Mijn Brexit-monitor volgt het economische resultaat van de uittreding; in mijn commentaar kijk ik vooral naar de politieke en sociale aspecten daarvan. Het einde van het vierde kwartaal 2020 markeert de overgang naar volledige zelfstandigheid: verlost van de vermeende Brusselse bemoeizucht en stroperigheid.
Op basis van het meest recente onderzoek van YouGov, het Britse opinieonderzoekbureau, blijkt dat Britten nog (steeds) niet onder de indruk zijn van de prestaties van hun regering op dit vlak. Toegegeven, het is veel erger geweest: twee jaar geleden vond 91% van de Britten dat de regering (zwaar) tekortschoot, nu is dat nog (maar?) 48%.
Hoewel de uittredingsvraag bij het in 2016 gehouden referendum met een simpel ja of nee moest worden beantwoord, is de politieke, sociale en economische realiteit vele malen complexer gebleken dan destijds (in ieder geval door VoteLeave) werd voorgesteld. Feit is dat de Brexit-discussie het land, maar ook hele families politiek gezien tot het bot toe heeft verdeeld. Ondernemers lopen tegen allerhande handelsbelemmeringen op en de dienstensector is door de Brexit Europees volkomen buitenspel gezet. De aanstichter van deze brand, Nigel Farage is inmiddels in geen velden of wegen meer te bekennen en zijn opportunistische waterdrager, de huidige conservatieve eerste minister Boris Johnson, wordt gezien als onbetrouwbaar en incompetent.
Loyaliteit
Ironisch genoeg is zijn ooit grootste wegbereider en trouwste adviseur Dominic Cummings degene die hem nu het hardst afvalt. Het was Cummings die de Brexit voor VoteLeave tot een succes maakte en het fundament legde en Johnsons lang gekoesterde wens eerste minister te worden mogelijk maakte. Na zijn weinig eervolle verwijdering uit Downing Street wordt Cummings (al dan niet terecht) als de bron van vele voor Johnson pijnlijke lekken gezien. Of het nu gaat over een voordelige belastingregeling voor de naar Singapore uitgeweken Brexit-vluchteling James Dyson in ruil voor beademingsapparatuur voor COVID-19 patiënten, de bijdragen voor de inrichting van Johnsons Downing Street flat door conservatieve gunstenzoekende sponsors of het tegen beter weten in uitstellen van de lockdown in december, het voorziet de oppositie van gratis ammunitie om Johnsons geloofwaardigheid (verder) uit te hollen.
Net als Donald Trump verwacht Boris Johnson absolute loyaliteit van zijn medestanders. Dit heeft ertoe geleid dat vooral haviken het tot minister hebben geschopt en hij omringd wordt door mensen die te laf of te ambitieus zijn om enig tegengeluid te produceren. Zij die weigeren zich hierin te schikken worden buitenspel gezet. Zo is het parlement op onrechtmatige wijze opgeschort om haar in haar controlerende taak te belemmeren en zijn gematigde conservatieve MP's door hem geschorst toen zij met de oppositie meestemden in een poging de Brexit uit te stellen.
Confrontatiepolitiek
Dit alles wijst op minachting voor fundamentele democratische regels en omgangsvormen. In Nederland maken we ons al weken druk om het al dan niet aanwezig zijn van voldoende tegenmacht. Deze discussie is in het Verenigd Koninkrijk, mede door de cultuur van het in het kiesstelsel ingebakken principe van ‘winner takes all’, in de reeds lang bestaande parlementaire verhoudingen feitelijk non-existent. Op zich is dit echter geen verklaring voor de huidige situatie. Het was absoluut mogelijk binnen de bestaande parlementaire verhoudingen bruggen te slaan naar andersdenkenden. Zeker als je bedenkt dat de mogelijkheid van een harde Brexit in de aanloop naar het Brexit-referendum nooit uitdrukkelijk op tafel heeft gelegen. Ook in de uitslag (52% voor uittreden, 48% tegen) zou in een minder opportunistische omgeving aanleiding zijn gevonden rekening te houden met de (nipte) minderheid. Dit is allemaal niet gebeurd terwijl het voor het land wel goed zou zijn geweest.
Theresa May heeft als eerste minister in eerste instantie wel pogingen ondernomen tot het realiseren van minder vergaande vormen van Brexit, maar keer op keer stuitte ze op verzet van de Brexit-haviken in de Conservatieve partij. Dit verzet is effectief gebleken, hoewel de uitkomst volstrekt anders had kunnen zijn als Labour onder (toen nog) Jeremy Corbyn niet telkens, uit principe, alles afstemde wat May (als Conservatieve premier) voorstelde. Door deze kortzichtige en weinig strategische gedragswijze is Corbyn medeplichtig aan het in het zadel helpen van Boris Johnson. May werd het werken intern en extern steeds moeilijker gemaakt, verloor geloofwaardigheid door alle nederlagen in het Lagerhuis en moest op 24 juli 2019 plaats maken voor Johnson.
