(Foto: Roberto Schmidt/AFP via Getty Images)
Sinds de jaren zeventig is de polarisatie van het Amerikaanse politieke landschap met bijna iedere nieuwe president verder toegenomen. De tegenstellingen onder Trump (met een verschil in ‘approval rating’ van 78% tussen zijn republikeinse ‘fans’ en de democratische ‘haters’) vormen hier het voorlopige trieste hoogtepunt van. Toch moet zijn presidentschap eerder gezien worden als een logisch vervolg op een reeds lang geleden ingeslagen weg, dan een startpunt van een totaal nieuwe ontwikkeling.
Achtergrond
De stroomversnelling in de polarisatie is voor een belangrijk deel terug te voeren op een aantal ingrijpende ontwikkelingen tijdens de laatste twee decennia van de vorige eeuw. De belangrijkste daarvan zijn het einde van de koude oorlog en de deregulering van grote delen van het bedrijfsleven.
Het economische en politieke faillissement van de Sovjet-Unie heeft niet alleen grote gevolgen gehad voor de verhouding tussen het Oostblok en het Westen. Het ‘winnen’ van de Koude Oorlog had ook voor de binnenlandse verhoudingen in de Verenigde Staten zelf onverwachte en verstrekkende repercussies. Door het wegvallen van de gemeenschappelijke vijand werden gaten geslagen in de voorheen relatief collegiale wijze van besluitvorming tussen politici van beide partijen op en rond Capitol Hill. Het is vooral de republikeinse politicus Newt Gingrich geweest die in het midden van de jaren negentig de verhoudingen tussen partijen op scherp zette, de bestaande politieke conventies met voeten trad en ten koste van alles partijtegenstellingen op de spits dreef. De tegenstellingen zijn vervolgens alleen maar groter geworden en het land onregeerbaarder. Onder het presidentschap van Trump is dit verder versterkt omdat hij, in tegenstelling tot de meeste presidenten voor hem, volksvertegenwoordigers van de andere partij (de democraten) en voormalige medewerkers actief en consequent beschimpt, intimideert en frustreert.
Een andere belangrijke ontwikkeling in de jaren tachtig was dat mensenrechten – ooit het stokpaardje waarmee het ‘vrije westen’ zich af kon zetten tegen de (g)rauwe realiteit van het communisme – steeds verder ondergeschikt werden gemaakt aan de groei van de economie. Hier is de hoofdrol weggelegd voor Milton Friedman, adviseur van zowel Ronald Reagan als Margaret Thatcher en een fervent voorstander van de vrijemarkteconomie: “markets always work and only markets work", Capitalism and Freedom, 1962. Het heeft geleid tot deregulatie van het bedrijfsleven en dan met name de financiële sector en heeft de weg geplaveid naar winstmaximalisatie, financiële (schijn)constructies en een buitenproportionele bonuscultuur. Het morele kompas van de Amerikaanse samenleving is compleet van streek geraakt door dit ongebreidelde vertrouwen in de doelmatigheid van de markt, in combinatie met het volkomen onderschatten van de hebzucht en het egoïsme van menselijke actoren in leidinggevende posities.
Het verleden en heden
Inmiddels is de politieke verdeeldheid groter dan ooit. De raciale en etnische verhoudingen schuiven, de inkomensverhoudingen zijn radicaal gewijzigd en de relatie tot het geloof is sterk aan het veranderen. Iedereen wordt er op een of andere wijze door geraakt.
Ras en etniciteit
De raciale verhoudingen zijn de laatste 50 jaar ingrijpend veranderd. Waar in 1970 nog 83,5% van de Amerikaanse bevolking blank was, is dat nu nog maar 60,6%. In 2050 is dat volgens de verwachtingen nog verder teruggelopen. Dan zijn de blanken met 46,6% van de totale bevolking hun absolute meerderheid als bevolkingsgroep kwijt. Het aantal latino’s (of ‘hispanics’), personen met een etnische, historische of culturele band met voormalige Spaanse en Portugese koloniën in Latijns-Amerika, is dan opgelopen naar bijna 27%.
