Foto Bert Maat/ANP
We leven in buitengewone tijden. De huidige coronavirus-pandemie laat zien dat onze samenleving kwetsbaar is wanneer onze gebruikelijke en ingesleten patronen worden verstoord. Hoe goed je er ook in slaagt om je gedurende de vastgestelde periode van sociale onthouding je bezig te houden met nuttige en minder nuttige zaken, er blijft een grauwe deken over ons hangen. Ik heb nog weinig mensen gesproken die oprechte energie krijgen van de huidige situatie, of het moeten zij zijn, die met beleid en de handen aan de ploeg onze samenleving draaiende houden. Groot respect hiervoor, en het is daarom des te schrijnender dat er mensen zijn, die menen zich te kunnen en mogen onttrekken aan hetgeen onderbouwd, bij herhaling en met nadruk, vanuit de overheid is verzocht.
Dit raakt aan de kern van burgerschap en de relatie van het individu ten opzichte van de groep. De aard van deze relatie is niet vanzelfsprekend en er zijn grote verschillen in de wijze waarop samenlevingen daarmee omgaan. Je kan die verhouding expliciet vastleggen in wetten en bevoegdheden zoals bij veel totalitaire regimes het geval is, maar samenlevingen (zoals in Nederland) kunnen er ook voor kiezen deze relatie tussen het individu en de groep op een meer impliciete manier te benaderen, en dus meer te vertrouwen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. De wijze waarop samenlevingen hiermee omgaan zegt veel over de relatie van de burger ten opzichte van zijn overheid (onderstaande tabel laat zien hoe verschillende landen omgaan met rechtsorde en burgerrechten).
Totalitaire regimes
Vertel me waar je bent geweest en met wie (binnen een straal van 1,5 meter), welke boodschappen je hebt gedaan en welke berichten je hebt (door)gestuurd en ik vertel je wie je bent. Helaas zijn er landen waar deze vraag niet gesteld hoeft te worden vanwege het simpele feit dat de overheid je al 24/7 virtueel in de gaten houdt. China is daarvan op dit moment het meest bekende voorbeeld.
Totalitaire regimes maken de vrijheid van burgers ondergeschikt aan de grillige wil van hun macht. Zij hebben in de praktijk een min of meer absolute macht en beschikken ook over de middelen om die af te dwingen. Je doet wat er gezegd wordt, want de ervaring heeft geleerd dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht er weinig toe doet en, in zaken waar de burger staat tegenover de staat, beslist wat het regime het beste uitkomt. Klagen helpt niet en verkiezingen hebben een hoog symbolisch gehalte.
In totalitaire staten wordt burgerschap gevoed door angst en onzekerheid. De macht is grillig, eigen initiatief kan verkeerd uitpakken en een eigen mening ventileren is ronduit gevaarlijk. Het regime heeft een ongemakkelijke relatie met feiten, transparantie en waarheidsvinding. Niemand vertrouwt iemand, burgerschap beperkt zich tot een zeer kleine groep intimi. Geen feest! Het meest acute probleem en daarmee zeer angstige, is dat betreffende landen te lang en veel daarvan nog steeds, in de ontkenningsfase zitten als het om corona gaat. Dit kan op termijn tot enorme problemen leiden.
Burgerschap en individualiteit
Nederland is een parlementaire democratie op rechtsstatelijke grondslag. Onze individuele vrijheden worden door de wet gedefinieerd en beschermd. Wij kunnen erop vertrouwen dat deze door een onafhankelijke rechterlijke macht wordt gerespecteerd en bewaakt. Het mooie van onze samenleving is, anders dan in totalitaire samenlevingen, dat onze vrijheden in principe niet ondergeschikt zijn aan de willekeur (en eigen belangen) van de zittende macht. Dit is slechts anders als de vrijheid van de ene burger gaat prevaleren boven die van enkele of groepen burgers. Indien de volksgezondheid in het geding is geldt dit in bijzondere mate. Vrijheid is daarmee een relatief recht: het is niet absoluut of onaantastbaar en is ook geen excuus voor hufterigheid of ontwrichtend gedrag. Voor de meeste mensen is die relativiteit volstrekt normaal, sommigen zijn zich onbewust van hun verstorende gedrag en anderen zoeken het juist bewust op. Onze samenleving kent rechten maar ook plichten. De rechten zijn – vanuit het oogpunt van juridische afdwingbaarheid – vaak vrij expliciet beschreven, de plichten hebben een meer impliciet karakter.
