Bron: Ferguson for Financial Times
Dit jaar staan er een recordaantal verkiezingen gepland die grote invloed kunnen hebben op de geopolitieke omgangsvormen in de komende decennia. In meer dan 70 landen wereldwijd, met in totaal bijna 4 miljard inwoners, worden nieuwe presidenten of volksvertegenwoordigers gekozen. In slechts een deel van die landen, gelukkig nog een meerderheid, verdient die verkiezing ook echt het predicaat democratisch.
Het aantal landen waar in feite niets te kiezen valt is verontrustend groot. Voor ruim 800 miljoen burgers in 22 landen is in feite de keuze voor de winnaar al gemaakt voor de kiezers goed en wel bij de stembus aankomen. Dit is het geval in landen die, volgens de indeling van de Economist Intelligence Unit’s Democracy Index, een autoritaire staatsvorm kennen; niet zelden zijn dit landen die in hun officiële naam het woordje democratisch of een verwijzing naar een godsdienst hebben opgenomen. Democratisch in naam, dictatoriaal in wezen.
Het kaartje hieronder laat zien welke landen zich waar in de pikorde van de Democracy Index bevinden. Volle democratieën scoren 8 of hoger, gemankeerde (‘flawed’) democratieën tussen de 6 en de 8, hybride regimes tussen 4 en 6 en autoritaire regimes lager dan 4. Voor een uitgebreide uitleg van de verschillende categorieën verwijs ik naar bovenstaande link naar de Democracy Index.
Het gaat niet goed met ‘de democratie’. In vergelijking met 2008 is de toch al niet briljante gemiddelde score van alle in de Democracy Index onderzochte landen, van 5,55 (op een schaal van 10), teruggelopen naar nu 5,23. Afgezien van een gemiddelde toename van politieke betrokkenheid, zijn de andere samenstellende delen van de scores binnen de Democracy Index gestaag teruggelopen. En aangezien lagere scores vrij vaak samengaan met gewapende conflicten en onderdrukking, is het zaak het tij te keren.
Economist Intelligence Unit: 2024 Democracy Index report
Het is daarom belangrijk stil te staan bij de categorie landen die tussen volle democratieën en hybride regimes in zitten: de zogenaamde gemankeerde democratieën. Dit zijn landen die zich op een kantelpunt bevinden en daarmee kwetsbaar zijn voor ondermijnende invloeden van buitenaf en cynisme van binnenuit.
Verreweg het grootste aantal kiezers bevindt zich in landen die in deze groep vallen. Het gaat om 27 landen met meer dan 2,3 miljard inwoners. In deze landen is in het algemeen sprake van vrije en eerlijke verkiezingen, ook al zijn er wezenlijke zwakheden van institutionele, culturele en participatieve aard in de wijze waarop de democratie functioneert. Van deze landen bevinden zich er zestien in de EU. De kiezers in die landen gaan dit jaar, net als in de andere EU-staten het geval is, naar de stembus om nieuwe vertegenwoordigers voor het Europees Parlement te kiezen. We moeten hierbij onderscheid maken tussen enerzijds de democratische situatie in betreffende zestien lidstaten zelf, en het supranationaal instituut waarop de burgers uit die landen in juni hun stem gaan uitbrengen. Juist bij burgers uit landen waar de kwaliteit van de democratie onder druk staat, is de EU populair. Zowel het vertrouwen in de EU-Commissie als het vertrouwen in het Europees Parlement is daar gemiddeld aanzienlijk hoger dan het vertrouwen in de nationale regering en het nationale parlement (14% respectievelijk 20%). Het helpt dat de positie van het Europees Parlement in de loop van de tijd sterker is geworden. Het is inmiddels een orgaan dat haar wetgevende, toezichthoudende en financiële bevoegdheden volwaardig en autonoom kan uitoefenen.
