Samenvatting
Dit artikel bepleit dat de EU haar unieke waardestelsel moet beschermen en zich politiek moet positioneren om externe bedreigingen te weerstaan en haar autonomie veilig te stellen. Het introduceert hiervoor principes op het gebied van waarden, leiderschap, gemeenschappelijk beleid, coördinatie, besluitvorming en subsidiariteit die de verhouding tussen de EU, lidstaten en ook burgers bepalen. Om lidstaten bij de les te houden en burgers bewust te maken van dreigend populisme en autocratische tendensen, wordt een EU Values Index voorgesteld. Het beoogt kernwaarden te monitoren en voorziet in de mogelijkheid gerichte sancties op te leggen bij overtredingen.
Ik heb inmiddels een leeftijd bereikt dat volstrekt duidelijk is dat een idee zo goed is als het plan het te implementeren en de kwaliteit van de uitvoering. Dit is wat mij betreft mooi beschreven in het door Joke van Leeuwen geschreven (kinder)boek “Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden”. Sterk in z’n beknoptheid en daarmee een ‘aanrader’ onder de managementboeken van de twintigste eeuw: Rijk worden, … weten hoe, en … dan zo doen. Een denkproces in drie stappen met universele gelding. In de praktijk komen de meeste ideeën niet voorbij fase één, missen een deugdelijk plan, of sneuvelen in de uitvoering. Zal het de EU wél lukken voorbij stap drie te komen in het bereiken van haar idealen?
Ver(der)gaande autonomie ….
De EU (hierna ook wel Europa) is een fantastisch idee, maar ook een enorm gecompliceerd project met zeer veel belanghebbenden, uiteenlopende doelstellingen en soms schuivende belangen. Gegeven deze dynamiek mag het gerust een wonder heten dat de EU staat waar het nu staat. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog is in ruim 70 jaar een blok gecreëerd dat beschikt over een enorme en diverse interne markt, met een inmiddels grotere potentie voor vergaande zelfredzaamheid. Het is een machtig handelsblok met een groot exportoverschot en een – voor een groot deel van het blok – gemeenschappelijke munt. Het laat zich in haar doen en laten leiden door een op humanitaire principes gebaseerd waardestelsel waarbij de belangen van de consument/burger in het algemeen voorop staan. Hierin onderscheidt het zich in positieve zin van bijna alle andere landen en handelsblokken in de wereld.
Werk in uitvoering
De Europese Unie is ‘werk in uitvoering’ en verre van perfect. Haar ontwikkeling is stapsgewijs, met horten en stoten tot stand gekomen. Ondanks (of wellicht dankzij) telkens hoge ambities, is iedere stap het resultaat van het op dat moment politiek best haalbare. Het is altijd een staatkundig proces geweest; toetreding (en uittreding overigens ook) heeft altijd op vrijwillige basis plaatsgevonden, niemand is gedwongen mee te doen. Ook dit is uniek in de geschiedenis van de wereld.
Sinds de oprichting van de oervader van de EU, De Europese Gemeenschap voor kolen en Staal in 1951, is het in Europa op een klein aantal heftige regionale conflicten na, relatief rustig geweest. Het is niet vreemd te stellen dat de EU typisch een ‘kind van zijn tijd’ is. De kracht van de Europese Unie is vooralsnog vooral economisch en in veel mindere mate politiek. Dat komt vooral omdat veiligheid altijd een ondergeschoven kindje was, want dat is uitbesteed aan de NAVO (en daarmee aan de lidstaten).
Bondgenootschappen stonden vast, de geopolitieke verhoudingen waren relatief duidelijk en de wereld als geheel, lokale conflicten daargelaten, leefde in relatieve vrede. Dit heeft ook de EU getekend. In dat licht is het ook niet vreemd dat lidstaten zich niet genoodzaakt zagen (nog meer) soevereiniteit op te geven dan ze binnen de EU-waardegemeenschap al hadden gedaan. Sinds 2014, toen Rusland zich eerst heimelijk, maar ook onverzetbaar in westelijke richting liet gelden, is dat veranderd. Europa zat toen nog vast in het wensdenken dat economische verbondenheid het winnen kon van Poetin’s angst voor aantasting van de Russische invloedsfeer en daarmee macht, invloed en aanzien. Inmiddels is in Europa ook het besef ingedaald dat de Amerikanen klaar zijn met het door ‘Europa’ meeliften op de schouders van grote broer de Verenigde Staten als het gaat om veiligheid en defensie. Al voor Trump spoorde Obama (in 2014) de Europeanen aan meer in hun eigen defensie te investeren. Na herhaald aandringen schrok de EU pas wakker toen Trump niet alleen opnieuw de presidentsverkiezingen won, maar ook zijn verkiezingsbeloften inloste (Amerika laat zich niet meer parasiteren, importheffingen, hogere Europese defensie-uitgaven). Men kan discussiëren over de toon, maar wie niet luisteren wil, moet maar voelen.
