Bron: Jon Berkeley - PA
De Russische inval en misdaden in Oekraïne laten zien dat het begrip vrijheid een andere inhoud heeft dan Poetinknuffelaars Trump, Baudet, Engel en vele anderen ons de afgelopen twee jaar en langer hebben willen doen geloven. De vele door Poetin gesponsorde desinformatiecampagnes hadden en hebben geen ander doel dan politieke tegenstanders en instituties in binnen- en buitenland te ondermijnen en zijn eigen politieke agenda te bevorderen. Binnenlands is die gericht op het (letterlijk!) elimineren van tegengeluid en buitenlands op het maximeren van verdeeldheid, ondermijning en delegitimeren van democratische politieke structuren, overheden en supranationale organisaties. Hoe beter hij daarin slaagt, hoe groter de publieke weerstand tegen de door hem op de korrel genomen instituties, en des te meer ruimte de voormalige KGB’er Poetin heeft om zijn agenda uit te voeren.
Februari 2022 markeert het moment dat Poetin het aandurfde met een Russisch leger de grens met buurland Oekraïne over te steken en een begin te maken met zijn al lang verkondigde en door velen slechts als dreigement afgedane voornemen om de grenzen van het voormalige Russische Rijk weer in volle glorie te herstellen. Tussen zeggen en doen zit echter een wereld van verschil. Door het binnenvallen van Oekraïne, een soevereine staat, waarvan Rusland in 1994 de grenzen en soevereiniteit heeft gegarandeerd, pleegt Poetin een onherroepelijke daad die hem nadrukkelijk in het vizier brengt van het internationale humanitaire recht. Als een staat eenmaal met gewapend geweld de grens van een andere soevereine staat is overgestoken zonder dat sprake is van een geldige aanleiding, is er geen weg meer terug. Hoewel Rusland haar rechtsmacht verwerpt, is het Internationaal Strafhof bevoegd de verantwoordelijken voor een dergelijk misdrijf van agressie (en daar vaak aan gerelateerde ergere misdaden) te berechten en te vervolgen.
Poetin heeft zorgvuldig naar dit moment toegewerkt. Reeds geruime tijd bespeelt Poetin als ware ‘puppet master’ zorgvuldig de westerse sentimenten door het structureel gebruik van sociale media voor het verspreiden van desinformatie. Vanuit trollenfabrieken worden door trollen dagelijks duizenden berichten vol desinformatie verzonden met het doel opgepikt en verspreid te worden binnen bubbels van antivaxers, alt-right Republikeinen, etc.. Het ultieme doel is het ondermijnen van vertrouwen in het publieke bestel en haar vertegenwoordigers (en het werkt!). Daarnaast voedde Rusland in toenemende mate onze afhankelijkheden van energieproducten (gas en olie) en eerste levensbehoeften (graan). Verslaafd als wij waren aan meer consumptie gingen wij daarin gewillig mee (waarbij niet uit valt te sluiten dat de afbouw van onze aardgasproductie de Duitsers tot gewillige prooi van Poetin hebben gemaakt). En hoe ondenkbaar is het inmiddels dat hij met behulp van ouderwets spionagewerk, politieke organen, politici en anderen zodanig wist te manipuleren of te compromitteren dat deze tot uitvoerders zijn gemaakt van zijn politieke agenda? Voor degenen die hij voor zijn karretje heeft weten te spannen valt langzamerhand steeds meer uit te leggen. Voer voor onderzoeksjournalistiek!
Inmiddels is duidelijk dat Poetin zich behoorlijk heeft verslikt in de reactie van de wereld op zijn inval en handelen in Oekraïne. Zijn eerdere ‘try outs’ in Syrië, de Krim, de Donbas ontmoetten relatief weinig effectieve weerstand en verontwaardiging. Hoe vreemd is het dan dat hij meende dat de (mede door zijn interventies) verzwakte, economisch afhankelijke en verdeelde EU, NAVO en Verenigde Staten zijn volgende stap ook wel zouden gedogen? Dat dit niet gebeurd is, en zelfs een belangrijke katalysator gebleken is in het hervinden van eenheid en daadkracht, is een desastreuse misrekening van zijn kant. Het lijkt er sterk op dat Poetin zich als autocraat naar tsaristisch model, vervreemd heeft van zijn omgeving en de geopolitieke realiteit.