De Verenigde Staten
De belangrijkste verkiezing dit jaar vindt echter plaats in de Verenigde Staten. Dit land is afgegleden van een volle democratie (tot 2015) naar een gemankeerde democratie (sinds 2016). Ik gebruik het als voorbeeld voor de gevaren die ons te wachten staan als we de waarden van onze democratie veronachtzamen. Op 5 november beslist de Amerikaanse kiezer over de toekomst van de Amerikaanse democratie en de plaats van de Verenigde Staten in de wereld.
Ego van een vermeende profeet
Niet eerder in de geschiedenis van de Verenigde Staten waren de binnen- en buitenlandse politieke verhoudingen zo ondergeschikt aan het ego, narcisme, de nietsontziende overlevingsdrang en rancune van één man. Ook na zijn nederlaag in de presidentsverkiezing van 2020, is Donald Trump in het absolute middelpunt van media-aandacht gebleven. Hij beheerst dit ambacht tot in de puntjes, zoals goed beschreven in dit artikel.
Dat gezegd hebbende blijft het toch opmerkelijk dat hij zich staande weet te houden. De lijst van incidenten en beschuldigingen is lang, zo lang dat het niet eens meer bijzonder is, eigenlijk normaal lijkt. Ik zet de belangrijkste incidenten toch maar weer eens op een rijtje, juist omdat het wél bijzonder en niet normaal is; het is ondermijnend en verlamt alles en iedereen.
Wanneer je Trumps acties afzet tegen de grieven die ter rechtvaardiging van de onafhankelijkheidsverklaring in 1776 door de Verenigde Staten tegen het Britse koninkrijk werden ingebracht, mag het zelfs een klein wonder heten. Zo bont als de Britten heeft Trump het (nog) niet gemaakt, maar dat neemt niet weg dat ook Trump, net als de Britse koning George III in 1776, verweten kan worden dat hij:
zijn goedkeuring onthouden heeft aan door het Congres aangenomen wetten;
publieke ambtsdragers chanteert en onder druk zet om goedkeuring aan wetten en besluiten te onthouden die hem politiek onwelgevallig zijn;
bij presidentieel besluit de grondwettelijke rechten van Amerikaanse, maar in het buitenland geboren staatsburgers, wil ontnemen;
rechters heeft benoemd en beïnvloed om in zijn voordeel politieke geschillen te beslechten;
heeft aangezet tot een binnenlandse opstand tegen het wettelijk gezag.
Daarnaast, hoewel in zichzelf waarschijnlijk niet strafbaar want vallend onder de ‘vrijheid van meningsuiting’, kan Trump aangerekend worden dat hij:
democratische waarden ondermijnt door het normaliseren van anti-grondwettelijk reactionair gedachtengoed naar buitenlands, ondemocratisch voorbeeld.
vast blijft houden aan een volstrekt ongefundeerd, en door meer dan vijftig rechtbanken verworpen, narratief over de frauduleuze uitkomst van de presidentsverkiezingen van 2020;
een buitenlandse mogendheid uitnodigt zich te mengen in binnenlandse politieke aangelegenheden en steun zoekt bij diezelfde buitenlandse partij om NAVO- verdragspartners achter de broek te zitten.
Om de opsomming niet nog langer te maken ga ik niet in op de talloze fraudes, omkopingen en andere zaken waar Trump bij betrokken is (geweest). Op dit moment is Trump verwikkeld in vier grote strafzaken, waarbij hij terecht staat voor 121 aanklachten.
In ieder ander (normaal) land zou iemand met een dergelijk resumé nooit meer in aanmerking komen voor welk verkiesbaar ambt dan ook. Maar de Verenigde Staten is kennelijk geen normaal land; ieder gevoel van politieke of juridische proportionaliteit is daar inmiddels ver te zoeken.