Een nieuw perspectief
De grootste winst van dit alles is dat daarmee het besef inmiddels breed doorbreekt dat de EU toe is aan een nieuwe fase van zijn bestaan. Een fase waarin de EU als politieke entiteit uit de coulissen stapt, haar plaats inneemt op het politieke wereldtoneel, eigenaarschap claimt voor haar unieke waardestelsel en economische positie in de wereld en dit koestert en beschermt.
Economisch en politiek geldt ‘safety in numbers’. Ieder afzonderlijk (zie link) stellen de EU lidstaten op het wereldtoneel weinig voor; economisch noch politiek. Alleen Duisland, Frankrijk en Italië doen mee in de globale economische top-10. Johan Cruyff zei al, "je gaat het pas zien als je het door hebt". Dat geldt ook hier. Alleen een bundeling van alle lidstaten in een economisch en politiek blok, kan de EU een status geven als wereldspeler.
Politieke macht wordt voor een belangrijk deel (ook) bepaald door de economische macht die het vertegenwoordigt. Andersom maakt het reguleren van de interne markt van de EU nog geen politieke speler op het wereldtoneel. Internationaal telt vooral de mate waarin men zijn economische macht beschermen kan en/of aan de ander opleggen kan. Daar hoort een buitenland- en veiligheidspolitiek bij. Daar ligt – in potentie – ook de gecombineerde kracht van de lidstaten. De lidstaten hebben dat echter tot op heden nooit aan een (hoger gelegen) EU-orgaan durven toevertrouwen. In het buitenland wordt over de EU (daarom) wat lacherig gedaan. Of zoals Henry Kissinger het ooit kernachtig verwoordde: “Who do I call when I want to talk to Europe?”. Het helpt daarbij niet dat individuele regeringsleiders vanuit verschillende lidstaten de wereld afreizen om zich te profileren en voor hun land gunstige deals te bewerkstelligen. Het geeft het buitenland kans de EU te bespelen en interne verdeeldheid te zaaien en uit te buiten.
Het moment is rijp voor een nieuwe positionering van de EU door het realiseren van het politieke potentieel van het blok met bijna 450 miljoen inwoners en een economie van ruim US$20.000 miljard (de tweede economie in de wereld in US$ termen). Hiermee heeft de EU vooralsnog een nipte voorsprong op China, maar die voorsprong gaat er, als we blijven doen wat we doen, ruim voor 2030, aan. Wat mij betreft is politieke autonomie belangrijker dan een race om de grootste economie te worden. De EU is en blijft een groot economisch machtsblok, maar is kwetsbaar als het haar buitenland- en defensiebeleid niet onderbrengt bij de EU in plaats van, zoals nu, bij de lidstaten.
Europees moet het besef doordringen dat de VS, en de rest van de wereld met haar, zowel economisch als politiek in competitie is met de EU. Zonder politieke positionering wordt de EU speelbal van krachten van buitenaf die haar unieke sociaaleconomische positie en waardestelsel zullen aantasten en dreigt die buitenwereld haar ‘way-of life’ aan ons op te leggen. De trend is autocratisch en (daarmee) onliberaal, en ook onze belangrijkste bondgenoot, de VS, is hier niet (meer) immuun voor. Het fundament waarop de EU is gegrondvest is democratie, rechtszekerheid en mensenrechten. Het kunnen verdedigen van deze kernwaarden wordt met de dag belangrijker. Waar zou jij de straat voor opgaan?
Weten hoe …
Dit is de kern van de zaak en zeer beladen. Binnen Europa is er te vaak sprake van een strijd tussen ‘functionele ego’s’. Of het gaat om nationale parlementen, premiers of presidenten, het overdragen van macht naar een hoger niveau is tot nu toe een taboe geweest. ‘Brussel’ wordt veel in de schoenen geschoven, vooral als nationaal veel beloofd wordt en die beloften botsen met EU-regelgeving. Brussel als bliksemafleider van nationaalpopulistisch wensdenken.
Heldere principes
In deze mix van botsende competenties, ego’s en valse beloften, en in het licht van een steeds dreigender en meer volatiele buitenwereld, moet een uitweg gevonden worden om de EU relevanter, machtiger en slagvaardiger te maken.
