Foto: Ben Stansall/AFP
Dertien blogs lang heb ik de feiten, rationalisaties, illusies en totale gekte rond een mogelijke Brexit gevolgd; nu is het eindelijk zover. De Britten hebben de EU, in eerste instantie nog alleen politiek, de rug toegekeerd. Na in 1973 uit bittere economische noodzaak te zijn toegetreden tot de Europese Economische Gemeenschap, is de samenwerking hun te politiek geworden om zich erin thuis te voelen en zijn zij op zoek naar een nieuwe relatie.
De Britten zijn zeer gehecht aan hun ‘status aparte’ als eilandbewoners en het is mogelijk dat het glorieuze Britse koloniale verleden ook een rol speelt in het verlangen verlost te worden van buitenlandse invloed of inmenging (lees: ‘Brussel’). De verkiezingen van 12 december waren vooral Brexit-verkiezingen. Doormodderen kon niet langer; iedereen was er klaar mee. Het is een sentiment wat Jeremy Corbyns gestaalde kaders binnen Labour volstrekt verkeerd gelezen hebben, met de grootste verkiezingsnederlaag van Labour in bijna 90 jaar tot gevolg.
Er was onmiskenbaar opluchting, zelfs onder fervente ‘remainers’, verlost te zijn van de patstelling die de politiek en burgers in de greep hield en sociale structuren dreigde te verscheuren. Bij de Conservatieven van Boris Johnson was met de verworven meerderheid van 43 zetels begrijpelijk sprake van euforie, maar tegelijkertijd ontstond het besef dat deze overwinning ook de verplichting met zich meebrengt om alles wat de afgelopen periode beloofd is, ook echt waar te maken.
De beloftes, die komen in de vorm van een persoonlijke garantie van Boris Johnson in het Conservatieve Manifesto 2019, omvatten:
✔︎ ‘get Brexit done’;
extra geld voor de NHS met 50.000 meer verpleegsters en 50 miljoen meer doktersafspraken (‘GP surgery appointments’) per jaar;
20.000 extra politieagenten en het strenger straffen van criminelen;een op Australische leest geschoeid puntensysteem om immigratie te beteugelen;
miljoenen per week meer investeringen in wetenschap, onderwijs, opleidingsplaatsen en infrastructuur zonder de staatsschuld op te laten lopen;
klimaatneutraliteit in 2050;
geen verhoging van de inkomstenbelasting, BTW of sociale verzekeringen.
Het doel van de beloftes was om de Brexit veilig te stellen; dat is inmiddels gelukt. Hoewel, de uittreding is nu politiek onomkeerbaar en het komt er nu op aan met de EU afspraken te maken over de onderlinge verhoudingen en mogelijke samenwerking in de toekomst. Johnson kan zich weinig tegenslagen permitteren op dit vlak. De relatie met de EU in economische zin doet er namelijk wel degelijk toe.
Het is een feit dat de EU aanzienlijk meer naar het VK exporteert (2018: €301,3 mld.), dan dat de Britten naar de EU exporteren (€193,9 mld.). Zelfs het gegeven dat de export van de Britten naar de EU niet eens de helft van haar totale export wereldwijd representeert (deze bedroeg €412,1 mld.), is niet zo interessant. Het maakt de Britten er niet minder kwetsbaar om. De handel tussen de Britten en de EU is op veel productgroepen wederzijds; zo exporteren de Britten bijvoorbeeld whisky naar de EU, maar importeren ze een grote hoeveelheid wijn uit de EU (zie het totale overzicht). Beide kanten hebben dus belang bij de onderlinge handelsrelatie, ook al zijn de verhoudingen scheef. Het meest pregnant zichtbaar is dat bij de productie van auto’s.
