Op 8 februari werd het Ierse politieke landschap bij de verkiezingen op z’n kop gezet door de op zijn minst opmerkelijke, maar ook onverwachte opkomst van Sinn Féin (plus 10,7%), de Ierse republikeinse links-nationalistische partij. De partij staat voor een verenigd Ierland en is zowel in Ierland als in Noord-Ierland politiek vertegenwoordigd. Bij de recente verkiezingen in Ierland heeft zij de meeste kiezers achter zich vergaard (met 24,5% van de stemmen, 2,3% meer dan de tweede partij in de verkiezingen, Fianna Fáil), maar door het Ierse kiessysteem (enkelvoudig overdraagbare stem) heeft zij evenveel zetels als Fianna Fáil.
De opkomst van Sinn Féin is opmerkelijk omdat sinds jaar en dag de Ierse politiek beheerst werd door de centrumrechtse Fine Gael. Onder deze partij heeft Ierland de afgelopen vijf jaar een spectaculaire economische groei doorgemaakt.
In het buitenland werd de Ierse minister-president en Fine Gael-leider, Leo Varadkar, als een politieke rockstar gezien. Naast zijn moed om in het overwegend rooms-katholieke Ierland uit te komen voor zijn homoseksualiteit heeft de wijze waarop hij zich opstelde rond de ‘backstop’ in het Brexit-dossier in ieder geval buiten Ierland veel respect afgedwongen.
Dit alles heeft zijn partij bij de recente verkiezingen echter niet geholpen. Bij die verkiezingen is Fine Gael teruggevallen naar de derde plaats in het politieke spectrum en heeft het ruim 16% minder stemmen gekregen dan bij de vorige verkiezingen. Wat was hiervan de reden? Het antwoord op deze vraag is van belang voor iedere politicus en al zeker voor hen die regeringsverantwoordelijkheid dragen en rekenschap voor hun beleid moeten afleggen bij de volgende verkiezingen.
Een aantal factoren lijkt een rol te spelen. Aardig is dat de nationale rekeningen van een land daar een goed inzicht in kunnen geven. De nationale rekeningen laten zien waar het land zijn inkomen aan ontleent en hoe dat inkomen verdeeld wordt. Als je 2008 vergelijkt met 2018, dan ontstaat het volgende beeld:
Vergelijken we Ierland met andere landen dan valt op dat gedurende de laatste tien jaar de economische groei van Ierland (plus 60%) meer dan evenredig terecht is gekomen bij ondernemers/aandeelhouders en kapitaalverschaffers (plus 144%!). Aandeelhouders, uitbaters van intellectuele eigendom en geldverstrekkers worden door Ierland goed bediend. Werknemers hebben echter over dezelfde periode slechts bijna 6% groei in hun salaris ervaren.
De totale herschikking van de Ierse economie – zeker als je dat vergelijkt met de andere uitgelichte Europese economieën – is het resultaat van het verlenen van uitgebreide en zeer gunstige fiscale faciliteiten aan grote buitenlandse ondernemingen. Voor werknemers daarentegen, heeft de Ierse economische groei nagenoeg niets. Nergens in de hiervoor aangehaalde economieën is de stijging van lonen en salarissen gemiddeld zo laag als juist in Ierland over de periode 2008 tot 2019. Ook de Ierse groei van de werkgelegenheid over die periode is matig te noemen, terwijl de bevolkingsgroei met 8,4% juist relatief hoog is. Kennelijk zijn vanuit de politiek in onvoldoende mate flankerende economische en sociale maatregelen getroffen om de uitdagingen van het bewust ingezette fiscale beleid op het gebied van omscholing en demografie op te vangen. Economische groei is doelstelling geworden van regeringsbeleid en niet langer een middel voor het bereiken van welzijn voor burgers. De burgers, en daarmee kiezers, zijn hieraan ondergeschikt gemaakt en dat is een politieke doodzonde. Je verbaast je soms over de oogkleppen die politici op hebben voor zaken die ze als koplampen recht in het gezicht stralen. Varadkar werd in juni 2017 taoiseach (premier) toen hij de binnen zijn partij uit de gratie geraakte Enda Kenny opvolgde. Als voormalig minister van sociale bescherming moest hij op de hoogte zijn geweest van het feit dat de economische groeispurt volstrekt aan de 'gewone' Ier voorbij is gegaan. Wanneer het met iedereen goed gaat behalve met de hele grote groep kiezers die op je stemmen moet, heb je toch iets wezenlijks gemist lijkt me.
