Op beperkte oprispingen na, hebben landelijke politici de neiging weten te onderdrukken zich al te opzichtig te laten zien en horen in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Laten we hopen dat dit zo blijft. De verschillende lokale stemwijzers laten zien dat er veel zaken zijn die alleen op plaatselijk niveau opgelost kunnen worden en die volstrekt los staan van landelijke politieke vraagstukken. De standaardvragen in de kieswijzer over het al dan niet wenselijk achten van windmolenparken en asielzoekerscentra op het eigen gemeentelijke grondgebied zijn hierop wellicht de belangrijkste uitzonderingen (‘not in my back yard’). Dit zijn vooral dankbare onderwerpen voor lijsten met een conservatieve en/of radicale inslag.
Uiteraard zal de uitkomst van de verkiezingen toch weer geëxtrapoleerd worden naar landelijke cijfers en als barometer worden gebruikt voor het (al dan niet) gevoelde draagvlak van Rutte IV. Het past nu eenmaal in het beeld dat landelijk opererende media bij dit soort lokale verkiezingen, in hun duidende rol, steeds maar weer slecht onderbouwde parallellen trachten te trekken.
Verantwoordelijkheden
Dit neemt niet weg dat de landelijke politiek wel degelijk in belangrijke mate de ruimte domineert waarbinnen Colleges van Burgemeester en Wethouders (‘CB&W’) zich kunnen én moeten bewegen. Taken op het gebied van jeugdzorg, werk en inkomen of zorg aan langdurig zieken en ouderen, geven de gemeente slechts beperkt ruimte voor beleid terwijl de verantwoordelijkheden groot zijn. Gedacht moet worden aan risico’s van ontoereikende uitvoeringskracht, weinig transparante aanbestedingstrajecten en gebrekkige inhoudelijke deskundigheid om dit soort processen in goede banen te leiden.
In het kort komt het erop neer dat gemeenteraden enerzijds een zeer belangrijke factor vervullen bij de invulling van lokaal beleid; deze liggen vooral op het vlak van de ruimtelijke ordening (inclusief infrastructuur), sociaal maatschappelijke voorzieningen (sport, cultuur en andere publieke voorzieningen en dienstverlening), wijk- en buurtbeheer en daaraan nauw verwante zaken als buurtveiligheid en leerplicht en economisch ‘vestigingsklimaat’. Ik kom hier later nog op terug. Anderzijds, als het gaat om gedelegeerde uitvoeringstaken is er voor lokale partijen juist nauwelijks politieke ‘winst’ te behalen; opgedrongen taken laten nu eenmaal weinig politieke keuzevrijheid, waardoor er voor de plaatselijke politiek weinig eer te behalen valt. In het beste geval worden politieke keuzes gemaakt over de wijze waarop de gemeente de uitvoeringstaken gaat onderbrengen. Het zijn lastige vraagstukken waar vooral gestuurd wordt op het vermijden van fatale missers. De grootste dilemma’s liggen daarbij rond de vraag het zelf lokaal te organiseren of gemeentelijke samenwerkingsverbanden aan te gaan. Eigen controle en verantwoordelijkheid versus minder invloed maar meer professionaliteit en efficiency. Het is een beleidskeuze waar veel gemeenten mee worstelen en die politiek gevoelig ligt. Wordt de uitvoering uitbesteed dan kan de gemeenteraad verweten worden te weinig controle te hebben gehouden, doe je het niet dan kan je aangesproken worden op de kostbare en mogelijke minder professionele zorg als gevolg van de geringere schaalgrootte. Uiteindelijk zullen burgers in het algemeen echter weinig tot geen notie hebben hoe de uitvoering van deze taken in hun gemeente geregeld is.
Vertrouwen
Voor een succesvol verloop van verkiezingen is vertrouwen van burgers in de politiek een voorwaarde. Dat lijkt vooral de laatste tijd dramatisch te zijn gedaald. Uit een recent, door Trouw geïnitieerd onderzoek, wordt een negatieve trend zichtbaar die zich ook al aandiende bij de periodieke Eurobarometer-peilingen van de EU in juni/juli van 2021. Opmerkelijk is dat waar Europees het vertrouwen in lokale en regionale overheden gemiddeld stijgende is, deze in Nederland sinds februari 2021 juist gekelderd is. Het laat zich niet goed rijmen met het gevoel van Nederlanders (in hetzelfde onderzoek van de EU) dat het goed gaat met Nederland (83%) en met het leven dat Nederlanders leiden (95%), de economie goed draait (83%), de eigen baan veilig is (80%) en er geen financiële zorgen zijn (93%) en dat dienstverlening door de overheid goed is (89%). Wat is hier aan de hand?
