Het belooft een spannend jaar te worden wanneer meer dan twee miljard burgers zich in ca. 50 landen opmaken (incl. de verkiezingen voor het Europese Parlement) om te stemmen in algemene verkiezingen. Meer dan ooit staat de toekomst van de democratie op het spel en de vooruitzichten zijn, om het mild uit te drukken, niet optimaal. Vooral het verloop en de uitkomst van de Amerikaanse presidentsverkiezingen zal met zorg tegemoet gezien worden, maar ook elders is de angst voor toenemende ‘autocratisering’ groot. De wurggreep van een groot aantal zittende leiders op de macht dreigt eerder te versterken, dan te verslappen.
Nationalisme en het aanvallen van progressieve stokpaardjes blijken een beproefd middel te zijn voor het manipuleren van het electoraat. Progressieve politici in landen waar zij nog wel in vrijheid hun idealen over het voetlicht kunnen brengen, doen er daarom goed aan zich hier meer rekenschap van te geven.
In Nederland is dat signaal in ieder geval niet aangekomen. De winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen in november, de PVV wil, blijkens haar verkiezingsprogramma, korte metten maken met de aanwezigheid van niet-westerse allochtonen in Nederland, uit de Euro en de EU stappen, meent dat klimaatverandering een linkse hobby is, vindt dat Oekraïne prima zonder onze politieke, financiële en wapenhulp kan, zal het leger (slechts) inzetten voor de verdediging van onze landsgrenzen, predikt nationalisme, maakt de zorg onbetaalbaar en laat de collectieve lasten of het begrotingstekort oplopen tot onaanvaardbare hoogten (want hoe zou anders betaald kunnen worden voor deze opeenstapeling van wilde plannen?). Nederland dus, als eiland met voor ieder iets leuks of lekkers, maar zonder enige visie op de toekomst, onze plek in de wereld of de organisatie van ons land. Geheel gericht op het kietelen van de bubbels van zoveel mogelijk kiezers; een spel zonder nieten, gespeend van enige afweging van de consequenties van gemaakte keuzes. Een cynische exploitatie van naïviteit, frustratie en angstgevoelens. Het meest overtuigende bewijs van de volstrekte overbodigheid van een partij als de PVV is het hoge tempo waarin de verkiezingsbeloften, waarmee zij bij de verkiezingen zo veel kiezers trok, door Wilders in de ijskast worden gezet om maar acceptabel te zijn als regeringspartij. Desondanks zullen deze immer als geesten de coalitie (als die er onverhoopt komt) blijven plagen.
Dit is succesvolle politiek anno nu. Inhoud bestaat niet, ideeën zijn consequentievrij, meningen zijn feiten, degenen die tegengeluid laten horen zijn ongedierte die uitgeroeid moet moeten worden (Trump) of de links-liberale elite die de belangen van gewone burgers schaden (de Henk en Ingrid van Wilders). De maatschappelijke discussie wordt bevuild met blokkades, haatmails, scheldpartijen en doodsbedreigingen. Autoritaire regimes lachen in hun vuistje en trachten via trollenfabrieken met misinformatie en leugens de westerse democratische orde te ondermijnen en burgers op te zetten tegen hun eigen overheid. De media kunnen niet meer garanderen dat journalistieke waarden en integriteit in hun berichtgeving voorop staan. Ook zij zijn kwetsbaar voor de roep om meer aandeelhouderswaarde. Overdrijving, sensatie en nieuwsflitsen moeten steeds meer clicks en dus aandacht genereren, die de advertentieopbrengsten naar weer een hoger niveau brengen. Rob Wijnberg laat in zijn zeer lezenswaardige boek ‘Voor ieder wat waars’ op pijnlijke wijze zien dat journalisten, ondanks hun belangrijke functie in onze samenleving, net mensen zijn en dus gemakzuchtig en/of beïnvloedbaar.
Het geloof in grote politieke idealen lijkt ondergeschikt te zijn geraakt aan een hang naar zelfbeschikking en isolationisme. Het nationalisme van Trump (MAGA) en Wilders (eigen volk op 1) zijn geen uitnodigingen tot een inclusieve samenleving. Voor een deel kan deze beweging verklaard worden uit de rol die economische theorieën spelen in de vormgeving van politiek beleid en daarmee ons dagelijks leven binnendringen.