Politieke gereedschapskist
Ierland is daarmee een fraaie ‘business-case’ voor slecht doordachte politieke idealen en visies. Ze ogen in eerste instantie aansprekend, maar zijn het resultaat van simplificaties en wensdenken. Bovendien blijken de plannen weinig rekening te houden met de complexe dynamiek van de (sociale, economische en politieke) realiteit en de noodzaak tot flankerend beleid. Hierin staat Ierland helaas niet alleen. Vele landen hebben leiders die uit berekening, idealisme of ego hun stempel op de politiek zetten zonder zich al te veel rekenschap te geven van de consequenties daarvan voor de gehele groep burgers die zij via hun ambt vertegenwoordigen. De scheidslijnen tussen berekening, idealisme en ego zijn vaak niet alleen voor de buitenwereld vaag, maar zijn ook voor die leiders zelf niet altijd even duidelijk. Uit welk hout ze echt gesneden zijn, wordt meestal pas duidelijk als ze daadwerkelijk op de plek zitten die hun de mogelijkheid verschaft hun doelstellingen te verwezenlijken.
De weg naar het ultieme doel ligt uiteraard in de verleiding van de kiezer. De methode tot verleiding is sterk cultureel bepaald, maar ook kiessystemen en gebruiken verschillen per land. Wat blijft is dat kiezers net mensen zijn; hun aandacht wordt opvallend vaak bepaald door de waan van de dag. Gisteren #MeToo, vandaag het coronavirus, morgen de immigranten aan de Griekse grens. Kiezers worden door de media en politici van alle gezindten gemanipuleerd en gewogen. Zij toetsen welke issues het best blijven hangen en voor hoelang, en wat de journalistieke en politieke winst is die daarmee te behalen is. Met inhoudelijkheid heeft het vaak weinig te maken. Wat boekhoudtrucs voor bedrijven zijn, is populisme voor (sommige) politici. Lachwekkend wordt het als dezelfde politici bestuurders aanspreken op hun (vermeende) gebrek aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. Waar bestuurders van bedrijven uiteindelijk nog te maken hebben met feiten en regels, is het voor politici – juist wegens de gemiddelde feitenvrijheid – verleidelijk om met percepties te spelen. Het probleem met percepties is echter dat deze alleen in relatie tot de context waarin zij ontstaan op waarde beoordeeld kunnen worden. Laat men dit na, dan zijn alle gevolgtrekkingen luchtkastelen en zijn kiezers nog verder van huis.
Het best kan dit worden geïllustreerd aan de hand van de halfjaarlijkse enquête die de EU uitvoert onder inwoners van alle lidstaten: de Eurobarometer. Een van de telkens terugkerende vragen aan geënquêteerden is de twee problemen te noemen waar hun land naar hun mening op dat moment het meeste mee geconfronteerd wordt. Dit levert een zeer verscheiden beeld op. Ieder land kent zo zijn eigen problemen en hypes (Eurobarometer, najaar 2019):
Naarmate het percentage hoger is, wordt het door meer mensen als probleem geïdentificeerd. Dit impliceert niet meteen dat een dergelijk ‘probleem’ ook daadwerkelijk opgelost moet worden of oplosbaar is. Aangezien een enquête als Eurobarometer een statisch beeld oplevert, is het slechts een momentopname van het gevoel. Interessanter wordt het als het sentiment in het najaar 2019 wordt vergeleken met dat van een jaar eerder (najaar 2018):
Een aantal zaken valt op. Waar Ierland vrij constant is in de beleving van de problemen (de relatieve verschuiving in sentiment wordt weergegeven in de plus- en min-kolom helemaal rechts: de optelling van alle plussen in dat land, idem bij de minnen), lijkt het sentiment in Nederland juist, bijna op het hysterische af, erg aan de waan van de dag onderhevig te zijn. De echte problemen van Ierland zijn en waren duidelijk; er zit weinig verandering in het sentiment daaromtrent en er zijn feiten die het beeld ondersteunen. Dit maakt het volstrekt over het hoofd zien daarvan, door de de afgelopen negen jaar zo politiek dominante regeringspartij Fine Gael zo onvergefelijk.
In Nederland is het beeld echter veel minder duidelijk. De uitschieters zijn hoger en het beeld is aan grote verandering onderhevig. Een positieve uitleg is dat burgers zich bewust zijn van actuele thema’s. Keerzijde is dat het zomaar mogelijk is dat een volgend halfjaar weer andere stippen op de horizon verschijnen. Voor de politiek is het lastig hier beleid op te ontwikkelen en juist dat zou, anders dan met bestendige percepties in het als voorbeeld opgevoerde Ierland, tot terughoudendheid op dat punt moeten leiden.