Wake-up call
Het zou vreemd zijn als de inval van Poetin in Oekraïne geen aanleiding zou zijn voor EU-zelfreflectie. Het feit dat in momenten van crisis de EU zich vaak naar een soort oplossing toe vergadert kan niet verhullen dat er fundamentele tekortkomingen zijn in de wijze waarop de EU opereert. De EU kan zichzelf niet meer zien als een zelfbenoemde waardengemeenschap zonder oplossingen te vinden voor knelpunten in de interne verhoudingen, de inrichting van besluitvormingsprocessen, haar relatie met de buitenwereld en daarmee samenhangende afhankelijkheden en kwetsbaarheden.
Bovenal moet de EU – na zichzelf ruim 70 jaar schoksgewijs te hebben geëvolueerd – onderzoeken of en onder welke voorwaarden de stap mogelijk is naar een structuur op basis van een door de burgers van de lidstaten gedragen waardenstelsel waarin eendrachtig besluiten genomen kunnen worden en daadkrachtig kan worden opgetreden. Het feit dat de EU inmiddels wel in staat is gebleken eensgezind en daadkrachtig te reageren op Poetins agressie, moet aangegrepen worden om de geopolitieke realiteit van dit moment onder ogen te zien. De EU dient deze realiteit te vertalen naar een duidelijke visie op haar wezen (‘wat willen we zijn?’) en dit vertalen naar de hiervoor benodigde inrichting van haar processen en organen, de invulling van haar rol op het wereldtoneel en onderzoeken welke gevolgen dat moet hebben voor de mate van zelfvoorzienendheid, respectievelijk zelfstandigheid in relatie tot andere staten.
De EU als waardengemeenschap
Het wezen van de EU is, naar mijn mening, vrij overtuigend verwoord in de inleiding van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Lissabon, 2009). De kurk waarop de EU drijft zijn haar culturele, religieuze en humanistische tradities die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de universele waarden van de rechten van de mens, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat. Hierin staat de burger voorop en dat lijkt me een juist uitgangspunt. Wat mij betreft zou het onverkort naleven van deze principiële waarden de peilstok moeten zijn voor het al dan niet deel (meer) kunnen uitmaken van de EU. Het streven naar autonomie, het bedrijven van geopolitiek opportunisme of het verkrijgen van economische voordelen alleen zijn onvoldoende gronden om toetreding tot de EU-waardengemeenschap te rechtvaardigen. Het blijft knellen dat de principiële waarden onvoldoende verankerd zijn in de uitwerking van het verdrag. In 2009 waren de lidstaten echter nog niet zo ver dat ze dat stukje autonomie op wilden geven om die laatste stap mogelijk te maken waardoor de EU zich kwetsbaar (heeft ge)maakt voor interne verdeeldheid en ondermijnende interventies van buitenaf. Inmiddels is de geopolitieke realiteit veranderd. Alleen als het EU-verdrag in de toekomst gaat voorzien in een effectief en qua uitvoering werkbaar mechanisme om intern de niet-naleving van de principiële waarden van de EU af te dwingen (lees: het ontnemen van stemrecht, de mogelijkheid geldstromen te blokkeren of te beperken en corruptie tegen te gaan), kan de EU daadwerkelijk haar unieke positie op het wereldtoneel claimen en behouden.
Op basis van een drietal voor dit doel relevante indexen die de staat van de democratie, de persoonlijke vrijdom en de rechtsstatelijkheid van en in betreffende landen meten, kom ik tot het volgende beeld (kaartje EU Waarden Index hieronder) van de huidige naleving van de principiële EU-waarden (op een schaal van 0 tot 10).
De vraag is welke norm je als minimumniveau hiervoor zou willen opleggen. Het aspiratieniveau zou wat mij betreft hoog moeten liggen en iedere score onder een niveau van zeg 8,50 zou een lidstaat onderhevig moeten maken aan een verbeteringsprogramma en (dreiging van) mogelijke sancties. Gedacht kan worden aan inperking van stemrecht en/of verminderende toegang tot subsidies. Uiteraard zal dit in de praktijk complexer zijn, maar als we de EU willen zien als een waardengemeenschap dan moet er een mechanisme zijn om landen die ‘dwalen’ hierop effectief aan te kunnen spreken. Indamming van de persvrijheid, inperking van persoonlijke vrijheden of ingrepen in de autonomie van de rechterlijke macht zijn wat mij betreft bij voorbaat aanleidingen om de blokkerende stem bij EU-beslissingen, waarvoor unanimiteit vereist is, te ontnemen. Hoe valt het burgers EU-breed uit te leggen dat regeringen die de persvrijheid, mensenrechten en autonomie van de rechterlijke macht aan banden leggen ook nog eens het delicate EU-besluitvormingsmechanisme kunnen misbruiken om de EU in gijzeling te nemen?