Medicijnen voor een zieke economie
In een zeer boeiende recente aflevering van Wintergasten sprak Janine Abbring met de zoöloog en klimaatactivist George Monbiot. Monbiot is een goed verteller en uiterst scherp in zijn observaties. Hij legt, aan de hand van de kroningsscene uit ‘Lord of the Rings, The return of the King’, uit dat verhalen meer zeggingskracht hebben dan waarden. Populisten als Mussolini, Hitler, Trump, Boris Johnson en ook ‘onze eigen’ Wilders zijn hier meesters in en bespelen ons. Hun verhalen, vaak met veel visueel geweld, overtuigen omdat ze meesters zijn in het verhullen van hun achterliggende bedoeling (vaak macht), maar wel een plausibel alternatief bieden voor een sluimerende behoefte (nationale trots, hervonden eigenwaarde, betere toekomst, controle). In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw toen de depressie op zijn hoogtepunt was, wist de econoom John Maynard Keynes een perspectief te bieden om de economische crisis waarin de wereld op dat moment verkeerde, het hoofd te bieden. Door de vraag naar goederen en diensten te stimuleren, kon een kwakkelende economie uit het slop getrokken worden. Werklozen kregen uitkeringen, waardoor consumptie op gang kwam en werkgelegenheid steeg. De economie was gered; de welvaart steeg enorm, mede door de grote investeringen in de wederopbouw na de verwoestende invloed van de Tweede wereldoorlog. Uit belastingen die volgden nadat het toegediende medicijn zijn werk gedaan had, moesten de schulden weer afgebouwd worden. De held in dit verhaal was de overheid die door schulden aan te gaan de economie stimuleerde tot er weer evenwicht was tussen consumptie (vraag) en productie (aanbod).
Op termijn bleek echter dat het Keynesiaanse model te leiden tot hoge inflatie (13% in 1975), vertraagde economische groei en hoge werkeloosheid (10% in 1983). De overheid was de controle over de economie verloren. Het was Milton Friedman die het verband inzag tussen het door overheden langdurig stimuleren van de economie en de gevolgen daarvan voor (loon)inflatie (en daarmee economische groei en werkgelegenheid). In reactie op de rol van de overheid als marktmaker en de volstrekte onmacht in het beheersen van de gevolgen daarvan, werd in de jaren tachtig het neoliberalisme als de nieuwe kleren van de keizer aan het volk gepresenteerd. Niet de overheid, maar de vrije markt, zou door prijsmechanismes, vrij ondernemerschap en concurrentie, beter in staat zijn als regulerende instantie vraag en aanbod (en dus de economie) in evenwicht te houden. Anders dan in het klassieke liberalisme werd de overheid in het neoliberalisme een normerende, maar overigens terughoudende rol toebedeeld. De mate waarin het neoliberalistische gedachtegoed omarmd werd, verschilde van land tot land. Feit is dat de inflatie werd beteugeld en, ondanks de toenemende globalisering, nam ook de werkeloosheid af. De overheidsschuld begon echter, na jaren fors te zijn gedaald, in veel landen weer langzaam op te lopen. Uiteindelijk liep de neoliberale droom rond 2007-2008 stuk op het graaigedrag van de door schaalvergroting en aandeelhouderswaarde gedomineerde financiële sector. Duidelijk werd dat neoliberale economen buiten de verwoestende kracht hadden gerekend van de steeds naar hogere bonussen en aandeelhouderswaarde smachtende CEO’s, financiële analisten, en aandeelhouders. Het leidde tot een volstrekte ontsporing van het financiële systeem en stortte de wereldeconomie in een recessie. Als regulerende kracht had het neoliberalisme gefaald, net als het Keynesiaanse economische model daarvoor.
George Monbiot stelt dat er na het door het ijs zakken van het neoliberalisme, geen nieuw verhaal of nieuwe visie tot ons is gekomen dat voldoende inspireert om te geloven in een gedeelde toekomst. Er komt (te) veel op ons af. Klimaatverandering, nieuwe technologieën (24/7 impulsen, sociale media), geopolitieke ontwrichting (Rusland, China, Hamas), complexiteit van systemen (monetair, logistiek, sociaal), onbeantwoorde verwachtingen over het functioneren van overheden en instanties. Het is fragmentarisch, verwart ons en maakt onzeker.