Opvallend is ook dat burgers in landen als Groot-Brittannië en Frankrijk zich betrekkelijk weinig zorgen lijken te maken over de hoogte van de staatsschuld en de fiscale situatie (het een heeft een directe relatie met het andere). De staatsschuld in beide landen is hoog en gelet op de economische situatie en de criminaliteit moet er nog substantieel worden geïnvesteerd in een betere samenleving. Hier speelt een naïviteit ten aanzien van de verbanden. Criminaliteit, werkeloosheid en zorgen over het niveau van sociale voorzieningen hebben gemeen dat ze voortkomen uit, of in ieder geval bevorderd worden door sociale plafonds die moeilijk te doorbreken zijn en zowel politieke visie als grote investeringen vragen om te bestrijden. Juist dit zal (zeker op de kortere termijn) een beslag leggen op de staatsfinanciën en fiscale structuren. De Franse president Macron zit gevangen in deze problematiek. Hij heeft een visie, maar omdat de financiële middelen tekortschieten en er door de vakbonden politiek verzet georganiseerd is tegen zijn plannen om de status quo te breken, gebeurt er niets, wordt het ‘volk’ onrustig, brokkelt het vertrouwen in hem af en wordt de weerstand juist groter. Ook de Britse premier Johnson gaat ervaren dat je niet van alles kan beloven en tegelijkertijd de staatschuld niet laat oplopen.
De hele waarheid en niets dan waarden
Het voeden en beïnvloeden van de perceptie is het handwerk van een politicus. Hij moet zijn interventies en voorstellen in eerste instantie zodanig presenteren dat deze maximaal aansluiten bij de perceptie. Hierboven liet ik zien dat deze soms, en in Nederland regelmatig, vluchtig zijn. Lastiger is nog als de perceptie of hardnekkig gevoelde problemen betrekkelijk weinig grond hebben in de feiten. Voor sommige politici is dat zelfs aanleiding zover te gaan dat zij feiten als meningen bestempelen. Dit heeft ingrijpende consequenties. Recent was dat nog opzichtig het geval bij Thierry Baudet, en bij de wereldkampioen hele en halve waarheden, de Amerikaanse president Donald Trump, staat de ‘leugenteller’ die bij zijn inauguratie begon te lopen, inmiddels ruim boven de 16.000.
De vluchtigheid van de percepties komt mogelijk voort uit het kennelijke gevoel dat veel van de verworvenheden van de Nederlandse welvaartsstaat onder druk staan. Er zijn zorgen over de kwaliteit van het onderwijs, de gezondheidszorg, ons pensioenstelsel of de sociale zekerheid. Feit is dat ingrepen nodig waren om te voorkomen dat ons land, net als in zuidelijke EU-landen, niet meer in staat zou zijn een kwalitatief hoogwaardig stelsel van welzijn in stand te houden en zou bezwijken onder een gigantische schuldenlast. De door mij samengestelde dashboards voor gezondheidszorg, onderwijs en overheid en samenleving laten zien hoe we er in vergelijking met andere landen werkelijk voorstaan. Dit beeld spoort niet met de perceptie die – getuige de uitkomsten uit de verschillende Eurobarometers – breed leeft. Dat de feiten een beter beeld laten zien dan de perceptie doet vermoeden is op zich positief, ware het niet dat de politiek in de perceptie kennelijk aanleiding ziet tot het invoeren van flankerend beleid op het gebied van aanvullende regelgeving en toezicht.
Met de gevolgen daarvan worden we dagelijks geconfronteerd. Dit aanvullende beleid is – ondanks de feiten – voor een niet onbelangrijk deel gebaseerd op incidenten die onze intolerantie voor falen voeden. Hierover heb ik eerder uitvoerig geschreven in mijn artikel over de grote invloed van zbo’s: Ondoorzichtige knevelarij of bevordering van het algemeen belang (deel 2: toezicht en controle door zbo’s). Deze intolerantie voor falen heeft geleid tot een systeem dat onder zijn eigen gewicht bezwijkt. Het middel is mogelijk erger dan de kwaal en daarmee improductief gebleken. Politiek draagvlak is noodzakelijk om de balans in het toezicht naar een evenwichtiger niveau te brengen.
Het lijkt erop dat Nederland verworden is tot een maatschappij met een extreme focus op rechten en we onze plichten en eigen verantwoordelijkheden uit de weg gaan. Als er thuis iets fout gaat: OK, maar als het gebeurt in het ziekenhuis, op school of het openbaar gezag een steek laat vallen …. berg je maar! Ons land is inmiddels verworden tot een toezichtsstaat waarbij buiten de controle van het parlement en regering opererende toezichtsorganen bepalen wat goed en fout is, en professionals in het onderwijs, de zorg en in andere beroepen zonder hoor en wederhoor in het openbaar aan de schandpaal genageld worden. Politici tuimelen over elkaar heen om voor de microfoons van gewillige media schande te spreken over het nieuwste incident en de minister via Kamervragen tot verantwoording te roepen.
