Credit: Getty - Pool
Afgelopen week is het een jaar geleden dat Boris Johnson in de voetsporen mocht treden van een van zijn illustere voorgangers en grote voorbeeld: Sir Winston Churchill. Churchill werd premier op de dag dat Nederland, België en Luxemburg door de Duitsers onder de voet werden gelopen (10 mei 1940). Hij bewees zijn grootsheid in tijden van crisis door zijn eerlijkheid (“Ik heb het land niets anders te bieden dan bloed, zwoegen, tranen en zweet.”). Zijn effectiviteit verhoogde hij door het inschakelen van en vertrouwen op experts en wetenschappers. Door het vormen van een coalitie van nationale eenheid (van uiterst links tot uiterst rechts) wist hij verbinding te zoeken en zo eensgezind mogelijk op te trekken in het tegemoet treden van de grote uitdagingen waar het land voor stond..
Ook Johnson dankt zijn premierschap aan een grote crisis: het onvermogen van zijn partij om na het referendum van 2016, de wens van (52% van) de kiezers om uit de EU te stappen te realiseren. Zijn ‘finest hour’ was de klinkende overwinning in de verkiezingen afgelopen december waar hij voor zijn partij een meerderheid in het Lagerhuis veiligstelde met 87 zetels. Dit stelde hem in staat een ander belangrijk wapenfeit te realiseren door ruim drie en een half jaar na het referendum het Verenigd Koninkrijk op 31 januari 2020 daadwerkelijk terug te trekken uit de Europese Unie. De Brexit was een feit. Vandaar is het eigenlijk alleen maar bergafwaarts gegaan met het premierschap van Johnson: sterk in overtuigingskracht, uitermate slecht in leiderschap en uitvoering. Het contrast tussen Churchill en Johnson kan bijna niet groter zijn. Waar Churchill de gevaren zag voor wat ze waren, visie en durf had, leeft Johnson in een soort parallelle wereld waarin gevaren genegeerd worden, uitdagingen in hyperbolen en volstrekte wartaal worden verpakt en hij volledig voorbijgaat aan de gevolgen van gemaakte keuzes, inconsequent is en adviezen van experts en wetenschappers negeert.
Corona
In mijn vorige editie van de Brexit-monitor heb ik al uitgebreid geschreven over de late reactie op de COVID-19 pandemie. Inmiddels is het duidelijk wat de prijs is die het VK betaalt voor het door Johnson in de wind slaan van adviezen van zijn adviseurs en medisch experts; het dodental behoort tot het hoogste in de wereld en de wijze waarop het geleidelijk opheffen van de lockdown is gecommuniceerd en ingevoerd bleek een dankbare inspiratiebron voor cartoonisten en stand-up comedians.
Ook de tweeslachtige aanpak van het overtreden van de lockdown-regels door zijn topadviseur Dominic Cummings heeft hem landelijk veel krediet gekost. Waar andere adviseurs met hardere of zachtere hand bij vergelijkbare gevallen hun functie hebben opgegeven en excuses hebben gemaakt, kon Cummings gewoon aanblijven ondanks halve excuses en vage verhalen. Het heeft veel schade toegebracht aan de bereidheid van de bevolking om de opgelegde maatregelen op te volgen, met alle gevolgen voor het (niet kunnen) beheersen van de crisis.
Hoewel Johnson in een interview met BBC’s Laura Kuenssberg lijkt toe te geven dat zaken anders hadden kunnen worden aangepakt, zijn het volgens hem vooral zijn ministers geweest die de ernst van de situatie onvoldoende hadden onderkend. Hij toont weinig geneigdheid tot het nemen van verantwoordelijkheid voor gemaakte fouten en wil vooral vooruitkijken en de ervaring tot nu toe gebruiken “to double down on levelling up” (?) om het hoofd te kunnen bieden aan een mogelijke tweede golf.
Union
Het Verenigd Koninkrijk is een unie van vier landsdelen (Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland) die samen een koningin en parlement delen. Het is de rol van de premier boven de landsdelen te staan en het belang van het geheel te bewaken en te bevorderen. Het is maar zeer de vraag of Johnson het ook zo ziet, al was het maar omdat Engeland nu eenmaal de dominante partij binnen de unie is, waarin zij vertegenwoordigd is met 84% van het electoraat.