Net als iedere burger heeft Trump, (ex-)president of niet, zich te houden aan de wetten van het land. Zelfs aanwijzingen van de president in de uitoefening van het federale bestuur (‘executive orders’) moeten in overeenstemming zijn met de grondwet dan wel met een wet van het Congres waarin die bevoegdheid expliciet aan hem is gedelegeerd. Hetzelfde geldt voor de absolute immuniteit. Een overheidsdienaar, inclusief de president, geniet slechts immuniteit voor activiteiten die liggen binnen de grenzen van zijn bevoegdheden. De Amerikaanse grondwet zegt niets over civiele of strafrechtelijke immuniteit. Als betwiste handelingen getoetst moeten worden aan het criterium of ze al dan niet verricht zijn binnen de grenzen van de uitgeoefende, bestuurlijke of uitvoerende bevoegdheden, dan is het lastig voor te stellen dat dergelijke handelingen verricht buiten dat kader, een (ex)president immuniteit zouden opleveren. Een andere interpretatie zou hem boven de wet stellen, en dat is juist waartegen de Amerikanen in 1776 in opstand kwamen. Toch is dat precies wat Trump betoogt in zijn beroep tegen de uitspraak van het Federale Hof van Beroep, waarin hem immuniteit werd onthouden voor zijn pogingen de uitkomst van de presidentsverkiezingen van 2020 te beïnvloeden. Daarbij stelt Trump dat de tegen hem ingebrachte aanklachten, hem ernstig hinderen in zijn verkiezingsstrijd voor de presidentsverkiezing in november.
De Amerikaanse Hoge Raad zal in juni uitspraak doen over de vraag of, en zo ja in hoeverre, een voormalige president zich met succes kan beroepen op immuniteit van strafvervolging voor daden die betrekking hebben op veronderstelde officiële handelingen die zijn verricht gedurende zijn zittingstermijn. Enerzijds lijkt dit een erkenning dat onderscheid moet worden gemaakt tussen ‘officiële’ handelingen en ‘niet-officiële’ handelingen. Anderzijds blijft de vraag op tafel liggen of de handelingen waarvoor Trump nu gedagvaard is, dan aan te merken zijn als officiële handelingen of niet. Het zou me verbazen als de Hoge Raad zich over die laatste vraag specifiek zal uitlaten. Hoe dan ook zal door de grote verdeeldheid binnen de Amerikaanse samenleving, de beslissing grote consequenties kunnen hebben voor het vertrouwen in het Amerikaanse juridische systeem.
Intussen is de stroperigheid van het gehele proces tandenknarsend en dreigt dit de rechtsgang rond de vele aanklachten ernstig te verstoren. Wel moet worden bedacht dat Trump zich al in november 2022 kandidaat stelde, en alle aanklachten van later datum zijn. Of dit juridisch een voorrangsprobleem oplevert kan ik niet overzien, maar geeft, lijkt mij, wel weer een ingang voor verdere vertraging.
In eerdere stukken over de Verenigde Staten heb ik regelmatig mijn zorgen uitgesproken over andere aspecten rond het functioneren van de Amerikaanse democratie. Het wordt wat mij betreft almaar duidelijker dat macht en geld een steeds grotere invloed hebben op de wijze waarop politieke en deelbelangen vertegenwoordigd en behartigd worden. Daarnaast zijn er grote zorgen over het goed functioneren van de rechtsstaat.
Electorale representatie
Om aanspraak te kunnen maken op een zetel in een van de kamers in het Amerikaanse Congres, is steeds meer geld nodig. In de betrekkelijk korte tijd van veertien jaar (8 verkiezingsronden) is de gemiddelde ‘koers’ voor een zetel in het Huis van Afgevaardigden verdubbeld naar $2.790.000 per succesvol gewonnen zetel, en die in de Senaat verdrievoudigd naar $27.525.000. In totaal is in 2022 door alle kandidaten samen, bijna $ 9 miljard gespendeerd om in een van beide huizen van het Congres verkozen te worden (360% meer dan in 2008!).