Het zijn van waardengemeenschap is niet alleen een ideologisch construct. Het is ook een voorwaarde voor het bereiken van welzijn en welvaart. Niet voor niets is er een grote correlatie tussen de plek op de EU Waarden Index in het plaatje hierboven, en het niveau van welzijn en welvaart in diezelfde landen. Hoe hoger de plek op de EU Waarden Index, hoe beter landen ook scoren op het vlak van welzijn en welvaart. Dit is niet vreemd. Het belang van het nastreven van een waardengemeenschap is dat het welzijn en de welvaart van alle burgers voorop staat, niet (slechts) die van individuele groepen machthebbers, geprivilegieerden of zij die die met oneigenlijke middelen hun stempel op de maatschappij drukken. In dat verband is het ook belangrijk een dialoog te voeren over de vraag hoe we als waardengemeenschap, waar we de bescherming en bewaking van individuele mensenrechten tot hoogste doel verheffen, omgaan met hen die (al dan niet met nadruk op hun eigen rechten) rechten van anderen ontkennen of bedreigen. In het bestek van dit artikel ga ik hier niet verder op in, maar verdient wel discussie.
Ter illustratie heb ik in mijn kaartje tevens een drietal staten meegenomen die nu in de procedure zitten voor de aanvraag van het EU-lidmaatschap: Bosnië Herzegovina, Moldavië en Oekraïne (Georgië paste niet op het kaartje maar zit in een vergelijkbare situatie). Het is duidelijk dat deze landen (alle geel of oranje gekleurd in het kaartje) nog ver verwijderd zijn van het voor de EU-waardengemeenschap vereiste niveau. Er moeten, vooral ook voor deze staten zelf, duidelijke criteria komen voor de wijze waarop en onder welke condities (wel of geen stemrecht, hoeveel steun waarvoor, etc.) zij kunnen toetreden. Ook moet de EU bereid zijn bij voorbaat aan te geven dat als de ‘match’ ontbreekt (geografisch, cultureel, etc.), toetreding niet mogelijk is.
Economische (on)afhankelijkheid
Een waardengemeenschap is pas echt in staat haar onafhankelijkheid te bewaren en te bewaken, als ze vrij is van economische druk of chantage. Poetin meende zich de inval in Oekraïne te kunnen permitteren in de veronderstelling de EU in zijn greep te hebben door haar (vermeende?) afhankelijkheid van Russische olie, gas en graan. Deze druk moet ervan af. De EU zal moeten onderzoeken tot welk niveau ze zelfvoorzienend wil/moet zijn, en tot welk niveau zij van haar behoeften van een enkel land afhankelijk wil zijn. Wat is het minimale aantal leveranciers van strategische grondstoffen om niet knel te komen zitten bij een conflict met een land? Hoe groot moet de strategische reserve zijn van essentiële grondstoffen? Wat moet zelf in de EU kunnen worden geproduceerd om in tijden van nood slagvaardig te kunnen opereren? Dit zijn allemaal vragen die de EU voor zichzelf moet beantwoorden om haar onafhankelijkheid en daarmee de waardengemeenschap niet in gevaar te brengen. Het zal tijd kosten, grote financiële consequenties hebben en waarschijnlijk pijnlijke dilemma’s opleveren, maar wegkijken is geen alternatief.
Het zal tegelijkertijd ook een eigen EU-bewustzijn creëren, nieuwe kansen opleveren, een stimulans tot onderzoek opleveren en technologische specialisatie bevorderen. Met gerichte subsidies moet kennis ontwikkeld worden en beleid bevorderd die de afhankelijkheid van buitenlandse actoren vermindert. Het biedt bovendien kansen de ontwikkeling van klimaatneutrale alternatieven voor onze energiebehoefte in een stroomversnelling te brengen. Het vergt een totale heroriëntatie op economisch en technologisch gebied, maar het zal de EU sterker, onafhankelijker en geopolitiek krachtiger maken.