Nederlanders behoren na de Denen en de Zweden tot de meest tevreden burgers van de EU, maar sinds het laatste onderzoek heeft maar 48% (-20%-punten ten opzichte van november 2020) van de Nederlanders vertrouwen in de eigen regering, 52% (-16%-punten) heeft vertrouwen in het parlement en 57% (-15%-punten) in regionale en lokale autoriteiten. Corona heeft ieder land hard getroffen (hoewel het aantal coronadoden in het dichtbevolkte Nederland na Finland en Denemarken relatief het laagste is van de EU) en elk land heeft op zijn eigen en vaak fel bekritiseerde wijze, maatregelen getroffen om de gevolgen daarvan te bestrijden. De aanpak van corona zou mijns inziens objectief gezien het plotseling gedaalde vertrouwen niet kunnen verklaren.
Gelet op de relatieve tevredenheid van Nederlanders met de eigen omstandigheden, ligt het meer voor de hand te kijken naar specifieke – meer externe – politieke aanleidingen die voer kunnen zijn voor het afgenomen vertrouwen. Het lijkt me dat hier een toegenomen afstand van de burger tot de politiek in algemene zin aan ten grondslag ligt. De lange duur van de kabinetsformatie kan een rol spelen in het gedaalde vertrouwen van burgers in de politiek. Maar ook mag de invloed van het versplinterde politieke landschap niet worden onderschat, in samenhang met de politieke scoringsdrift en afrekencultuur van hen die zelf – door hun opstelling of angst moeilijke keuzes te moeten maken – weglopen van het dragen van politieke verantwoordelijkheid. Daarnaast zijn burgers verontwaardigd over politiek onvermogen adequaat te reageren op beladen dossiers als de Groningse aardbevingsschade en de toeslagenaffaire. Ons pluriforme systeem ondermijnt in toenemende mate het onderling vertrouwen, zet aan tot profileringsdrang en zet de politiek te kijk als weinig doortastend. Dit leidt weer tot onbestuurbaarheid en gebrek aan politiek schakelvermogen. Dit is niet alleen een verantwoordelijkheid van de regering, maar van de hele politiek. Om het vertrouwen van de burger in de politiek te herwinnen zal zij nu echt eens bij zichzelf te rade moeten gaan welke rol ze zelf speelt bij het afnemende vertrouwen. Voor sommige partijen is dit een politiek ‘verdienmodel’, maar wat schiet de burger ermee op?
Gemeenten lopen het risico dat deze vertrouwenskloof ook naar hen doorslaat. Ze zijn verantwoordelijk voor de gedecentraliseerde taken, zonder dat ze er wezenlijke invloed op hebben. Hoewel de directe gevolgen van deze decentralisatie aan de meeste burgers voorbijgaat, legt het wel een groot beslag op de gemeentelijke begroting en de aandacht die het CB&W daaraan besteden moet. Dit gaat dan weer ten koste van de aandacht en beschikbare middelen voor andere gemeentelijke zaken. Dit is een verontrustende ontwikkeling, die mijns inziens een halt moet worden toegeroepen
Gemeentefinanciën
De decentralisatie van de uitvoering van met name de jeugd- en langdurige zorg naar gemeenten in 2014, was enerzijds bedoeld om de uitvoering dichter bij de beoogde doelgroep te brengen, anderzijds was het daarmee (nauwelijks impliciet) ook een poging om de kosten in de hand te houden. Inmiddels zijn we wijzer. Die kosten (zie de groene lijn in de grafiek hieronder), welke in eerste instantie inderdaad aanzienlijk lager waren, zijn sinds 2017 fors harder gestegen dan de sociale lasten als geheel (de rode lijn).
Daarnaast heeft bureaucratische druk (met name als gevolg van aanbestedingsvoorschriften en dossiervorming) en de door schaalverkleining afgenomen efficiency, gezorgd voor kwaliteitsverlies en wachtlijsten van de voorheen centraal geregelde zorg. Verwijzingsproblemen en wachttijden langer dan drieënhalve maand (wachttijd voor kwetsbare hulpvragen) zijn geen uitzondering meer. Het geheel heeft geleid tot een forse toename van uitvoeringskosten en (daarmee?) de bijdragen die gemeenten ontvangen uit het Gemeentefonds (de door het Rijk gefinancierde bijdrage aan gemeenten). Was dat in 2013 nog €17,8 miljard, in 2020 bedroeg deze €32,5 miljard (een toename van ca. 85%).