Waar de belangen van de landsdelen uiteenlopen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij Brexit, zijn de verlangens van de kiezers in Wales, Schotland en Noord-Ierland per definitie ondergeschikt aan die van Engeland. Zo is er toenemende zorg binnen betreffende landsdelen of zij voldoende betrokken worden bij de onderhandelingen over de relatie tussen het VK en de EU na 31 december van dit jaar en of hun belangen daarin voldoende zijn gewaarborgd. De contacten tussen het centrum van de macht in Westminster en de andere landsdelen zijn op zijn best gezegd sporadisch. Ook is er onrust of in het door Engeland gedomineerde VK, de andere landsdelen nog mogen rekenen op dezelfde soort subsidies die zij voorheen uit de EU-pot ontvingen. Met name nu de COVID-19-situatie de voorspelde economische crisis na het losmaken van het VK uit de EU alleen maar zal verdiepen, is het afwachten of en hoe geldstromen binnen het VK gaan lopen. Johnson laat zich, afgezien van incidentele fotogenieke flitsbezoeken aan de landsdelen, waar grotendeels eerder toegezegde subsidies als nieuwe cadeautjes worden gepresenteerd, weinig zien. De zorgen nemen toe dat het economische wel en wee van (de rest van) het VK, ongeacht de consequenties geheel ondergeschikt gemaakt worden aan de, vooral door de Engelsen binnen de Union diep beleden ideologie van totale soevereiniteit en volstrekte onafhankelijkheid van de EU. Dat maakt het doen van concessies lastig en zet een rem op de voor de economie van het land belangrijke handelsstromen en grensoverschrijdende financiële dienstverlening.
Rusland
Sinds jaar en dag zijn er in het VK grote zorgen over de toenemende invloed van Rusland in de Britse politiek en economie. De gang van zaken rond het Brexit-referendum is uiteindelijk de aanleiding geweest tot het instellen van een diepgaand parlementair onderzoek. Het rapport van de commissie die het onderzoek uitvoerde werd op 17 oktober 2019 aan de Britse regering aangeboden, waarna Boris Johnson de publicatie vervolgens tien maanden heeft weten tegen te houden. Pas na grote druk is het rapport in juli 2020 openbaar gemaakt. Hoewel het de onderzoekscommissie niet gelukt is keiharde bewijzen te vinden voor het door de Russische regering beïnvloeden van het Brexit-referendum, was ze wel heel zeker over het feit dat de Britse democratie onder vuur ligt en de Britse regering ervoor gekozen heeft weg te kijken.
Inhoudsopgave van het rapport inzake het parlementaire onderzoek naar de invloed van Rusland op de Britse politiek (21 juli 2020)
Het VK is sinds lange tijd een veilige haven voor Poetins getrouwe oligarchen, die met hulp van dure advocatenkantoren, accountants, makelaars, PR-consultants en politici steeds vastere voet wisten te zetten in het Britse economische en politieke systeem. Namen van betrokken politici zijn in het openbare deel van het rapport weggelaten, maar het beschrijft wel talrijke situaties waarbij de integriteit en onafhankelijkheid van het Britse politieke systeem en daarmee de democratie in het geding was. Het meest schokkende is echter dat binnen de overheid er grote onduidelijkheden zijn over wie verantwoordelijk is voor het monitoren en bestrijden van deze inbreuken op het systeem. Sinds het aanbieden van het rapport aan Johnson, tien maanden geleden, heeft hij met de bevindingen uit het rapport nagenoeg niets gedaan. Het rapport maakt duidelijk dat ook Johnson, al dan niet bewust, baat heeft gehad bij de beïnvloeding door de Russen van het Brexit-referendum. Andere bronnen suggereren weer dat Johnsons topadviseur Dominic Cummings niet ‘schoon’ is (hij heeft drie jaar in Rusland doorgebracht en zijn zwager wordt in verband gebracht met activiteiten voor corrupte Russische oligarchen). Johnson zelf zou als burgemeester van Londen nauwe banden hebben onderhouden met Russische oligarchen. Alexander Temerko, een invloedrijke Russische zakenman, heeft gezegd te hebben samengezworen met Johnson toen deze minister van buitenlandse zaken was, om Theresa May ten val te brengen. Een vertrouweling van Boris Jeltsin en voormalig leidinggevend Russisch staatsambtenaar, Alexander Lebedev, nu eigenaar van de Britse kranten Evening Standard en de Independent heeft Johnson regelmatig uitgenodigd op feestjes in zijn huizen in het VK en Italië en zag hem vlak na de vergiftiging van de Russische dissident Sergei Skripal en zijn dochter. Alles bij elkaar komt Johnson ook hier niet al te best uit, en moet men zich ernstig afvragen of zijn opportunisme hem bewust of onbewust blind heeft gemaakt voor de consequenties van zijn handelen en nalaten. In beide gevallen is het oordeel hard: niemand kan meer vaststellen wiens belang hij dient en daarmee is hij in principe ongeschikt voor de rol als premier.