Het is moeilijk lichtpuntjes te vinden in de prestaties van Johnson als eerste minister tot nu toe. Zelf zou hij wijzen op het na vierenhalf jaar weten te realiseren van de Brexit na een periode van eindeloze impasse onder May. Feit is inderdaad dat Johnson c.s. de motor zijn geweest achter het uiteindelijk realiseren van de Brexit (na de versie van Theresa May overigens gesaboteerd te hebben). Of dit nu wel of niet in het belang van het Verenigd Koninkrijk als geheel is geweest blijft echter wel de vraag. De boven weergegeven grafiek laat in ieder geval zien dat de Britten zelf nog niet overtuigd zijn.
Vaccinatiestrategie
Daarnaast zou Johnson refereren aan het succes van de COVID-19 inentingscampagne wat hij toeschrijft aan de daadkracht en onderhandelingsvaardigheid van zijn regering. De Britten zijn inderdaad opmerkelijk succesvol geweest in de uitrol van hun vaccinatiestrategie. Ongeveer 75% van de mensen heeft inmiddels tenminste een vaccinatie gekregen. Desondanks valt er wel wat af te dingen op Johnsons ‘claim to fame’ van zijn beleid op dit punt. Uiteindelijk spelen hier twee zaken: de beschikbaarheid van de vaccins en de in de ogen van het publiek veronderstelde betrouwbaarheid daarvan. Wat het eerste betreft lijkt het contract van de Britten met AstraZeneca harder dan dat van de EU en is er in de formulering van de betreffende passages in het contract meer aandacht geweest voor de leveringszekerheid. Het contact van de EU gaat uit van het in de continentaal Europese contractenleer gebruikelijke ‘goede trouw’ bij de uitvoering daarvan. Goede trouw gaat om intenties en omstandigheden waardoor een beroep op het ontbreken daarvan per definitie rechterlijke toetsing vergt. Het Britse contract kent harde mijlpalen en stevige sancties indien deze niet worden gehaald. In feite ‘dwingt’ het Britse contract AstraZeneca voorzienbaar tot contractbreuk met de EU indien zij niet in staat is het VK volop te beleveren. Niet handig van Astrazeneca die daar nog lang in haar relatie met de EU last van zal hebben, maar een sterk staaltje ‘zero-sum politics’ van de Britten. Het nationale sentiment wordt op de korte termijn optimaal bediend maar de diplomatieke relatie met de EU, die na de Brexit al sterk onder druk stond, wordt er hiermee zeker niet beter op. Helaas valt niet uit te sluiten dat dit soort opportunistische politiek wel degelijk werkt, ook op de middellange termijn (zo is het bijvoorbeeld nog allerminst zeker of het politieke lot van een ras-opportunist als Donald Trump inmiddels definitief bezegeld is).
Wat de betrouwbaarheid betreft lijkt het er sterk op dat het voeden van het Britse nationale sentiment een grote rol heeft gespeeld in het succes van de vaccinatiecampagne. De Britten waren eind 2020 koploper als het erom ging of zij zich zouden laten vaccineren indien een vaccin beschikbaar zou komen. Van de Britten gaf 73% aan dit te doen, terwijl Fransen (26%) en Duitsers (44%) hier veel minder van overtuigd waren. Op de vraag of men positiever of negatiever zou staan indien het vaccin in het eigen, respectievelijk een ander land zou zijn ontwikkeld, blijkt overduidelijk dat iedereen een in eigen land ontwikkeld vaccin aanzienlijk positiever beoordeelt dan een vaccin uit een ander land.
Het feit dat de Britten ook daadwerkelijk snel tot vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin zijn overgegaan, zonder wellicht al te kritisch te zijn op de door deze producent overlegde testgegevens, heeft naast het trotse, door de Brexit ingegeven, ‘we beat the EU to this’-gevoel, zeker ook verder bijgedragen tot het vaccinatiesucces van de Britten. De latere mededelingen over bijwerkingen hebben de Britten dan ook minder geraakt dan dat in de EU het geval was, mede gelet op de daar toch al lagere bereidheid tot vaccinatie.