Deze onzekerheid wordt aangegrepen door krachten en partijen uit rechts-nationalistische hoek om ons af te sluiten van de buitenwereld en te vertrouwen op onze eigen kracht. Het standaardrecept is om lidmaatschappen van internationale organisaties op te zeggen en uit internationale overeenkomsten te stappen, het land om te bouwen tot een vesting om de omringende en bedreigende wereld op afstand te houden, de uitgang open te houden en de ingang te sluiten, voorspiegelen dat alle voordelen van het huidige systeem kunnen worden behouden, zonder de ‘nadelen’ te ondervinden die daar nu eenmaal ook eigen aan zijn. Hoe lang zou het duren voor een dergelijk sprookje ontaardt in een nachtmerrie?
Dit roept de vraag op hoe dan wel? Is het mogelijk, in het hier en nu, met een toekomstverhaal te komen dat aansprekend genoeg is om voor op de bres te springen, realistisch genoeg is om aannemelijk te zijn, concreet genoeg is om in de uitvoerbaarheid te geloven en voldoende verbindend is om brede steun voor te genereren?
Het politieke spectrum
Politieke ideologieën gaan over de (gewenste) inrichting van de maatschappij en verhoudingen in de samenleving. Economie vergaart inzichten over productie, verdeling en consumptie van goederen, diensten en rijkdom en de samenhang daartussen. Hoewel het in feite twee verschillende organiserende principes betreft, zijn ze nauw verweven. Waar politiek over de gewenste inrichting van de maatschappij gaat, bemoeit de economische wetenschap zich met het (sociaaleconomisch) functioneren daarvan. In de loop van de laatste circa 200 jaar hebben we vele politieke en economische systemen voorbij zien komen. Tussen theorie en praktijk bleek, zoals we gezien hebben, nog wel eens een wereld van verschil te zitten, met alle gevolgen van dien.
De realiteit is dat er niet een allesomvattend systeem is dat de wereld verklaren en beheersen kan. Duidelijk is wel dat economische principes ondersteunend moeten zijn aan de politieke inrichtingsdoelen die worden nagestreefd. Voor mij staat ook vast dat politiek, en in het verlengde daarvan de overheid, ten dienste moet staan van de burgers en niet van de leiders. Dat dat niet vanzelfsprekend is, hoeft denk ik geen nader betoog. De lijst van premiers, presidenten en anderen die het streven naar ‘eeuwige’ macht combineren met directe of indirecte manipulatie van (de gang van zaken rond) verkiezingen, is lang en groeiende. Zij hebben onder de dekmantel van het dienen van het nationale belang, vooral oog voor hun eigen belang en dat van hun faciliterende elite.
Dit werpt de vraag op wat dan wel een goed organiserend principe is voor de optimale inrichting van onze samenleving. Een vergelijking hoe verschillende landen functioneren is daarbij een belangrijke eerste stap. Ik maak hiervoor gebruik van een twee-assig spectrum. Dit doet de complexiteit van de te onderzoeken samenlevingen wellicht te kort, maar het biedt op hoofdlijnen duidelijkheid over ordeningsvragen die voor burgers belangrijk zijn bij het maken van beslissingen over het soort samenleving waarin zij willen leven. Dergelijke twee-assige spectra worden bijvoorbeeld ook gebruikt om individuele of partijpolitieke opvattingen te duiden, zoals bijvoorbeeld in Nederland bij het Kieskompas. Op iedere indeling is wel het een en het ander aan te merken, maar zelf denk ik dat een dergelijk schema erg effectief is in het inzichtelijk maken hoe verschillende maatschappelijke krachten zich ten opzichte van elkaar verhouden.
De voor mij in dit verband meest relevante referentiepunten zijn enerzijds een institutionele, de staat van de democratie in een betreffend land, en anderzijds een functionele, de prestaties van een land in termen van voor burgers relevante sociale ontwikkelingsdoelstellingen. Voor de institutionele as maak ik gebruik van de Economist Intelligence Unit’s Democracy Index (2022); voor de functionele as verlaat ik mij op de Social Progress Index (2023) van het Social Progress Imperative. De onderstaande (interactieve) grafiek geeft in mijn ogen een goed inhoudelijk inzicht in de mate waarin de verschillende landen de vrijheden (democratische rechten) waarborgen en sociale behoeften van burgers bevredigen.