Burgerschap ligt vooral besloten in de wijze waarop we met onze plichten omgaan. De meeste mensen beschouwen het als volstrekt normaal om te geven en om te kijken naar familie, de buurvrouw en trouwe vrienden. Burgerschap gaat echter een stap verder. Het ziet op de relatie tussen ons als individu en de samenleving waarin we wonen, werken, verpozen en op de relatie tussen ons en de mensen waar we afhankelijk van zijn als we boodschappen doen, diensten afnemen of door ontzorgd worden, etc.. Wij zijn in principe vrij om hieraan op onze eigen wijze invulling te geven. De ene persoon gaat hier op een meer empathische wijze mee om dan de ander. Wij hebben een periode achter de rug van ongekende welvaartstoename en we hebben, afgezien van grotere en kleinere rimpelingen, sinds de laatste wereldoorlog weinig meegemaakt dat vraagt om een collectieve benadering om de groep te beschermen tegen onbeheersbaar en onbepaald onheil van buitenaf. We moeten vaststellen dat, wellicht meer dan nuttig en noodzakelijk is geweest, ons individualisme hierdoor is gevoed. Anders dan sommige anderen, denk ik niet dat dit een teken van onze tijd is, maar iets wat altijd heeft bestaan en afhankelijk van de omstandigheden meer of minder op de voorgrond is getreden. Individualisme is deel van de menselijke natuur en heeft ons vooruitgang en welvaart gebracht.
Het individualisme ontslaat ons echter niet van de plicht om onze plaats te kennen in het grotere geheel, mensen als individuen te behandelen in plaats van attributen in onze eigen bubbel en in harmonie met onze omgeving en planeet te leven. Dat was altijd al zo, maar nu, in tijden van corona, is het van cruciaal belang. Met de komst en wereldwijde verspreiding van het virus is er een probleem op ons pad gekomen dat, willen we het effectief tegemoet treden en oplossen, vergt dat alle neuzen dezelfde kant op wijzen. Onze regering heeft, na ruggespraak met talloze experts en internationale instanties, een koers gekozen waarin men de verspreiding van het virus tracht in te dammen en daarmee de oververhitting van het medische systeem zo veel mogelijk tracht te voorkomen. Zij heeft daarbij binnen de haar gestelde kaders, burgers het vertrouwen geschonken om bij de invulling daarvan hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Dit vertrouwen past bij een volwassen samenleving waarin vrijheid een belangrijke verworvenheid is en waar burgers hun verantwoordelijkheid kennen en nemen.
Proportionaliteit
Er zijn, zoals het Kamerdebat vorige week (18 maart) liet zien, politici aan de uiterste rechterkant van het parlementaire spectrum, die liever het meer totalitaire scenario van de ‘total lockdown’ in werking zagen treden en populisme bedreven met de vermeende zekerheid van dit scenario. Naast de medische (te vroeg?) en sociaaleconomische implicaties (verlammend en hoe de motor weer op te starten) van een dergelijk scenario, riep het ook nogal wat burgerrechtelijke vragen op. De belangrijkste daarvan was en is in mijn ogen die van de proportionaliteit. Hoe proportioneel is het als je je beleid afstemt op een verondersteld gebrek aan burgerschapsbesef bij sommigen ten koste van al degenen die deze verantwoordelijkheid wel aankunnen? De regering heeft deze stap toen – naar mijn mening volkomen terecht – niet willen zetten. Gebleken is echter dat ‘zwakste schakel’ wel degelijk een gevaar vormde voor de volksgezondheid. Om verdere escalatie van de situatie te voorkomen, waren aanvullende maatregelen noodzakelijk. Het komt me voor dat de inmiddels aangekondigde boetes voor het overtreden van de 1,5 meter afstandregel en het ‘samenscholingsverbod’ tot 1 juni, een goede stap is. Je kan het een lockdown noemen, maar feitelijk is er behalve de oprekking van de termijn waarin een en ander vooralsnog van kracht is, weinig veranderd. Veel mensen zaten ‘burgerschappelijk’, zonder deze aanscherpingen, al in die modus.