In het VK nemen Honda, Nissan en Mini het leeuwendeel van de export naar de EU voor hun rekening (totale waarde bijna €45 mld., waarvan €20 mld. naar de EU), maar tegelijkertijd importeert het VK voor €60 mld. aan auto’s uit de EU. Ondanks deze scheve verhouding hebben de Britten waarschijnlijk meer belang om zonder invoerrechten in het VK geproduceerde auto’s in de EU te kunnen verkopen, dan andersom. Auto’s van Mercedes, BMW, Audi, Ferrari, etc. verkopen makkelijker in het VK (want in het hogere segment zijn auto’s minder gevoelig voor prijsverhogingen), dan Honda, Mini en Nissan in de EU, als daar invoerrechten over worden geheven. De Britten hebben een handelsovereenkomst met de EU heel hard nodig. Zou het niet lukken tot afspraken te komen, en de dreigingen liggen er al en zijn deels ook al ten uitvoer gebracht, dan wordt de gehele productie van de in het VK voor de EU-export geproduceerde auto’s acuut overgeheveld naar het vasteland van Europa. Hiermee zou het VK haar export van deze auto’s naar landen buiten de EU in een klap verliezen. Met een directe werkgelegenheid van 168.000 mensen en nog een veelvoud daarvan in de toeleverende industrie, staat er dus nogal veel op het spel.
Het is daarom des te opmerkelijker dat Johnson in de Britse EU-uittredingswet heeft vastgelegd dat, wat er ook gebeurt, de overgangsperiode om echt los te komen van de vermeende EU-ketenen, op 31 december 2020 zal eindigen. Als hij dit gedaan heeft om de EU onder druk te zetten, dan maakt hij mijns inziens een strategische vergissing. De waarde van de export naar het VK, is 5,5% van de totale interne en externe export van de EU (€5.484,6 mld.). Het ‘heilige’ principe van de EU dat er sprake moet zijn van een ‘level playing field’ (iedereen speelt mee onder dezelfde EU-regels en -voorwaarden), gaat de EU niet opofferen voor 5,5% van haar ‘omzet’. Als de VK zich niet wenst te schikken naar het ‘level playing field’-principe van de EU en daarmee naar de EU-wet en -regelgeving op handelsgebied, dan komt er geen akkoord en rest het VK weinig anders dan te gaan handelen onder WTO-regels. Hiermee zou het VK tegen dezelfde voorwaarden met de EU handel kunnen drijven, als die door de EU met andere landen zijn uitonderhandeld. De Britten hebben zich hier meermaals enthousiast over uitgelaten. De realiteit is echter dat dit tarief aan de EU-grens weliswaar ‘maar’ gemiddeld 1,5% bedraagt, maar dat dit tarief afhankelijk is van quota, douaneprocedures en andere restricties die gelden in de afgesloten verdragen en per soort product variëren. Voor auto’s is het invoertarief bijvoorbeeld 10%. Dit drijft de prijs op en ondermijnt de aantrekkelijkheid om vanuit het VK auto’s naar de EU te importeren. Voor de werkgelegenheid en de economie van het VK in het algemeen is dit geen gunstig vooruitzicht.
Het Brexit avontuur heeft de Britten tot en met 2019, volgens de economen van Bloomburg, al £130 mld. gekost, en de pijn is nog lang niet geleden. Tegen het einde van dit jaar loopt het verlies voor de economie (afgezet tegen de situatie dat er geen sprake was van Brexit) in hun berekeningen op tot £200 mld.. Daarmee komt de schade aan de Britse economie als gevolg van de Brexit in vier jaar tijd op bijna hetzelfde niveau als wat het lidmaatschap van de EU de Britten aan bijdragen tussen 1973 tot en met 2018 netto heeft gekost (£211 mld.).
Gelet op de overige beloftes die Boris Johnson in het verkiezingsmanifest van zijn partij heeft gedaan (zie boven), die alle geld kosten maar waar geen extra inkomsten tegenover staan vanwege de belofte dat de belastingen (behalve op bedrijfswinsten) niet omhoog zullen gaan, moet er een klein wonder gebeuren wil de Brexit echt gaan werken. Hoewel nu gesteld wordt dat Brexit gaat om soevereiniteit, beperking van immigratie en het herstellen van Britse waarden, is dat in tegenspraak met de boodschap van de Leave-campagne waar Johnson het gezicht van was. Zijn boodschap was duidelijk: de EU kost ons teveel geld (volgens hem zelfs £350 miljoen per week!). De realiteit is dat de Britse bijdrage aan de EU per week netto £192,8 miljoen bedroeg en verzwegen werd dat het EU-lidmaatschap volgens de ‘Confederation of British Industry’ de Britten wekelijks £1,75 miljard aan economische voordelen bracht. De Britse kiezers zijn keer op keer voorgelogen en nu zijn wederom beloften gedaan waarvan je je moet afvragen of ze – in combinatie tot elkaar – te verwezenlijken zijn zonder enorme schulden aan te gaan.