In mijn ogen zou dit mogelijk moeten zijn als men de volgende principes voor ogen houdt:
Waarden: De EU is een waardegemeenschap waarvan de kernwaarden krachtig verdedigd moeten worden en die binnen de EU algemeen gelden en rechtsstatelijk nageleefd moeten worden.
Leiderschap: De EU wordt naar buiten toe vertegenwoordigd door de voorzitter van de Europese Commissie die door het EU-parlement uit haar midden wordt gekozen. De voorzitter heeft geen zelfstandige uitvoerende bevoegdheid.
Gemeenschappelijk beleid: Het gemeenschappelijke buitenland- en veiligheidsbeleid, buitenlandse handel, consumentenbescherming, voedselveiligheid en klimaatpolitiek behoren tot de verantwoordelijkheid van de EU.
Coördinatie: De EU coördineert sociale zekerheid, economische ontwikkeling en industriepolitiek tussen lidstaten binnen periodiek vast te stellen kaders.
Besluitvorming: Alle besluitvorming binnen de Raad van Europa (raad van regeringsleiders) met betrekking tot 3) en 4) hierboven, vindt plaats op basis van een gekwalificeerde meerderheid zonder mogelijkheid tot blokkering door een
Subsidiariteit: Ten aanzien van alle andere zaken geldt nationale autonomie, evenals bij die zaken waar onder 3) en 4) hierboven geen gekwalificeerde meerderheid te bereiken valt.
Daarnaast is het belangrijk dat algemene EU-regelgeving niet in de weg staat van broodnodige lokale initiatieven, omdat dit besluitvorming op slot zet, populisme voedt en problemen vaak alleen maar groter maakt. Een goed voorbeeld hiervan is de Nederlandse stikstofproblematiek die juridisch zover doorgeschoten is, dat een heel systeem vastloopt en verduurzaming juist op de tocht staat. In dit kader kan ik de podcast aanbevelen waarin Jesse Frederik van ‘De Correspondent’ in discussie gaat met Jesse Klaver over de vraag ‘waarom links geen verkiezingen wint’. Belangrijke boodschap is dat proportionaliteit tussen korte- en langetermijneffecten van een doelstelling noodzakelijk is. Een initiatief van de EU om deze strijd tussen regels in het voordeel van de op lange(re) termijn objectief beste uitkomst te beslechten, zou een hoop dossiers vlot kunnen trekken zonder dat de doelstelling van een maatregel op lange(re) termijn in het gedrang komt.
Verhouding tussen nationaal en supranationaal
De winst van dit alles voor de lidstaten zou zijn dat duidelijk is waarvoor de EU staat en waar het primaat ligt voor initiatieven, besluiten en uitvoering. Het geeft burgers, de lokale politiek én de EU, duidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor welk soort beslissingen. Het voorkomt dat politici rollen vervullen die niet passen bij het niveau waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Nationale politiek gaat over nationale zaken en is gebonden aan die zaken waar de EU het primaat heeft. Regeringsleiders en het EU-parlement beslissen over EU-zaken (al dan niet in of na ruggespraak in of met nationale parlementen). Het EU-parlement zou de rol van Tweede Kamer moeten vervullen, de Europese Raad (van regeringsleiders) die van Senaat. Nog belangrijker is dat het ‘buitenland’ zo wél weet wie ze bellen moeten als ze Europa willen spreken en dat de EU dan eindelijk, ook politiek, een vuist maken kan.
Het zou te ver gaan om op deze plaats in detail in te gaan op de hierboven genoemde principes. Vast staat wel dat het goed functioneren van de EU afhankelijk is van de acceptatie van het unieke waardestelsel waarop de EU is gegrondvest. Het is daarom belangrijk dat er een effectief mechanisme is dat toeziet op naleving van deze kernwaarden. Het is daarbij noodzakelijk dat bij veronachtzaming of overtreding daarvan (liefst ook veel sneller dan nu het geval is) dit stembeperkende invloed en/of financiële consequenties heeft.
En dan zo doen…
Er is aanleiding om te veronderstellen dat niet iedere lidstaat geneigd is mee te gaan in het hierboven beschreven veranderingsproces (of welk beter doordacht alternatief daarvan dan ook). Toch blijkt uit onderzoek (Eurobarometer, winter 2025) dat 76% van de Europese burgers vindt dat de EU meer middelen moet krijgen om bedreiging van buitenaf tegemoet te treden. Daar komt bij dat de meeste Europese burgers een positief beeld hebben van het functioneren van de het EU-parlement en de EU-commissie (zeker ook in relatie tot de nationale evenknieën daarvan).
