gepresenteerd (maar nog niet heeft gerealiseerd). Een nieuwer plan presenteren staat gelijk aan (wederom) toegeven dat ook dit beleid mislukt is. Labour heeft wat meer manoeuvreerruimte, maar lijkt (althans vooralsnog) weg te blijven van traditionele stokpaardjes zoals belastingverhoging, sociale gelijkheid en hervormingen. In plaats daarvan stellen zij zich behoudend en afwachtend op. Het lijkt erop dat ze de verkiezingen afwachten; de stemmen komen nu immers zonder beleid ook wel hun kant op. Ik verwacht dat ze pas als ze aan de macht zijn, de balans van veertien jaar Conservatief beleid breed uitgemeten en gekwantificeerd aan het volk presenteren (als een soort inventarisatie van de lijken in de kast) om vervolgens concreet hun plannen voor de toekomst te presenteren. Tot die tijd moeten we het doen met algemeenheden en sussende teksten.
Het voortzetten van de Brexit-monitor in de huidige vorm lijkt me, gegeven de vermoedelijke ‘regime change’ minder zinvol, hoewel ik niet uitsluit dat ik jaarlijks toch nog een vinger aan de pols zal houden, maar vooral om te zien ‘hoe het afloopt’!