De belangrijkste bijdrage aan het succes van de vaccinatiecampagne lijkt echter het feit dat de Britten al veel langer, ver voor het begin van de pandemie, beschikten over een eigen infrastructuur voor het produceren en distribueren van vaccins. Dit is geen verdienste van de regering Johnson, maar het gevolg van een langdurige investering in de farmaceutische industrie en de NHS. Het heeft het recordaantal doden als gevolg van de pandemie in het VK niet kunnen voorkomen, maar het is wel degelijk een belangrijk aandachtspunt voor de EU voor de herijking van haar beleid na de pandemie.
De vraagtekens blijven wat mij betreft over de vaardigheid en geschiktheid van Boris Johnson als leider van een land dat zichzelf ziet als een belangrijke wereldspeler. Hij is daarvoor te opportunistisch, te oppervlakkig en te weinig verbindend.
Hoe het Britse beleid zich tot en met het vierde kwartaal 2020 vertaald heeft in economisch succes bespreek ik in de Brexit-monitor.
Brexit-monitor vierde kwartaal 2020
De monitor dient om inzicht te krijgen en te houden in de gevolgen van de Britse uittreding uit de EU, zowel voor de Britten zelf als voor de EU en Nederland. Hiervoor had ik oorspronkelijk zes parameters geselecteerd uit de reële economie en een tweetal die indicatief zijn voor het vertrouwen daarin (zie mijn eerste Brexit-monitor voor een toelichting en een nadere uitleg hiervan). Inmiddels blijkt dat de Britten hun uittreding hebben benut om hun deelname aan het peilen van de vertrouwensindicatoren te staken. Vanaf volgend kwartaal zullen deze dan ook geen deel meer uitmaken van de monitor. Ook geven de Britten inmiddels geen inzicht meer in de totale beloningen van werknemers in de financiële sector. Om de relatieve ontwikkelingen hiervan voor de monitor te behouden, ga ik nu uit van hetgeen totaal door de financiële sector in de EU, Nederland en het Verenigd Koninkrijk (in bnp-termen) aan de economie wordt bijgedragen. Anticiperend op het verlies van de sentimentindicatoren heb ik met ingang van deze editie van de Brexit-monitor, mede ook vanwege het gebleken belang daarvan, de staatsschuld als indicator toegevoegd.
Dit alles leidt tot het volgende beeld. Alle in de monitor gevolgde gebieden zijn zwaar getroffen door schade die COVD-19 in 2020 heeft aangericht. Het goede nieuws is dat over de laatste twee kwartalen een deel van de economische schade is ingelopen. Bij de Britten en de EU lijkt in het vierde kwartaal van een zekere stabilisatie sprake te zijn. In Nederland is de opgaande lijn, zij het in mindere mate, verder doorgezet.
Vanaf het eerste kwartaal 2021 staat het VK weer op eigen benen, kan het zich niet meer verschuilen achter Brusselse bemoeizucht en zullen de cijfers minder sentimentgedreven zijn en meer een reflectie van de feitelijke economische realiteit. Feit is dat de Britse economie sinds begin 2015, toen het voornemen aangekondigd werd een referendum te houden over uittreding uit de EU, een stuk minder gegroeid is dan die in de EU respectievelijk Nederland. Sinds de oppositie binnen haar eigen partij zich in de tweede helft van 2018 verenigde achter Boris Johnson in het doorzagen van Theresa May’s stoelpoten, is het eigenlijk alleen maar slechter gegaan. Het vertrouwen in een economisch verantwoorde Brexit-uitkomst is daarna snel verdampt.
Veranderingen ten opzichte van het derde kwartaal 2020 en een jaar terug
Reflecterend op de gang van zaken in het vierde kwartaal kan geconstateerd worden dat de verwachte teruggang is uitgebleven. Het VK zag vooral de export zwaar terugvallen, maar dat is gecompenseerd door een forse stijging van het economische sentiment en de gestegen huizenprijzen. De EU was redelijk stabiel, waarbij de plussen en de minnen elkaar in evenwicht hielden. Nederland profiteerde van de gestegen huizenprijzen en een al dan niet gefundeerd vertrouwen van de consument in de economie en het economisch sentiment. Over een heel jaar genomen vallen in de Britse cijfers vooral de daling in de export (min 16,6%), de stijging van de overheidsschuld (plus 14,3%) in negatieve zin op. Alleen de onverklaarbare stijging van de huizenprijzen (niet alleen in het VK, maar door geheel Europa) zorgde voor een lichtpunt. Gelijksoortige bewegingen zagen we ook in de EU als geheel, maar dan in mindere mate waarbij wel het economische sentiment als negatieve uitschieter opvalt.