Ook dit moet een signaal zijn dat de EU-burger toe is aan een volgende stap. Of die stap hetgeen is dat ik hierboven beschreven heb, moet nog blijken, maar het inzicht breekt door dat de EU op eigen benen moet komen te staan.
Juist met het oog op de komende begrotingscyclus (2027), zal gezocht moeten worden naar mogelijkheden deze veranderingen af te dwingen. De vraag die centraal moet staan is wie zich nu eigenlijk verzet tegen de versterking van de kernwaarden en een verdergaande centrale EU-rol in het buitenland- en veiligheidsbeleid? Zijn dit de burgers, of zijn het juist nationale politieke krachten? Het vermoeden gaat uit naar het laatste.
Het doorbreken van de status quo
De status quo is te lang gedoogd. Aantasting van democratische waarden, rechtszekerheid en mensenrechten werkt systeemrot in de hand en creëert een omgeving waarin het nieuwe normaal neigt naar gewenning en berusting. Zover mogen wij het niet laten komen, want het beloont slecht bestuur, bestendigt slechte gewoonten en ondermijnt de interne en externe geloofwaardigheid van de EU. Een actieve houding van de EU is in dit verband daarom noodzakelijk. De status quo is onhoudbaar als we tegelijkertijd onze mond vol hebben over het belang van een waardegemeenschap en het onderscheidende vermogen daarvan in geopolitieke verhoudingen.
De twee jaar die ons scheidt van de discussies over de nieuwe EU-begroting is het moment om hier nadrukkelijk de aandacht voor te vragen, de kernwaarden nadrukkelijk te benoemen en de prestaties op dit vlak expliciet zichtbaar te maken.
Dat kan bijvoorbeeld door bovenstaande EU Values Index. Deze is door mij samengesteld uit bestaande indexen, maar het is ook denkbaar dat hier een (nog?) objectiever, meer institutioneel mechanisme voor wordt gebruikt. In de kern maakt dat niet veel uit, het gaat om het principe. Een dergelijke index maakt inzichtelijk welke kant we ons op bewegen, welke lidstaten het op de kernwaarden laten afweten en op welke aspecten daarvan. Als een land het bijvoorbeeld op twee van de drie kernwaarden laat afweten bij een score van bijvoorbeeld lager dan 75, dan zijn er gevolgen. Denkbaar is dat dit minimum in de loop van de tijd opgetrokken wordt naar een ambitieuzer niveau. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaat zelf om te voorkomen dat het onder de ondergrenzen zakt. Het afnemen van stemrecht zou vooraf moeten gaan aan het wegnemen van financiële voordelen. Immers, de burger moet zo lang mogelijk beschermd worden tegen het wanbestuur door de politiek en daarnaast voorkomt dit populistische retoriek rond het afknijpen van geldstromen door ‘Brussel’. Het maakt de communicatie over dit onderwerp en de consequenties van politiek onderpresteren in strijd met de kernwaarden zowel duidelijk als concreet. Los hiervan zou Europol belast moeten worden met het opsporen van politieke corruptie, waardoor voorkomen wordt dat burgers en EU-belastingbetalers de rekening betalen van graaigedrag van politieke leiders en hun zetbazen.
Het is te verwachten dat niet alle (leiders van) lidstaten staan te trappelen zich zo voor de bus te laten gooien. Om die reden ligt het voor de hand een onderscheid te gaan maken tussen een economische unie en een politieke. Een EU van twee snelheden dus, zoals we dat ook al kennen van de euro en het Schengengebied. In dit artikel worden de voor- en nadelen hiervan besproken. Op dit moment voldoen zeven van de 27 EU-lidstaten niet aan de (hypothetische) eis van het voldoen aan tenminste twee van de drie kernwaarden boven de 75: Cyprus, Polen, Slovakije, Kroatië, Roemenië, Hongarije en Bulgarije. Deze landen zijn goed voor 10% van het bbp van de EU en 4% van de bevolking. Het is aan de burgers van die landen zelf om te kiezen voor de politiek en positionering welke zij het beste achten voor de toekomst van hun kinderen.
Hetzelfde geldt uiteraard voor de burgers van de andere lidstaten van de EU. Zij hebben het uiteindelijk voor het zeggen en zijn inmiddels in de positie dat ze ook beoordelen kunnen waar autocratie en populisme toe leidt. Zij kunnen kiezen voor de status quo en daarmee een EU als speelbal, of voor een EU met politieke autonomie en zelfbewustzijn, dat opkomt voor haar unieke waardestelsel en haar positie als wereldspeler ook politiek claimt.