Het levert wetgeving op die onverwachte en ongewenste consequenties heeft en gevolgen die averechts staan op wat we zouden moeten beogen. Het Ierse voorbeeld mag hiervan een duidelijke illustratie zijn.
Een ander element dat de politiek parten speelt is dat er angst bestaat om vooraf volledige openheid te verschaffen over de kosten van zekere projecten (vaak publieke werken en ITC) of bezuinigingsoperaties (niet zelden verpakt als sociale integratie of decentralisatie van besluitvorming). Dit is fnuikend voor het vertrouwen van de burger in de politiek en niet zelden kost dit de betrokken politicus zijn baan.
De politiek moet eerlijk zijn over haar keuzes en de consequenties daarvan. Je kan niet de samenleving kapot reguleren én verwachten dat de meest betrokkenen hun werk met enthousiasme blijven doen. Als een maatregel een bezuinigingsoogmerk heeft, wees dan niet zo hypocriet om ze te presenteren als middel tot sociale integratie of decentralisatie omdat het beter zou zijn om beslissingen dichter bij de betrokkenen te nemen. Wij vragen onze politici om een visie op maatschappelijke vraagstukken. Visie vraagt inzicht in feiten, verbanden en proportionaliteit. Vervolgens moet het niet alleen zin hebben, het moet zelfstandig, maar ook in relatie tot andere belangen, realiseerbaar en betaalbaar zijn. Dat valt niet altijd mee. Weinig politici hebben de moed hier eerlijk en transparant mee om te gaan en/of blijven hangen in hun eigen gelijk. Ze plaatsen zich daarmee buiten de oplossing, maar niemand kan ze verwijten dat ze geen principes hebben. Dat die principes er politiek dan weinig meer toe doen en alleen maar leiden tot tragere en gecompliceerdere besluitvorming wordt door betreffende politici niet als problematisch ervaren. Het land wordt er in ieder geval niet beter van.
Politiek en politici
Het voorbeeld Ierland laat zien dat beleid dat niet ten dienste staat van kiezers, op enig moment bij de stembus afgestraft wordt. Percepties zijn belangrijk in de politiek, maar dienen wel te steunen op feiten en hun relatie tot de relevante context en omstandigheden te worden beoordeeld, voor er beleid op te ontwikkelen. Wat zegt dit volgens mij over de politiek en de politicus die dat vak bedrijft?
Goede politiek moet burgers dienen en verbindend zijn. Dialoog op basis van waarden werkt dan beter dan elkaar uitsluiten op basis van standpunten. Duidelijk moet zijn wat het doel is van het te ontwikkelen beleid en wat de consequenties daarvan zijn in relatie tot andere waarden die gediend moeten worden. Dit betekent dat politici dienen open te staan voor feiten en realiteiten en kunnen omgaan met soms tegenstrijdige visies. Dit impliceert ook het vermogen een deel van je eigen visie te parkeren voor een beter gemeenschappelijk resultaat. Vervolgens dien je in staat te zijn op eerlijke en transparante wijze te communiceren wat het beleid is, welk doel je ermee dient, wat de implicaties ervan zijn (zowel positief als negatief) en welke afwegingen je hebt gemaakt bij de totstandkoming daarvan. Tot slot zal de uitvoering en handhaving daarvan onberispelijk en consequent dienen te zijn.
Het maakt politiek tot een lastig vak en echt goede politici tot bijzondere mensen. Als je gaat rondkijken hoeveel we er daarvan hebben rondlopen in Nederland dan blijkt dat er veel verweesde profeten, opportunisten, draaikonten, roeptoeters en/of stuurmannen aan de wal verkozen zijn tot volksvertegenwoordiger. Politiek blijkt lastiger te worden naarmate je verantwoordelijkheid voor beleid draagt. Sommige tot een ambt geroepen politici verbleken of verdrinken, anderen gaan juist stralen. In die laatste categorie heb je hen die boven de partijen staan, empathisch, duidelijk, betrouwbaar en moedig zijn. De politici die dat in zich hebben zijn helaas op de vingers van één hand te tellen.
Probeer het maar eens: wie zou – met genoemd profiel in het achterhoofd – de meest geschikte opvolger van Mark Rutte zijn als hij vandaag vervangen zou moeten worden?