Bovenstaand overzicht laat de relatieve waarden zien, met het vierde kwartaal 2019 als ijkpunt (index = 100). In onderstaande tabel zijn de absolute waarden opgenomen voor het vierde kwartaal 2020, waardoor een beter inzicht mogelijk is in de orde van grootte waarin de uitkomsten zich bewegen. Het meest in het oog springende detail hierin is, dat door de diverse nationale coronasteunpakketten de begrotingstekorten in alle economieën stijgen en de staatsschuld oploopt.
Ik kijk ook altijd specifiek naar de ontwikkeling van de huizenprijzen in Londen, het kloppend hart van de Britse economie. Vergeleken met een jaar daarvoor zijn daar de huizenprijzen, ondanks COVID-19, met gemiddeld 3,5% gestegen, wat wel aanmerkelijk lager is dan de stijging in het VK als totaal: 8,5%. In de duurste wijk Kensington & Chelsea stegen de prijzen met 5,3% (gemiddelde verkoopprijs ₤1.288.641). De grootste stijging was in Brent met 16,5% (₤496.316) terwijl in de City of Westminster de prijzen met 4,3% daalden (gemiddelde huizenprijs was daar ₤930.070).
Ontwikkeling van de export van en naar het Verenigd Koninkrijk met Nederland en de EU
Naast de Brexit-monitor als zodanig volg ik afzonderlijk de ontwikkeling van de export tussen Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. COVID-19 blijkt een enorm effect te hebben gehad op de cijfers. Het volume van de export is het afgelopen jaar fors gedaald. De export van Nederland naar het VK liep terug met 11%, die van het VK naar Nederland met 18 % en tussen het VK en de EU was de daling wederzijds 12%. Gerekend vanaf januari 2015 is het volume van de Nederlandse export naar het VK nog steeds positief (plus 1,7%), waar andersom (exporten van het VK naar Nederland) het volume gedurende die periode juist is gedaald (min 6,6%). De export van het VK naar de EU is ten opzichte van dat moment iets meer dan 2,6% gestegen (bij een circa 15,4% lagere GBP); de EU echter heeft bijna 5% minder naar het VK geëxporteerd over die periode. Als we kijken vanaf het kwartaal dat de Britten zich voor terugtrekking uit de EU uitspraken (juni 2016), dan hebben alleen de Britten winst geboekt bij hun exporten. Aan Nederland is 10,3% meer geleverd en aan de EU als geheel 8% meer wat mede zijn oorzaak vindt in een 12,8% lagere koers van het Britse pond.
Tot slot
Inmiddels heeft het Europese parlement de handelsovereenkomst met de Britten bekrachtigd en is de Brexit ‘signed, sealed and delivered’. Het eerste kwartaal van 2021 laat zien dat er aan beide kanten van de grens tussen het VK en de EU nog wel een hoop moet gebeuren wil er sprake zijn van ingesleten patronen. De douaneformaliteiten kosten nu nog teveel inspanningen om van een soepele handelsrelatie te spreken. Dit zal zeker nog wel twee kwartalen duren. Ondanks alle kritiek op de persoon Boris Johnson, lijkt het er sterk op dat de Britten nog steeds geloven dat de Conservatieve partij het best in staat is het land te leiden. De laatste opiniepeiling geeft hun op de vraag ‘Als er morgen nieuwe verkiezingen zouden zijn, op wie zou u stemmen?’ exact zoveel stemmen als bij de op 12 december 2019 door hen glansrijk gewonnen verkiezingen. Dit komt vooral omdat Keir Starmer maar niet aanslaat als leider van Labour bij het grote publiek. Was de indruk van Johnson bij de Britten al laag als eerste minister (slechts 34% denkt dat hij de beste eerste minister is), de indruk van zijn Labour tegenstrever is nog lager (26%). Dit vertaalt zich mogelijk ook naar de lokale verkiezingen die op 6 mei plaatsvonden en waar de verwachting is dat Labour fors zetels gaat verliezen. Op dezelfde datum zijn ook verkiezingen gehouden voor het Schotse parlement. Daar gaat het hoofdzakelijk over de vraag of er voldoende steun komt voor een (vooralsnog door Westminster niet goedgekeurd) referendum over afscheiding van Schotland uit het VK. Op basis van de peilingen is het niet zeker of daar een meerderheid voor komt. De SNP en de Groenen staan in de laatste peiling op precies 50% van de stemmen.
De kloof tussen economische realiteit en politieke perceptie (in de politiek is dat de realiteit) is en blijft interessant en veranderlijk. Wij blijven het volgen!