In het vlak rechtsboven komen we de landen tegen die boven het 80ste percentiel scoren (de in de Democracy index vastgestelde grens voor volwaardige democratieën) op zowel de institutionele as (democratische rechten), als op de functionele as (sociale behoeften). Dat wil zeggen dat zij op die assen tot de top 20% best presterende landen horen (van de in totaal onderzochte 163). Deze landen slagen erin zowel democratisch als sociaal in (redelijk) hoge mate te voldoen aan de rechten en behoeften van hun burgers.
Het is belangrijk een beeld te krijgen van mogelijke verklaringen van het succes van sommige landen boven andere. Het kan inzicht verschaffen in factoren die bijdragen, of juist niet, aan de hoge positionering. Om dit inzicht te verkrijgen heb ik een overzicht gemaakt van hiervoor in mijn ogen relevante parameters (zie hieronder) van de, in bovenstaande grafiek, 10% best presterende landen (met toevoeging van de Verenigde Staten).
De uitkomsten per parameter van deze ‘best-practice-vergelijking’ zijn te omvangrijk om integraal in dit artikel te verwerken, maar zijn hier te vinden.
Een aantal zaken valt op. De vijf best presterende landen zijn alle gelegen in Scandinavië, zijn alle wat religie betreft Lutheraans georiënteerd, worden alle bestuurd door een parlement met slechts één kamer (dus zonder senaat) die op basis van proportionele representatie gekozen wordt, kennen een redelijk gematigd niveau van inkomensongelijkheid en behoren tot de landen met de gelukkigste mensen ter wereld. Verder lijkt er geen duidelijke en significante correlatie te bestaan tussen de overige gekozen parameters en het succes van deze Scandinavische landen. Dat is misschien maar goed ook; het blijkt geen noodzakelijke voorwaarde te zijn voor het bereiken van een toppositie. Wel blijkt uit diverse parameters in het overzicht dat betreffende landen, op index-niveau, vrij consequent goede prestaties leveren.
Nationale culturele succesfactoren
Het zou ver buiten mijn comfortzone reiken als ik hier uitspraken zou doen over de invloed van de geloofsbeleving op politieke systemen, laat staan het succes daarvan. Vormt een volk zijn (omarmde) religie, of vormt de religie het volk? Gelet op de grootse geschiedenis van Scandinaviërs voor hun bekering tot het christendom, neig ik naar het eerste. Individualiteit, zich kwetsbaar durven opstellen en persoonlijke autonomie zijn dominant in de Scandinavische nationale culturen (Geert Hofstede, The 6-D model of national culture). Dit lijken me belangrijke eigenschappen voor het vinden van een duurzame balans tussen het waarborgen van vrijheid enerzijds en het voorzien in behoeften anderzijds, maar ook tussen onderlinge rechten en verplichtingen tussen de overheid en haar burgers.
Eenkamer- versus tweekamerstelsel
Het binnen Scandinavië gehanteerde eenkamersysteem voor het parlement spreekt mij (al heel lang) aan als medeverklaring voor het succes van het Scandinavische politieke systeem. Het bevordert een consistentere politieke beleidsvoering; gekozen voor een redelijke termijn van vier jaar, met een duidelijk direct mandaat moet het tijd krijgen zijn verkiezingsbeloften om te zetten in daden. Zo wordt de politiek verlost van de grillige volkswil bij het tussentijds samenstellen van de senaat, waardoor een regering en de volksvertegenwoordiging zich moet aanpassen aan nieuwe verhoudingen. Deze kunnen leiden tot de val van een kabinet, met aansluitend nieuwe verkiezingen. Zeker als je in aanmerking neemt hoeveel energie, tijd, en daadkracht verloren gaat en onzekerheid ontstaat door (zeker in de in ons land eindeloos durende) kabinetsformaties, moet je je echt afvragen of dit wenselijk is. Waar in federale staten, met een overigens proportionele vertegenwoordiging in de volksvertegenwoordiging, een tweekamerstelsel nog enige waarborgen biedt tegen de mogelijke federale almacht over de individuele staten, kan ik deze in andere situaties niet ontdekken.
Sociaalliberalisme
De Scandinavische landen scoren hoog in het beschermen van democratische rechten en het bevredigen van noodzakelijke sociale behoeften. Hoewel de zittende regeringen coalities zijn uit uiteenlopende politieke families (van, op dit moment, sociaaldemocratisch, liberaal, liberaalconservatief, christendemocratisch, agrarisch tot rechts-populistisch) kan je de bestendige politieke koers naar mijn mening over het algemeen duiden als sociaalliberaal. Het lijkt mij, gegeven de politieke verscheidenheid van de coalities in betreffende landen, meer een feit, dan een keus.