Brexit-monitor 3de kwartaal 2019
Dat brengt ons naar de economische impact van de Brexit tot en met het derde kwartaal van 2019. In mijn Brexit-monitor volg ik het wel en wee van de Britse economie vanaf 1 januari 2015 en vergelijk dit met dat van Nederland en de EU als geheel. Hiervoor heb ik zes parameters geselecteerd uit de reële economie en een tweetal die indicatief zijn voor het vertrouwen daarin (zie mijn eerste Brexit-monitor voor een toelichting en een nadere uitleg hiervan).
Het verval van de Britse economie dat is ingezet in het vierde kwartaal van 2018, zet onverminderd door. In een jaar tijd hebben de Britten in mijn monitor 1,4 punt verloren en zijn zij voorbijgestreefd door de EU. Het afgelopen jaar heeft de koers van het Britse pond zich min of meer gestabiliseerd en het effect daarvan is terug te zien in de lagere waarde van de Britse export. Het reflecteert het kennelijke onvermogen van de Britse economie om internationaal te concurreren. De EU en Nederland ontwikkelen zich positief, maar ten opzichte van een jaar geleden is wel sprake van een zekere stabilisatie.
Veranderingen ten opzichte van vorig kwartaal en een jaar terug
De bewegingen in de index worden nog altijd vooral bepaald door de wijzigingen in het consumentenvertrouwen en het economisch sentiment. Vaak lopen deze vooruit op ontwikkelingen in de reële economie en als zodanig worden ze indicatief geacht voor wat komen gaat. Hier geldt ook dat hoe hoger men staat, hoe harder de val is. Voor Nederland gaat dat in het bijzonder op. Over een jaar genomen is vooral het consumentenvertrouwen relatief hard achteruitgegaan (van 106,4 een jaar geleden naar 96,0 nu), hoewel deze het afgelopen kwartaal wel is gestabiliseerd. Dat staat weer in schril contrast met de Nederlandse ontwikkeling van de huizenprijzen (van 122,0 naar 129,9). De Britten blijven verbazen met de feitelijk continue stijging van het volume van de lonen in de financiële sector (plus 5,3 over het afgelopen jaar). Vooral de achteruitgang van het economische vertrouwen in het VK springt in het oog. Met een neergang van ruim 17% over het afgelopen jaar is dat een duidelijke indicatie dat het bedrijfsleven het door Johnson c.s. in de Britse economie gestelde vertrouwen niet deelt.
Bovenstaand overzicht laat de relatieve waarden zien, met het tweede kwartaal 2016 als ijkpunt (index = 100). In onderstaande tabel zijn de absolute waarden opgenomen voor het derde kwartaal 2019, waardoor een beter inzicht mogelijk is in de orde van grootte waarin de uitkomsten zich bewegen.
Ik kijk ook altijd specifiek naar de ontwikkeling van de huizenprijzen in Londen, het kloppend hart van de Britse economie. Het afgelopen jaar zijn daar de huizenprijzen met gemiddeld 0,4% gedaald. In de duurste wijk Kensington & Chelsea zijn de huizenprijzen het afgelopen jaar met 11,4% gezakt (gemiddelde huizenprijs nu ₤1.229.175) en in de één na duurste wijk, City of Westminster was deze daling zelfs 12,3% (gemiddelde huizenprijs nu ₤897.094). Van de 32 Londense boroughs met een statistisch representatief voldoende aantal transacties, wisten er over het afgelopen jaar maar tien een (bescheiden) groei in de huizenprijzen te noteren. In Hounslow stegen de prijzen het meest met 6,1% (gemiddelde huizenprijs in september ₤412.065).