Politieke (on)afhankelijkheid
Hoewel het in de praktijk in tijden van crisis meeviel, is de achilleshiel van de EU haar semi-federale structuur. Als de portemonnee getrokken moet worden, de autonomie van lidstaten in het gedrang komt of buitenlands beleid gemaakt wordt dan nemen de spanningen in en rond Brussel toe.
Het doet denken aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795) waar het landsbestuur voor haar handelen (landsverdediging, buitenlands beleid) erg afhankelijk was van de door de gewesten (al dan niet) ter beschikking gestelde financiën en middelen. Een andere parallel met de EU was de problematische verhouding tussen het machtige (gewest) Holland en de andere, economisch en sociaal minder ontwikkelde gewesten. De verlammende afhankelijkheid tussen het centrale bestuur en decentrale besturen (met verschillende sociaaleconomische dynamieken) kent dus een lange geschiedenis, maar maakt ook duidelijk dat het een evolutionair proces is dat op een gegeven moment een goed werkbare balans vindt.
In EU-verband is alleen nog unanimiteit vereist met betrekking tot beslissingen die de externe betrekkingen, belastingen en defensie raken. Op deze terreinen heeft ieder land dus een vetorecht. Het problematische ervan is dat dit veto door landen ingezet kan worden (en wordt!) als chantagemiddel om besluitvorming op andere terreinen te beïnvloeden. Dit is niet wenselijk want het leidt tot wanstaltige en lastig te verdedigen compromissen en maakt het mogelijk dat lidstaten de EU-waardengemeenschap ondermijnen. Landen als Polen (inbreuk onafhankelijkheid rechterlijke macht en inperking grondrechten) en Hongarije (inperking van mediavrijheid en grondrechten) komen hier vooralsnog mee weg, maar de vraag is hoelang nog. De Russische invasie van Oekraïne heeft nogmaals duidelijk gemaakt hoe belangrijk de eigen EU-waardengemeenschap is en hoeveel weerklank deze heeft onder de bevolking van de EU. Vrijheid en democratie zijn geen abstracte begrippen meer. Er is geen burger die minder persvrijheid, beperkingen op zijn grondrechten toejuicht of blij wordt van rechters die aan de leiband lopen van hun regering. Het zijn autocratische leiders of partijen die blokkades opwerpen. Dat moet ophouden. De huidige/beoogde procedures tegen Polen en Hongarije bieden mogelijkheden ingangen te creëren om aanpassingen af te dwingen. Dit is het moment om de volgende stap te zetten naar meer assertiviteit en slagkracht. Dit kan alleen als chantage onmogelijk gemaakt wordt, althans zinloos is. Dit zou bijvoorbeeld kunnen als een door een van de lidstaten met een veto getroffen unanimiteitsbesluit, ongedaan kan worden gemaakt door een versterkte gekwalificeerde meerderheid van het Europees parlement (bijvoorbeeld 72% van de daar uitgebrachte stemmen).
Een andere reden om de assertiviteit en slagkracht te vergroten is het feit dat de EU minder dan voorheen het geval is, kan en mag rekenen op de impliciete steun en leiderschapsrol van haar (voormalige?) bondgenoot de Verenigde Staten. Amerika mist inmiddels de morele en politieke waarachtigheid om zich de leider van de vrije wereld te kunnen noemen. Belangrijker is nog dat de huidige Republikeinse partij in de ban is van een antidemocratische hoofdman die de partij roekeloos en onvoorspelbaar maakt en ondermijnend werkt voor het land. We kunnen ons niet meer achter grote broer de Verenigde Staten verschuilen; we moeten onze eigen boontjes doppen. Dit vergt krachtiger structuren dan we nu hebben, en dwingt ons zelfvoorzienend te worden in politiek, economisch, humanitair en defensief opzicht. Het maakt een strakkere aansturing noodzakelijk van het buitenlandse beleid en daarmee ook een betere afstemming en coördinatie van degene die namens de EU op bepaalde onderwerpen het voortouw neemt. Het zal moeite kosten de ego’s van de verschillende staatshoofden in toom te houden, maar voorop moet staan dat individuele interventies van regeringsleiders of ministers nooit het gezamenlijke, in de Europese Raad geformuleerde EU-beleid mogen doorkruisen.