Sociaalliberalisme is een politieke filosofie en een substroming binnen het liberalisme, die sociale rechtvaardigheid, sociale hulpverlening en een gemengde economie voorstaat en die, in tegenstelling tot het klassieke liberalisme (laissez-faire kapitalisme met een minimale rol voor de overheid), uitbreiding van burgerlijke en politieke rechten ondersteunt.
Ondanks veelvuldig geroep uit met name linkse hoek dat Nederland sinds jaar en dag, maar met name onder ‘Rutte’, een harde neoliberale koers heeft gevaren, meen ik dat het politieke beleid in ons land ook als sociaalliberaal mag worden geduid. De toppositie in de lijst van landen met de hoogste scores voor democratische kwaliteit en sociale vooruitstrevendheid doet vermoeden dat het opgeplakte ‘neoliberale’ etiket, in ieder geval wat uitkomst betreft, niet door de feiten gedragen wordt.
Dat gezegd hebbende, moet erkend worden dat regeringen en overheden van landen zowel beperkt als feilbaar zijn in hun inspanningen om de rechten en behoeften van burgers te bewaken en te beschermen. In een sociaalliberaal systeem, is het voldoen aan en bevredigen van die verwachtingen topsport en lijkt het er soms op dat de overheid per definitie door het ‘systeem’ wordt teruggehouden te presteren en daardoor in de ogen van de burger te vaak faalt.
Het zal duidelijk zijn dat dit het systeem is waarbinnen de meeste discussie bestaat over de wenselijkheid of juist noodzaak van te maken keuzes en over inschatting van de positieve of nadelige gevolgen. Iedere keuze brengt verplichtingen, verantwoordelijkheden en vragen over uitvoerbaarheid en financiering met zich. Ook dient er oog te zijn voor de al dan niet strijdige interactie met andere regelingen, zowel nationaal als internationaal.
Vertrouwen
Waar de overheid zich verplicht ten opzichte van haar burgers, moeten de burgers kunnen rekenen op vlekkeloze nakoming. Er zit grote spanning tussen intentie en uitkomst. De overheid in het algemeen, maar de wetgever (in ons geval de Eerste en Tweede Kamer) in het bijzonder, dient zich rekenschap te geven dat uitvoerbaarheid een van de belangrijkste pijlers is voor het slagen van het wetgevende proces. Helaas is het vaak juist de complexiteit van wetgeving en interactie met andere wettelijke regelingen die de adequate uitvoering van regelingen in de weg staat, de faalkans vergroot en daarmee het vertrouwen in het systeem ondermijnt. Een wet is zo goed, als de mogelijkheid tot deugdelijke uitvoering verzekerd is.
Uiteindelijk is vertrouwen de boei waarop de geloofwaardigheid van een politiek systeem drijft. Ontbreekt dit, dan wordt de deur opengezet naar een extreem, op wensdenken en uitsluiting gebaseerd gedachtegoed. (Her)krijgen en vasthouden van vertrouwen is daarmee een bestaansvoorwaarde voor de houdbaarheid van politieke systemen. Omdat de verwachtingen en de complexiteit bij het sociaalliberalisme in vele opzichten het hoogst zijn, is de kans op tekortschieten ook zeer hoog. Dit impliceert dat, veel meer dan nu het geval is, waarborgen en signalen in het politieke en uitvoeringsproces moeten worden ingebracht om de kans op tekortschieten, falen, te voorkomen.
Het gaat te ver hier een complete opsomming te geven van mogelijkheden, maar ik denk dat voor de Nederlandse situatie in ieder geval voor wetgeving die wordt geïmplementeerd van belang is dat op alle mogelijke manieren de uitvoerbaarheid geborgd is, de consequenties van eventuele vervolgschade in kaart gebracht en getroffen belanghebbenden worden gecompenseerd, goed gereageerd wordt op signalen van ontsporingen en ingevoerde wetgeving regelmatig onafhankelijk geëvalueerd wordt op nut, noodzaak en impact.