Gemeenteraden hebben slechts beperkt invloed op veel van deze taken die over de gemeentebegroting lopen. Immers, de taken zijn wettelijk voorgeschreven, de uitvoering (primair een aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van het CB&W) gaat, afgezien van de besluitvorming rond aanbesteding van de zorg, buiten de gemeenteraad om. Het absolute en relatieve aandeel van taken waarop de gemeenteraad echt invloed heeft, is de afgelopen jaren gedaald. De organisatie en uitvoering van het sociale domein hebben niet alleen een grote invloed gehad op de omvang vanuit het Gemeentefonds ontvangen gelden, maar ook een zware extra taak neergelegd bij de gemeente om dit in goede banen te leiden. Een taakverzwaring die ook ten koste is gegaan van andere taakgebieden die veel specifieker tot het oorspronkelijke en noodzakelijke taakpakket van gemeenten behoort.
Het aandeel van de primaire gemeentetaken in de gemeentebegroting is sinds 2013 zowel relatief (van 60% naar 44%) als absoluut (van €35,5 miljard naar €29,8 miljard) afgenomen. Je kan je afvragen waarom dit belangrijk is voor de komende gemeenteraadsverkiezingen. Het antwoord is dat we moeten voorkomen dat gemeenten in theorie democratisch zijn, maar in realiteit de zoveelste publiekrechtelijke bestuursorganen worden waarop democratische controle tekortschiet.
Uitholling primaire gemeentelijke taken vraagt om een democratische opwaardering
Met de decentralisatie van de jeugd- en langdurige zorg en de daarmee gepaard gaande hoge kosten, is er (in ieder geval financieel) minder ruimte geweest voor effectief wijk- en buurtbeheer. Tussen 2013 en 2020 hebben de gemeenten €5,7 miljard moeten bezuinigen op hun primaire taken. Dat is hoe dan ook ten koste gegaan van noodzakelijke taken en de democratische ruimte van gemeenteraden om hun werk te doen. Veiligheid op straat is een kerndoel, maar ook het zicht krijgen en houden op die inwoners (meestal jongeren) die slecht aansluiting weten te vinden in de sociaal-maatschappelijke systemen (school, leren, sport, etc.) die hen moeten voorbereiden op een zelfstandige toekomst buiten de criminaliteit. Actief jongerenwerk is daarbij van groot belang en ook de inzet van wijkagenten is internationaal lang hét voorbeeld geweest als hoeksteen voor effectieve preventie en verbinding tussen en met alle stakeholders die kansongelijkheid en leefbaarheid bevorderen. Te lang zijn deze taken verwaarloosd en afgesloten van voldoende financiering. Het lijkt me evident dat we als samenleving beter af zijn door te investeren in preventie, dan miljarden te moeten besteden aan de bestrijding van de gevolgen van nalatigheid op dat vlak. In het verlengde daarvan liggen taakgebieden als ruimtelijke ordening, infrastructuur en economisch beleid. Zij zijn belangrijke aandachtsgebieden voor iedere gemeenteraad en essentieel voor de leefbaarheid van de gemeente. De vraag is of ons als burgers een gebrek aan betrokkenheid verweten kan worden als het aankomt op al deze, voor de leefbaarheid van de gemeente essentiële taakgebieden. Ik denk dat dat zeker het geval is. Zolang onze eigen leefomgeving niet direct ‘bedreigd’ wordt, zijn we in het algemeen relatief onverschillig op dat vlak. Waar en wanneer houdt de uitholling op en wie trekt er aan de rem? We zouden kunnen beginnen als burgers meer betrokkenheid te tonen met de gemeentelijke politiek door actief gebruik te maken van onze stem in de komende gemeenteraadsverkiezingen. Hoe hoger de opkomst en hoe representatiever die verkiezingen zijn, hoe beter de gemeenteraadsleden zich gesteund weten in het belangrijke werk dat ze doen. Het is een fundament voor een grotere legitimatie voor deze schakel in ons democratische systeem, die wellicht door de landelijke politiek onvoldoende serieus genomen wordt. Een grotere legitimatie stelt gemeenten in staat meer aandacht te vragen voor noodzakelijke gemeentelijke voorzieningen en interventies die de leefbaarheid vergroten en het welzijn van alle burgers verbetert.
Hoe te stemmen op 16 maart?