Inkomensverhoudingen
Wat inkomensverhoudingen betreft is het verbijsterend te zien dat in de afgelopen bijna 50 jaar het aandeel van de hoge inkomensklasse in het totale inkomen met meer dan 65% toegenomen is. Dit is bijna geheel ten koste van de groep met middeninkomens gegaan die in dezelfde periode hun aandeel in het totale inkomen met 30% heeft zien verdampen. Het aandeel van de lage inkomensklasse is met 10% afgenomen. Alle retoriek van de republikeinen de afgelopen decennia dat de belastingverlaging voor de hoogste inkomens ‘doordruppelt’ naar de rest van de economie, kan hiermee gevoeglijk de prullenbak in.
Wie de belangrijkste slachtoffers zijn van deze inkomenspolitiek, wordt duidelijk bij de bestudering van de statistieken van de coronacrisis. Zwarten en Latino’s zijn onevenredig hard getroffen door COVID-19 en het is zeer aannemelijk dat dit terug te voeren is op hun mindere economische positie en werkomstandigheden.
Religie
Daarnaast zijn er grote verschuivingen zichtbaar in de wijze waarop de Amerikanen het geloof beleven. Waar in 1970 slechts 3% van de bevolking zichzelf als niet-kerkelijk beschouwde, is dat inmiddels 21%. Het christelijke geloof is met een 68% ‘aandeel’ nog steeds dominant (was in 1970 overigens nog 94%), terwijl een relatief klein deel van de bevolking een ander geloof aanhangt (8%, waaronder joden en moslims). Het aandeel katholieken in de bevolking is de afgelopen vijftig jaar redelijk stabiel gebleven (22% nu, tegen 26% in 1970). Het meest in het oog springt het verloop van personen die zichzelf als protestant zien. Was dat in 1970 nog 65%, nu is dat slechts 35%.
Kortom, er is nogal wat veranderd in de afgelopen circa 50 jaar. Dit alles rechtvaardigt de conclusie dat vele bevolkingsgroepen reden hebben zich bedreigd te voelen. Hetzij omdat zij als minderheid in de hoek zitten waar de klappen vallen, dan wel doordat zij zich steeds minder deel voelen uitmaken van de meerderheid waar zij dachten toe te behoren en die elkaar – al dan niet expliciet uitgesproken – beschermt. Nu de protestant-christelijke waarden steeds minder navolging vinden en het aandeel van de blanken binnen de totale bevolking slinkt, is het op zich niet verwonderlijk dat deze groep teruggrijpt op conservatieve waarden. De tragiek is dat deze waarden zijn ingehaald door de realiteit; niet alleen wat ‘witte privileges’ betreft, maar ook door de voortschrijdende techniek, globalisering en immigratie uit Latijns-Amerika en Azië.
Politieke patstelling
Door de politisering van de religie in de Verenigde Staten in combinatie met het systeem van ‘winner takes all’, zijn meerderheden in de politiek al snel oververtegenwoordigd en wordt het politieke spel voor een zeer belangrijk deel overheerst door christelijke waarden en ‘blanke’ belangen.
Dit fenomeen is vooral duidelijk in de Senaat waar sprake is van een protestant-christelijke oververtegenwoordiging (60%). De Senaat is samengesteld uit 2 vertegenwoordigers per staat (in het totaal dus 100 senatoren) ongeacht de omvang van de bevolking. Een staat als Wyoming met een kleine 600.000 inwoners is daarin gelijk vertegenwoordigd als Californië met bijna 40 miljoen inwoners. De republikeinen zijn met name sterk in de talrijke en dunner bevolkte staten in het zuidoosten en het midden van de VS, waar ook de evangelische protestanten relatief dominant zijn. Het geeft ze een dominante positie in de Senaat. Het beeld in het Huis van Afgevaardigden is weinig anders. Naast de protestanten zijn hier ook de katholieken oververtegenwoordigd. Bij de samenstelling van het Huis van Afgevaardigden wordt overigens wél reInteractieve grafiekkening gehouden met de bevolkingsomvang van een staat. Elke staat is minstens met één lid vertegenwoordigd. In totaal zijn er door het land 435 districten waarbij de kandidaat die in een district de meeste stemmen heeft gekregen, dat district vertegenwoordigt in het Huis van Afgevaardigden.