Brexit
Dit alles maakt het voor Boris Johnson alleen maar nog belangrijker zich volledig vast te klampen aan het project waar hij voor eeuwig de geschiedenisboeken mee in hoopt te gaan. Brexit moet zijn ‘magnum opus’ worden, het werk waar hij om bewonderd zal blijven worden en waarmee alle hiervoor genoemde en andere smetten op zijn blazoen weggepoetst kunnen worden. Om die reden is het voor hem van belang vast te houden aan zijn agenda voor het afronden van de besprekingen over de nieuwe verhouding tussen het VK en de EU. Dit is wat hij beloofd heeft, en na alle eerder gebroken beloften is dit er een die hij wél wil houden. Dit gezegd hebbende is het vreemde echter dat Boris Johnson in dit gehele proces nagenoeg onzichtbaar is geweest. Aangenomen moet worden dat hij zijn kruit drooghoudt tot het slotakkoord, in het najaar, wanneer belangrijke knopen doorgehakt zullen moeten worden en voor de toekomst van het VK belangrijke beslissingen genomen moeten worden.
Vóór 1 januari van het volgend jaar moet de zaak beklonken zijn en moet er eindelijk duidelijkheid komen over de relatie tussen beide partijen in het post-Brexit tijdperk. Inmiddels lijkt ook de onderhandelaar namens de EU, Michel Barnier, van mening te zijn dat dit zou kunnen lukken. In hoeverre dit ‘peptalk’ is of een objectieve inschatting van de situatie, valt nog te bezien. Vast staat dat er nog veel werk verricht moet worden om de toegang tot de Britse wateren voor EU-vissers veilig te stellen en de Britten zover te krijgen zich te committeren aan de standaarden en jurisdictie van de EU op het vlak van eerlijke concurrentie, arbeidsomstandigheden en milieu. Over toegang van de Britten tot de financiële markt van de EU hoor ik weinig meer. Of dit impliceert dat hier achter gesloten deuren nog intensief over onderhandeld wordt of dat dit dossier ‘dood’ is, is onduidelijk. Het meest waarschijnlijke is dat dit dossier gekoppeld is aan het dossier op het vlak van het door de Britten accepteren van de EU-standaarden en jurisdictie op het gebied van concurrentie, arbeid en milieu.
Feit is dat de tijd dringt, de materie complex is en reputaties op het spel staan. Tegelijkertijd zal een overkomst zodanig tijdig gesloten dienen te worden dat het ratificatieproces aan beide zijden van het Kanaal ordelijk verlopen kan en de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen voor overheden, bedrijven en burgers tijdig, dat wil zeggen met ingang van 1 januari 2021, kunnen worden geïmplementeerd. Normaal zijn hier zeker 3 maanden voor nodig, wat impliceert dat er eind oktober een conceptovereenkomst moet liggen die de goedkeuring weg kan dragen van zowel de Britse regering als de Europese Raad.
We moeten niet verbaasd zijn als dat op 30 oktober nog niet het geval is. Dit zal leiden tot een hoop kabaal, gezucht en gesteun, maar geheel zonder precedent is dit alles inmiddels ook niet. Als de principeoverkomst er maar voor 31 december ligt, moet het mogelijk zijn in het nieuwe jaar extra tijd uit te trekken voor ratificatie en implementatie zonder al te grote problemen en gezichtsverlies. Aangezien nationale parlementen hier ook uiteindelijk hun zegen aan moeten verlenen is het overigens helemaal niet zeker dat er geen kinken in de kabel komen. Met andere woorden: het zal nog een hele klus worden de finishlijn te passeren, zelfs als Johnson eindelijk staatsmanschap toont en de voorwaarden schept om er met de EU wél uit te komen (en ja, dat zal belangrijke concessies van zijn kant vergen).
Tussenstand
Als een ding duidelijk is uit het bovenstaande dan is het dat politieke winst en verlies sterk afhankelijk zijn van wat het (politieke) lot jouw kant opgooit, de wijze waarop je daarmee omgaat en vooral ook, wat je nalaat te doen. Boris Johnson heeft zelf niet bedacht dat er een referendum moest komen over de uittreding uit de EU. Hij heeft zelfs vrij lang gewacht om in te stappen. Toen hij zijn besluit eenmaal genomen had, heeft hij zich er wel volledig voor ingezet. Hij is (heeft) een hele goede campagnevoerder en, zolang de feiten er (nog) niet toe doen, excelleert hij in het verkopen van een aansprekende visie.