Humanitaire en defensieve (on)afhankelijkheid
Voor het eerst in 75 jaar hebben we ervaren dat de grote diversiteit in militair materieel en systemen die de individuele lidstaten hebben samengebracht als het erop aankomt leidt tot een te grote verscheidenheid om effectief een crisis te bestrijden. Nu gaat het nog om steun aan een in een oorlog ondergedompelde buurman, maar willen we adequaat kunnen reageren op bedreiging van onze eigen grenzen en autonomie, dan moet de afschrikking doelmatig en proportioneel zijn en is nadere afstemming dus noodzakelijk. Ook dat is een gevolg van het zelfstandig en autonoom kunnen opereren als waardengemeenschap.
In termen van defensie-uitgaven en -personeel, komt de EU er in vergelijking met Rusland helemaal niet slecht uit. De conclusie lijkt zelfs gerechtvaardigd dat een betere afstemming en specialisatie leiden kan tot belangrijke rationalisatie van de uitgaven en verbetering van de cyber-veiligheid van de EU in zowel economisch als defensief opzicht. Dit gaat zeker niet ten koste van de kwaliteit, voorkomt overlappende functionaliteit en maakt het mogelijk een up-to-date en functionele organisatie te creëren. Daarnaast lijkt me dat het defensieapparaat bij uitstek geschikt is voor het uitvoeren en/of ondersteunen van humanitaire taken. Waar nu telkens opnieuw geïmproviseerd moet worden om immigratie- en vluchtelingenstromen te begeleiden, van onderdak te voorzien en op te vangen, is defensie in staat dit soort logistieke uitdagingen professioneel te begeleiden. De organisatie moet toegerust zijn om zowel op EU-grondgebied als daarbuiten ingezet te worden en moet voldoen aan de hoogste eisen van integriteit en professionaliteit.
Mijn voorkeur zou uitgaan naar een Europese aansturing van de defensieorganisatie, met nationale en regionale eenheden die specifieke specialistische taakgebieden beheersen. Zo is de flexibiliteit, slagkracht en kwaliteit het best gewaarborgd. Niet de hoogte van de uitgaven moet leidend zijn (bijvoorbeeld als % van het bbp), maar de optimale uitvoering van de overeengekomen taken, waarbij iedere lidstaat naar vermogen zijn steentje bijdraagt. Een Europese aansturing en coördinatie maakt het mogelijk zelfvoorzienend beleid te ontwikkelen met een eigen Europese defensie-industrie. De grote Amerikaanse nadruk op de hoogte van de defensie-uitgaven gerelateerd aan het bbp kwam voor een belangrijk deel voort uit de wetenschap dat een belangrijk deel van dat geld in de Verenigde Staten besteed wordt voor materieel.
De EU zal ook defensief en humanitair minder afhankelijk dienen te worden van de NAVO-bondgenoot Verenigde Staten. Dit neemt niet weg dat de inrichting van de defensieorganisatie zodanig moet zijn dat de EU-lidstaten die tevens NAVO-lid zijn, binnen de EU hun verplichtingen onder het NAVO-handvest kunnen blijven nakomen.
Tot slot
De EU moet de ogen openen voor de huidige geopolitieke realiteit van dit moment en haar plek op het wereldtoneel durven pakken. Alleen door zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de waarden waarop de EU is gegrondvest kunnen we onze onafhankelijkheid en autonomie bewaken en slagen we erin de waarde van de EU voor haar burgers te maximaliseren. De Russische invasie van Oekraïne is een catastrofe, maar is kennelijk wel een noodzakelijke aansporing voor een heroriëntatie op die waarden die in EU-verband essentieel zijn om beschermd en bewaakt te worden. Deze moeten de uitgangspunten zijn voor de inrichting van de EU-waardengemeenschap waarbij het principe van subsidiariteit (alleen op een hoger niveau regelen wat moet, lokaal uitvoeren waar het kan en werkt) leidend blijft. De EU moet sterker worden dan haar zwakste schakel, en uit haar verscheidenheid kracht ontlenen om boven de som van haar delen uit te stijgen.