Vooral in de Senaat resulteert dit in een samenstelling die asymmetrisch is met de politieke voorkeuren zoals die leven in de maatschappij als geheel. Op basis van de ‘popular vote’, de politieke verhouding op basis van het totale aantal op een politieke partij uitgebrachte stemmen, zouden de Democraten in de Senaat 53 zetels innemen, tegen 45 zetels op basis van het huidige systeem van kiesmannen.
Bij de presidentsverkiezingen werkt het nog weer anders. Iedere staat heeft op basis van zijn bevolkingsomvang een aantal kiesmannen (per staat variërend van 3 tot 55, en alles daartussen; in totaal zijn er 540 kiesmannen). Op basis van de uitslag van die staat worden alle kiesmannen volgens het systeem van ‘winner takes all’ toegewezen aan de kandidaat met de meeste stemmen in die staat. Binnen het ‘electoral college’ brengt de kiesman zijn stem uit op de presidentskandidaat waarvoor hij is afgevaardigd.
Een andere voor de politieke verhoudingen belangrijke factor is dat de verkiezingen voor het presidentschap, de Senaat en het Huis van Afgevaardigden steeds meer zijn verworden tot een race die bepaald wordt door het grote geld en het behartigen van belangen van donoren. Werd er in het jaar 2000 nog $1,7 miljard ingezameld door de gezamenlijke kandidaten om de zo begeerde benoeming in de wacht te slepen, tot nu toe (met nog vijf maanden te gaan) is dat inmiddels al $4,7 miljard. Hoe onafhankelijk zijn de uitverkoren volksvertegenwoordigers nog en wiens belangen behartigen ze dan eigenlijk? Zijn dat de belangen van degenen die op hen hebben gestemd, of van degenen die hun verkiezingsstrijd hebben betaald? Het is niet altijd duidelijk wie dat zijn, wel is duidelijk dat hier veelal zeer vermogende burgers achter zitten. Om de identiteit van de gulle gevers te verhullen wordt gebruik gemaakt van Super PACs (een financieringsvehikel voor het geven van gerichte bijdragen aan kandidaten of juist de bestrijding daarvan). In 2012 bijvoorbeeld werd 80% van het totale door die Super PACs opgehaalde geld opgehoest door slechts 3,7% van het aantal donoren daarvan.
De onevenwichtige afspiegeling van de politieke verhoudingen en financiering van kandidaten heeft vergaande politieke gevolgen voor de door de burger gevoelde legitimiteit van het systeem. Ondervertegenwoordiging leidt ertoe dat de ‘vergeten’ kiezers afstand nemen tot, vervreemden van en in het uiterste geval (fysiek) verzet plegen tegen de politiek en de federale overheid als geheel. Het helpt daarbij niet dat de huidige president polarisatie tot hoeksteen van zijn herverkiezingsstrijd heeft gemaakt en daarin op geen enkele wijze gehinderd wordt door zijn politieke achterban en op loyaliteit geselecteerde adviseurs.
Toekomst
Zo zijn de Amerikanen inmiddels op het punt aangekomen dat zowel de bedreigde meerderheid van witte Amerikanen met een protestants-christelijke levensovertuiging, als de zich niet gehoord voelende en door (politie)geweld en racisme bedreigde minderheden, overgevoelig geworden voor incidenten die hun precaire positie (verder) bedreigen. De recente Black Lives Matter-demonstraties na de moord op George Floyd en vooral de ongeregeldheden daaromheen laten zien hoe explosief de situatie kan worden en zijn als dit verder escaleert.