Het land regeren is echter iets geheel anders, het is complexer; je kan niet van de feiten weglopen, en details doen ertoe. Wat je wel of juist niet doet met informatie, wanneer wist je wat, op wie kan je vertrouwen en wie juist niet, etc., etc. Het is duidelijk dat Johnson daar volstrekt in tekortschiet en mee worstelt. Daarnaast communiceert hij onsamenhangend en mist hij door zijn geprivilegieerde opvoeding (Eton, Oxford) een antenne voor wat echt leeft bij de mensen. Hij slaagt er tot nu dan ook niet in, in de ogen van het grote publiek echt het verschil te maken.
De waarderingsscore voor zijn functioneren als eerste minister ligt tussen de 30% en 45% (met een uitschieter tijdens zijn ziekte in het voorjaar), wat zonder meer laag is te noemen voor de populairste politicus van het land. Ook internationaal valt de vergelijking schraal uit (Rutte 64%; Merkel 67%). Met de waardering van de regering waar hij leiding aan geeft is het, afgezien van een korte opleving bij het begin van de COVID-19 crisis, nog slechter gesteld. Ook de Conservatieve Partij als partij waar men bij verkiezingen op stemmen zou, lijkt achter te blijven bij de verwachtingen voor de partij die de ‘zo gewenste’ Brexit ‘voor elkaar heeft gekregen’.
Brexit-monitor eerste kwartaal 2020.
En nu we het er toch over hebben: alla data zijn weer binnen om de Brexit-monitor over het eerste kwartaal 2020 uit te kunnen brengen. Hoewel de verwoestende invloed van COVID-19 zich pas in de loop van het eerste kwartaal deed voelen, is deze toch al zichtbaar in de Brexit-monitor. De mate waarin dat het geval is, is vooral afhankelijk van het moment waarop landen daadwerkelijk maatregelen troffen die hun economie raakten. Italië ging iedereen voor (9 maart), waarna andere landen snel volgden. Zo werden in Nederland tussen 12 en 16 maart steeds verdergaande beperkingen opgelegd en ging het VK op 23 maart op slot. Ook de aard van de getroffen maatregelen hebben invloed op de wijze waarop economieën in de Brexit-monitor presteren. Zo kunnen van overheidswege gefinancierde loonkostensubsidies de werkeloosheid lager houden, maar gaat de staatsschuld omhoog.
Nu de Brexit per 1 februari 2020 een feit is ga ik het referentiepunt voor de index verleggen van het kwartaal waarin het Brexit-referendum plaatsvond (juni 2016), naar het kwartaal voorafgaande aan de feitelijke uittreding van het VK uit de EU (4de kwartaal 2019).
Duidelijk wordt dat het VK (vooralsnog) het minst te lijden heeft van de COVID-19 crisis. De late(re) datum waarop lockdown-maatregelen getroffen zijn, heeft hier ongetwijfeld mee te maken. Een zeer recente studie van de London School of Economics and Political Science laat echter zien dat door de stapeling van COVID-19 én Brexit, de Britse economie een dubbele nekslag te verwerken krijgt; sectoren die relatief immuun zijn voor COVID-19 hebben weer meer last van Brexit en andersom.
Nederland weet nog een lichte stijging te realiseren in de monitor, maar is wel al geraakt door negatieve impulsen als gevolg van de COVID-19 crisis. De EU als geheel schiet in de monitor wel al in de min. Voor een verdere toelichting, verdieping en meer data verwijs ik naar de bijlage.
Tot slot
In de periode tot mijn volgende bijdrage ten aanzien van de Brexit-monitor, zal duidelijk worden hoe de gevolgde economieën zich in het tweede kwartaal 2020 door de COVID-19 crisis hebben geslagen. Wie stabiliseert zich het beste, welke mix van maatregelen heeft het best gewerkt? Hopelijk wordt dat duidelijk. Verder zullen de onderhandelingen over de relatie tussen het VK en de EU in een beslissende fase komen en moet duidelijk worden of er een vooruitzicht bestaat op een ‘deal’ of niet. Ook moet dan duidelijk worden welke concessies het VK bereid is te doen om toegang tot de financiële markten in Europa te houden en onder welke voorwaarden de EU dat toestaat. Er staat veel op het spel de komende periode en het kan nog alle kanten op!