Ik ga uiteraard geen stemadvies uitbrengen voor de gemeenteraadsverkiezing. Stemmen doe je zelf en bij voorkeur geïnformeerd, op basis van wat speelt in jouw gemeente. Het is belangrijk. Toch vrees ik dat veel mensen (mijzelf niet uitgezonderd) eigenlijk weinig betrokken zijn bij het politieke wel en wee in hun gemeente. Ik daag mensen uit de drie meest belangrijke thema’s te noemen die in hun gemeente de politiek de afgelopen jaren bezig- en/of verdeeld heeft gehouden. Wat waren de echt belangrijke keuzes waar de gemeenteraad de afgelopen jaren mee heeft geworsteld? Welke standpunten namen gemeentepartijen in op die dossiers en waarom? Hoe heeft dat zich vertaald in de situatie waarin de gemeente zich nu bevindt?
Het is makkelijk het belang van een goed functionerende gemeente(raad) te onderschatten. Veel van de ‘dingen’ om ons heen lopen betrekkelijk soepel; er is veel – vaak best goed – geregeld. We zijn gemiddeld genomen zo verwend, dat we ons dat wellicht onvoldoende realiseren. Helaas is het ook zo dat het huftergedrag van sommige inwoners van een gemeente het werk als gemeenteraadslid, wethouder of burgemeester niet bepaald makkelijk, laat staan aantrekkelijk maakt. Het vergt doorzettingsvermogen, bevlogenheid en een dikke huid om dat werk met overtuiging en enthousiasme te (blijven) doen. Belangrijk is dan ook dat we als burger deze mensen volop steunen door ons te informeren over de thema’s waar zij zich de komende vier jaar voor moeten gaan inzetten. Zoals we deze dagen helaas maar al te duidelijk zien, is democratie geen vanzelfsprekendheid. Het vraagt reflectie, nuance en betrokkenheid. Alleen als we ons inhoudelijk verdiepen in wat speelt, de verschillende argumenten tegen elkaar hebben afgewogen, hebben we recht van spreken. Dat doen we door een stem uit te brengen op de partij of de kandidaat van onze keuze. Zo voorkomen we dat bepaalde onderwerpen worden gekaapt en pas dan zijn de door de gemeenteraad genomen besluiten representatief voor de wil van de inwoners in de gemeente.
Enige hulp is daarbij geboden, en gelukkig is die er ook. Allereerst zijn er de gemeentelijke partijprogramma’s die via het internet redelijk goed toegankelijk zijn. Ze zijn allemaal anders van opzet, vormgeving en inhoud. Het zal niet al te lastig zijn een beeld te krijgen van wat een partij met de gemeente voorheeft, welke prioriteiten gesteld worden en hoe die dienen te worden aangepakt. Mijn indruk van de programma’s die ik heb bekeken is dat deze – uitzonderingen daargelaten – echter financieel nauwelijks onderbouwd zijn en soms ook wel diepgang missen. Gelet op de complexe financiering van gemeenten en de noodzaak tot coalitievorming is dit ook weer niet zo vreemd. Waar ik zelf het meest aan heb is de plaatselijke kieswijzer. Hierin worden in overleg tussen en met partijen de belangrijkste lokale thema’s onderscheiden. Iedere partij krijgt de gelegenheid haar positie op een thema te bepalen (voor, tegen, neutraal) en deze uitgebreid toe te lichten. Het mooie aan deze opzet is dat partijen gedwongen worden duidelijkheid te verschaffen op de verschillende thema’s die lokaal relevant zijn. De stemwijzer geeft een samenvattend overzicht van die partijen welke het dichtst bij jouw overtuiging staan. Het format geeft naast inzicht in de standpunten die relevant zijn voor de betreffende gemeente ook aan hoe die zich vervolgens verhouden tot de opvattingen van de kiezer op basis van de door hem gegeven antwoorden. Juist omdat de gemeenteraadsverkiezingen gaan over thema’s die aansluiten bij de eigen leefomgeving van lokale kiezers, zijn de lokale stemwijzers in mijn ogen hét middel om een politieke partij te vinden die het beste aansluit bij jouw politieke denkbeelden en plaatselijke prioriteiten. De opkomst bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen in 2018 was gemiddeld net geen 55%. Dat kan en moet hoger. Hoe hoger de opkomst hoe groter de legitimiteit van de gemeente als belangrijk bestuursorgaan. Het geeft bovendien een belangrijk signaal van burgers aan de lokale politiek dat zij vertrouwen willen geven, maar dat ook beloond willen zien met redelijkheid, samenwerking, daadkracht en resultaat.
Nu we door het optreden van Poetin weer met onze neus op het feit gedrukt zijn dat democratie niet een vanzelfsprekendheid is, is er geen beter moment denkbaar dan bij de komende gemeenteraadsverkiezingen medeverantwoordelijkheid te nemen voor de wijze waarop we bestuurd worden.