Hoe ondenkbaar is het inmiddels dat militante witte suprematisten besluiten dat de maat voor hen vol is en dat zij voor ‘hun’ vrijheidsstrijd daadwerkelijk naar de wapens grijpen? Trump is immers duidelijk geweest toen hij na de bezetting van het kantoor van de gouverneur van Michigan door een gewapende militie in een anti-lockdown protest twitterde dat het ging om “very good people, but they are angry”. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als Trump en/of zijn aanhangers in november boos zijn en de uitslag van de presidentsverkiezingen weigeren te accepteren?
De verschillen die traditioneel tussen republikeinen (conservatiever, kleine overheid, zelfstandigheid burger) en democraten (progressiever, grotere taak federale overheid, meer collectieve voorzieningen) bestaan, worden alleen maar groter. De tegenstellingen in het maatschappelijke debat zijn ogenschijnlijk onoverbrugbaar.
Door het Amerikaanse tweepartijenstelsel, de verschillende wijze van samenstelling van de beide huizen van het Congres en de eerdergenoemde polarisatie, zitten de Verenigde Staten politiek op slot. Het vertrouwen in de overheid is mede hierdoor gestaag gedaald en ligt inmiddels op een historisch dieptepunt (17%). Niettegenstaande het enorme economische potentieel en de militaire macht, is de harde realiteit dat de Verenigde Staten op dit moment niet in staat is om bruggen te slaan naar een visie op de gewenste en gemeenschappelijke politieke toekomst van het land.
Deze politieke patstelling vertaalt zich ook naar het (gebrek aan) vertrouwen in de nieuwsmedia en, wat mij betreft het meest schokkende, het vertrouwen in elkaar. Ook hier bepaalt de politieke voorkeur in hoge mate de uitkomst, maar speelt ook het engagement met de politiek een belangrijke rol. Democraten vertrouwen de media in meerderheid het meest, en onder politiek geëngageerde volwassenen is dat met 91% zelfs in hoge mate het geval. Politiek geëngageerde republikeinen vertrouwen de media echter juist helemaal niet. Slechts 16% daarvan heeft een groot of redelijk vertrouwen dat journalisten handelen in het algemeen belang. Gevraagd naar het onderlinge vertrouwen in elkaar menen 71% van de Amerikanen dat dit de afgelopen 20 jaar is geslonken en 70% denkt dat dit het moeilijker maakt de problemen in het land op te lossen.
Conclusie
Alles overziend lijken de Amerikanen minder verenigd dan op enig moment sinds in ieder geval de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865). Hoewel de persoon Trump in deze verwijdering ongetwijfeld een aandeel heeft, is de realiteit dat dit al lang voor zijn presidentschap een groot probleem was. Het gebrek aan representativiteit in de politieke vertegenwoordiging is in toenemende mate een probleem in tijden waarin religie minder dominant wordt, de samenstelling van de bevolking wijzigt (demografisch zowel als raciaal/etnisch) en geld steeds belangrijker wordt in het positioneren van gewenste kandidaten met onduidelijke mandaten.
Op grond van de huidige politieke verhoudingen en het onwrikbare karakter van de Amerikaanse grondwet is het zeer onwaarschijnlijk dat hier op korte termijn verandering in zal komen. Om de grondwet te wijzigen is hiervoor in beide kamers van het Congres een twee-derde meerderheid nodig (er is een andere weg, maar die is nooit bewandeld). Het is waarschijnlijker dat er eerst een tweede Amerikaanse burgeroorlog komt, dan dat in beide kamers van het Congres een twee derde meerderheid aanwezig is om weer enige balans in het systeem en de politieke verhoudingen te brengen. De kans dat de staten van Amerika verenigd worden acht ik daarom vooralsnog uiterst gering. Zolang er nog grote groepen minderheden aan de zijlijn staan en niet duidelijk is wiens en welk Amerika weer groot moet worden, is de kans klein dat de staten van Amerika verenigd worden.