De proportionaliteit dient ons te behoeden tegen onaanvaardbare inbreuken op onze vrijheid. Het beroep op ons als burgers om vrijwillig deel te nemen aan maatregelen die de verspreiding van het virus moet tegengaan is daarom niet alleen belangrijk, maar vanuit het oogpunt van onze rechtsorde een uiterst gewichtige. Het uitroepen van een noodtoestand is namelijk een gevaarlijke escalatie die vrijheden inperkt en overheden disproportionele bevoegdheden geeft om willekeurig welke maatregelen te treffen. Dat past niet in een rechtsstaat en het is terecht dat onze regering er alles aan doet om dat moment zo lang mogelijk uit te stellen. Toen Parijs in november 2015 door terroristische aanslagen werd getroffen riep de president de noodtoestand uit. Het heeft vervolgens twee jaar geduurd voor deze weer werd ingetrokken. Op basis van de ervaringen opgedaan gedurende de als gevolg van 9/11-noodtoestand in de VS rijzen er ook nu weer vragen over de inbreuken daarvan op de democratie (Cas Mudde in The Guardian). Om binnen de grenzen van de proportionaliteit te blijven stelt Mudde dat er voor het verstrekken van noodbevoegdheden drie vragen dienen te worden beantwoord:
Draagt het bij aan de bestrijding van het coronavirus?
Welke negatieve gevolgen heeft het voor onze democratische rechtsstaat?
Voor hoe lang mag de regering de noodbevoegdheden blijven uitoefenen?
Ik onderschrijf dit van harte en prijs me gelukkig in een land te leven waarvan de regering genoemde terughoudendheid betracht in het grijpen naar vergaande noodbevoegden. De hufterigheid van een enkeling (ik druk me voorzichtig uit), mag dat niet op het spel zetten.
Vooruitblik
Wat ervan zij, het lijkt me dat deze tijd van coronamaatregelen ons weer de ogen doet openen dat vrijheid relatief is en ook plichten met zich mee brengt. Dat is burgerschap. We leven in een fantastisch land met grootse mogelijkheden, kansen en sociale vangnetten. Laten we oppassen deze te eenzijdig te benaderen. Bij geboden mogelijkheden horen ook de inspanningen om er het beste van te maken en de opdracht om sneeuwvlokjesgedrag te vermijden. Bij kans op succes, hoort ook de mogelijkheid op mislukking; leer ervan! Het hebben van sociale vangnetten impliceert ook het leveren van een eerlijke en rechtmatige bijdrage aan de instandhouding ervan. Voor opportunistisch, van twee-walletjes-eten-gedrag is geen plaats in een maatschappij waarin vrijheid geen inhoudsloze kreet is en we ons mogen laten gelden en laten zien zoals we zijn, we kritisch mogen zijn, we mogelijkheden en kansen krijgen, ons kunnen ontplooien en groeien; maar waarbij ook het besef past dat bij die vrijheid ook verantwoordelijkheden horen. Zullen we na afloop van deze crisis eens heel goed gaan nadenken hoe we in de toekomst om willen gaan met degenen die hun hufterigheid aan ons opdringen en er geen besef van hebben dat hun egoïsme het zoutzuur is dat onze maatschappij aantast? Of gaan we ons allen weer zoals vanouds in een hoekje verbijten en hopen dat het vanzelf overgaat? Burgerschap is geen truttigheid, maar het cement wat de maatschappij bindt, niet alleen in tijden van crisis.