Het verhaal
Complexiteit doet ieder goed verhaal de das om. Daarom blijken gepolijste goede verhalen in de praktijk zo vaak slecht af te lopen. Details doen ertoe! Wanneer de lat van de publieke opinie hoog ligt en bubbels gevoed worden door trollen, spindocters, incidenten en pseudowetenschap, zal oprechte transparantie, eerlijkheid en verantwoording de sleutel tot vertrouwen moeten zijn.
Dit is een moeilijke en wellicht tegennatuurlijke opdracht. De realiteit is echter dat al gedurende 20 jaar (Eurobarometers 62 t/m 100) het vertrouwen van burgers binnen de EU in hun nationale regeringen (nu 36%), nationale parlementen (39%) en politieke partijen (20%) laag is, het rechts-nationalisme door kiezers gedurende dezelfde periode in toenemende mate acceptabel gevonden wordt en politiek als gespreksonderwerp inmiddels steeds meer spanning oproept. Op handen blijven zitten is geen optie meer.
Serieuze partijen binnen de politiek moeten ieder voor zich, maar het liefst gezamenlijk, zich hard maken voor hun steun aan politieke vrijheid en sociale vooruitgang. Zij zullen transparant moeten zijn over de financiering, doelen, en waarden van hun partij. Zij moeten eerlijk zijn in het aangeven van de grenzen van hetgeen zij kunnen beloven. Zij zullen verantwoording moeten (willen) afleggen voor hun rol in het winnen van vertrouwen van de burger en accepteren verantwoording af te leggen als ze hun beweringen niet kunnen staven met deugdelijke argumenten.
Zichzelf serieus nemende parlementen zijn zich bewust van hun rol in het winnen en behouden van het door burgers in hen gestelde vertrouwen. Zij zijn de wetgevers die erop toe moeten zien dat wetgeving uitvoerbaar, rechtvaardig en zonder aanziens des persoons toegepast kan worden. Zij vertegenwoordigen in strikte zin het belang van die kiezers die hun stem op hen hebben uitgebracht, maar zijn medeverantwoordelijk voor het falen van wetgeving die door hun toedoen onuitvoerbaar is gebleken. Een verkregen meerderheid betekent niet dat daarmee het maatschappelijk belang telkens op de beste wijze is gediend. Uitvoerbaarheid en realiteitszin dienen leidend te zijn. De controlerende taak van parlementen gaat niet zo ver dat ieder maatschappelijk incident of belang van hun achterban een motie verdient. Het afgelopen jaar waren het er in de Tweede Kamer 3.486. De controlerende functie is geen wedstrijd in profileringsdrang.
Een zichzelf serieus nemende regering weet dat haar doen en (na)laten rechtstreeks gevolgen heeft voor de burger die zijn vertrouwen in haar heeft gesteld. De regering is de belangrijkste vertegenwoordiger van de overheid, waar ambtenaren binnen ministeries en (andere) uitvoeringsorganisaties hun werk doen. De kwaliteit van de inbreng, de samenwerking tussen, en het werk van die ambtenaren straalt af op de regering, die de integriteit van dat systeem moet bewaken, de kennis moet koesteren en de uitvoering van wetgeving moet bevorderen. Als deze ‘machine’ faalt, dan ondermijnt dat het vertrouwen van burgers in de overheid. Hetzelfde geldt voor signalen uit die ambtelijke organisatie. Een bureaula of (onder) het vloerkleed zijn geen passende plekken om dat vertrouwen te bevorderen.
Als de ambitie van een land hoog is in termen van het bewaken van democratische waarden en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid, roept dat verwachtingen op. Worden deze niet waargemaakt dan is in potentie de kiem gelegd voor het beschamen van vertrouwen. Dit is precies wat er de afgelopen jaren te vaak is gebeurd en wat een belangrijke factor is in het verlies van geloofwaardigheid van bestaande instituties en systemen.
Het gaat er niet om de burger mee te krijgen in een meeslepend verhaal over een gedeelde toekomst. Dromen blijken te vaak bedrog. Belangrijker is dat de overheid, tot in al zijn kieren en naden, zich bewust is van haar rol als hoeder van het systeem. De burger is weliswaar ‘consument’, maar tegelijkertijd ook, hoewel indirect, beleidsbepaler. Hij heeft een echte stem, en kiest met zijn voeten als hij niet gelooft in de inspanning die de overheid zich getroost om zijn vertrouwen waard te zijn.