Ontwikkeling van de export van en naar het Verenigd Koninkrijk met Nederland en de EU
Naast de Brexit-monitor als zodanig volg ik afzonderlijk de ontwikkeling van de export tussen Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Gerekend vanaf juni 2016 is de omvang van de export in GBP van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland en de EU behoorlijk gestegen (plus 39.5%, respectievelijk 26.7%). Voor een belangrijk deel (15,0%) komt dit door de daling van de koers tussen het GBP en de euro. Interessant is dat sinds 2015 de export vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk met 16,9% is gegroeid (van VK naar NL is dat plus 10,3%) en de export van Nederland naar de rest van de wereld zelfs met 24,1%. Van het negatieve ‘Brexit-effect’ waar Nederlandse exporteurs zo voor vreesden, lijkt als gevolg van substitutie-effecten vanuit de geaggregeerde cijfers (vooralsnog) geen sprake.
Tot slot een voorzichtige blik vooruit
Nu de Brexit politiek een feit en daarmee onomkeerbaar is, zal economisch veel afhangen van de uitkomst van de onderhandelingen tussen de Britten en de EU. ‘Taking back control’ lijkt te impliceren dat er een absolute vrijheid is om zaken naar eigen inzicht in te richten. De wereld is geopolitiek en door handel zo met elkaar verweven, dat een dergelijke houding gerust vrij naïef genoemd mag worden. Wint de economische realiteit het uiteindelijk van het politieke wensdenken van de afgelopen jaren? Ik hoop het wel. Johnson kan zich om de in het eerste deel van dit artikel genoemde redenen niet veroorloven dat de werkgelegenheid grote klappen oploopt, zeker nu hij in het noorden van Engeland onlangs electoraal zulke goede zaken heeft gedaan.
De komende maanden moet er veel gebeuren. Beide partijen, de Britten en de EU, moeten hun inzet definiëren voor de onderhandelingen. Aangezien de tijd door het door Johnson gelimiteerde tijdpad tot 31 december 2020 (maar feitelijk door democratische besluitvormingsprocessen veel eerder) kort is, en beide partijen belang hebben bij het bereiken van in ieder geval een basale handels- en samenwerkingsovereenkomst, voorzie ik een reële opstelling aan beide kanten van de onderhandelingstafel. De voor het einde van het jaar te sluiten overeenkomst zal echter wel heel veel losse eindjes bevatten, die na 31 december 2020 nog veel werk zullen vragen van de onderhandelaars om op te lossen.
Er zijn hardnekkige geruchten dat Johnson een overeenkomst nastreeft vergelijkbaar met die, welke Canada met de EU heeft gesloten. Opmerkelijk genoeg is dat ongeveer wat de EU-onderhandelaar Michel Barnier in oktober 2017 (meer dan twee jaar geleden) al voorspelde. Het maakt de onderhandelingen niet per se eenvoudiger. Het valt hoe dan ook te verwachten dat de EU-diplomaten zich van hun gebruikelijke scherpe kant laten zien in hun strijd om een ‘level playing field’. Dit zal veel spanning op de onderhandelingen zetten, maar uiteindelijk zullen de Britten moeten accepteren dat veel EU-handelsregels op hen van toepassing blijven. Burgers (lees: kiezers) zullen daar echter uiteindelijk niet al te veel van merken want zeer negatieve werkgelegenheidseffecten zullen in dat scenario grotendeels uitblijven.
De financiële sector moet sowieso haar eigen boontjes doppen. Het is nauwelijks denkbaar dat de EU zal toestaan dat de Britten zonder gebonden te zijn aan het Europese toezichthoudende kader, mogen opereren in de EU. De Londense bankiers, verzekeraars, juristen en accountants zullen op eigen kracht het in mijn vorige Brexit-blog (Singapore-upon-Thames) beschreven scenario moeten trachten te verwezenlijken en naar de gunsten van het grote geld gaan hengelen. De enige constante in dit verhaal is dat alles nog onzeker is (behalve dan dat de Brexit politiek nu echt een feit is). We gaan het zien. Eind april meld ik me weer!