Dit is niet alleen dramatisch omdat het illustreert dat aan zetels stevige prijskaartjes hangen, maar ook dat toegang tot parlementaire vertegenwoordiging geen (voor)recht is, maar handelswaar. De implicaties die dit heeft voor een evenwichtige en rechtvaardige vertegenwoordiging van alle lagen van de Amerikaanse maatschappij (gender, afkomst, geloof, welstand, levensovertuiging, etc.) zijn enorm. Een analyse uit 2021 laat zien dat op alle fronten sprake is van ondervertegenwoordiging van minderheden in het Congres. De meest opvallende uitkomst is echter wel dat 78% van de leden van het Congres, zelf tot de top 10% meest vermogende Amerikanen behoren (40% van de leden behoort zelfs tot de top 1%). Andersom blijkt dat slechts 0,5% van de leden van het Congres behoren tot de 40% minst vermogende Amerikanen. Je hoeft geen cynicus te zijn om twijfels te hebben of binnen dit systeem voldoende waarborgen bestaan voor een evenredige behartiging van kiezersbelangen, laat staan die van minderheden en/of zwakkeren.
Hoewel wel degelijk relevant, ga ik hier niet in op het Amerikaanse systeem van meerderheidsvertegenwoordiging (‘winner takes all’) en de akelige manipulatie met grenzen van kiesdistricten om politiek gunstiger uitkomsten te realiseren (‘gerrymandering’). Beide gaan ten koste van minderheden en bevoordelen in samenhang de zittende macht.
Vertegenwoordiging van deelbelangen
Een tweede factor die invloed heeft in de wijze waarop belangen vertegenwoordigd worden is de macht van de lobbyindustrie. Dankzij Amerikaanse wetgeving die een grote(re) mate van transparantie afdwingt is het mogelijk inzicht te krijgen in de omvang van opdrachtgevers achter lobbyactiviteiten. Deze kennis is verhelderend, maar stemt niet tot grote vreugde.
Het is een belangrijke industrie met, op federaal niveau in 2023, een kleine 13.000 geregistreerde lobbyisten die goed waren voor een totale omzet van $4,26 miljard.
De omvang van de in het geding zijnde bedragen maakt duidelijk dat de belangen groot zijn. Ook valt op dat niet-zakelijke belangengroepen, zoals bijvoorbeeld vakbonden (‘labor’) en ideologische belangen (bijvoorbeeld mensenrechten, pro/anti-abortus, eigen wapenbezit, etc.), in het grote geheel betrekkelijk marginaal zijn. Het is zeer gebruikelijk dat leden van het Congres direct inkomen verkrijgen van, of aandelen hebben in, bedrijven waarvan belangen in Washington worden bepleit. De rol van een volksvertegenwoordiger is, lijkt mij, het behartigen van de belangen van zijn kiezers in het Congres, het bijdragen aan het wetgevend proces op federaal niveau en het controleren van de uitvoerende macht. De belangen van ondernemingen zijn daarmee ondergeschikt aan die van de kiezer, de burger. In de praktijk heeft het er echter alle schijn van dat het omgekeerde waar is. Voor het goed functioneren van, en het vertrouwen van kiezers in, een democratie, is dit funest. Het moet volstrekt helder zijn welke belangen gediend worden. Afhankelijkheid van volksvertegenwoordigers van bijdragen aan de campagnekas, het vervullen van bestuursfuncties, adviseurschappen of aandelenbelangen in die bedrijven, leidt tot mogelijke (al dan niet optische) belangenverstrengelingen.
[Voor meer inzicht in de geldstromen rond federale functies en verkiezingen, kan ik aanraden een kijkje te nemen op de site van OpenSecrets, waar deze in detail in kaart zijn gebracht.]
Gelijke bescherming onder de wet
Een van de belangrijke onderscheidende criteria voor de kwaliteit van een echte democratie, is dat de burger kan rekenen op een eerlijk proces en op gelijke behandeling voor de wet. Dit is een kwetsbaar punt, want weinig landen zijn op dit vlak geheel vrij van grove dwalingen en blunders. Voor een gedegen vergelijking val ik terug op de inspanningen van het World Justice Project dat inzicht vergaart in de kwaliteit van de rechtsstaat in 142 landen. Om een vergelijking mogelijk te maken heb ik de Verenigde Staten afgezet tegen Nederland en het gemiddelde van 39 andere landen die net als de Verenigde Staten en Nederland worden aangemerkt als ‘High Income’ landen. Uit deze groep heb ik een aantal kleine eilandstaten en landen met autocratisch bestuur verwijderd om de vergelijking zuiver te houden.
Met uitzondering van het onderdeel ‘Open Government’ en een beperkt aantal andere onderdelen, pakt de vergelijking voor de Amerikanen slecht uit. In het oog springen de constateringen dat de toegang tot het recht onbetaalbaar is en dat het systeem langzaam werkt, discrimineert en partijdig is. Dat zijn ernstige tekortkomingen die ondermijnend werken voor het vertrouwen in het systeem. Treurig is dat de tendens dalende is. Waar in hetzelfde onderzoek in 2015 de Verenigde Staten in 2015 nog een 19de plek in de WJP-Rule of Law Index bezette, is dat nu in 2023 slechts een 26ste plek.
Implicaties
De Verenigde Staten zijn een land waar macht en invloed te koop is en waarbij het recht niet voor iedereen op dezelfde wijze toegankelijk is. Een land waar de belangen van het bedrijfsleven bij gekozen en benoemde overheidsdienaren op het oog zwaarder lijken te wegen dan die van burgers. Een land, waar een burger ermee wegkomt zich als autocraat te gedragen, zijn tegenstanders openlijk te bedreigen, zijn hele partij te gijzelen met zijn gunst en toorn, iedereen naar zijn pijpen te laten dansen en zijn achterban te laten geloven dat hij een ‘rockstar’ is. Een land waar de vlam van de revolutie is uitgedoofd en waarden waarop zij is gebouwd heeft veronachtzaamd. Een land dat, als je het langs deze maatstaf legt, tekenen begint te vertonen van een oligarchie, een staat waar de macht in handen is van een kleine elite.
Wanneer een land tot dit niveau is afgegleden, is het lastig weer de weg omhoog te vinden. Politiek laat zich slecht corrigeren en systemen en gewoontes zijn moeilijk tot niet van binnenuit te hervormen. De gevestigde belangen zijn groot en de tegenkrachten machtig. Ik zie een rol voor de rechterlijke macht, maar dat vergt een rechte rug en een onafhankelijke opstelling. Zal het ooit zover komen?
Dit voorbeeld moet een ‘wake-up call’ zijn om het op andere plekken niet zover te laten komen, om te herbezinnen voor het te laat is en om in te grijpen daar waar de rot al heeft toegeslagen. Laat duidelijk zijn dat de EU niet de Verenigde Staten is en de geschiedenis zich nooit op dezelfde manier herhaalt. De parallellen zijn echter onmiskenbaar. De EU mag haar unieke waarden niet veronachtzamen, moet zich niet laten gijzelen door eenlingen die de rechtsstaat minachten, zal het gelijke speelveld tussen burgers, overheid en andere belanghebbende partijen strak dienen te bewaken en zal voorbereid moeten zijn op het zich hard maken voor een gemeenschappelijk(e) buitenlandbeleid en defensiestrategie. Laat zij dit na, dan wordt de deur opengezet voor verrechtsing, minachting en ondermijning. Zwakte is een uitnodiging om de verschillen tussen lidstaten te exploiteren, het onderlinge vertrouwen te ondergraven en nationalisme aan te wakkeren.
Met de verkiezingen voor het Europees Parlement in het vizier, moeten deze zaken worden benoemd en het tij worden gekeerd, voor ook hier de rot doorslaat. Dit vergt een analyse van onze kansen, bedreigingen, sterktes en zwaktes en vraagt om een visie daar mee om te gaan en politiek leiderschap dat past bij het realiseren van onze morele overtuigingen en ambities.