Voor velen die niet beschikken over een vaste en bestendige arbeidsrelatie is de confrontatie met hun bank als zij aankloppen voor een lening of hypotheek een ontnuchterende ervaring. Het begrip 'vaste en bestendige arbeidsrelatie' is afkomstig uit de Tijdelijke regeling hypothecair krediet waarin de criteria zijn vastgelegd waar aanbieders van hypothecair krediet rekening mee dienen te houden bij de vertrekking van hypotheken aan hun klanten. Van de circa 14,5 miljoen inwoners in ons land ouder dan 15 jaar, beschikt ongeveer twee derde over een vast en bestendig inkomen in de vorm van een vast salaris of pensioen.
Bron: CBS en DNB
De hoogte van het betreffende salaris of pensioen is afhankelijk van omstandigheden als bijvoorbeeld opleiding, omvang van het dienstverband en (helaas nog altijd) geslacht. De wetgever heeft op basis van onderzoek van het Nibud normen vastgesteld die aangeven hoe hoog de financieringslasten maximaal mogen zijn bij welk inkomen. Een voorbeeld: een gemiddeld huishouden verdient ongeveer €65.000 per jaar. Als beide partners hierin met een vast en bestendig inkomen volledig bijdragen, dan mag bij een rente van 2% een financieringslast worden aangegaan van maximaal 23,5% van dat inkomen. Dit komt neer op een potentieel maximaal geleend bedrag van €345.000. Voor deze groep is het krijgen van een hypotheek dus betrekkelijk eenvoudig en zijn de kaders duidelijk.
Lastiger is het voor de zeer substantiële groep mensen die (al dan niet naast een vaste en bestendige arbeidsrelatie of pensioen) een flexibele arbeidsrelatie heeft, zelfstandig is en/of voor het inkomen afhankelijk is van het vermogen. Deze groep kan immers geen aanspraak maken op een vast en bestendig inkomen. Daarmee vallen zij buiten het reguliere systeem van hypotheekverstrekking. Er is echter een 'escape'. De hypotheekaanbieder 'mag' uitgaan van
het gemiddelde (vaste) inkomen van de klant over de afgelopen drie jaar, of
bij het ontbreken van vast inkomen, zal hij zich kunnen baseren op een door op dit vlak deskundige persoon opgestelde en onderbouwde prognose van de toekomstige inkomsten van de klant.
Hier wordt het hele systeem wat warrig. Wat is vast inkomen? Welke criteria, ter beoordeling van wie, moet de deskundige hanteren bij de door hem op te stellen prognose van de toekomstige inkomsten? Waar ligt de verantwoordelijkheid voor een dergelijke prognose? Dit zijn vragen waar moeilijk een duidelijk antwoord op te geven is. Velen hebben inmiddels ondervonden dat zonder een vast en bestendig inkomen, het bijkans onmogelijk is aan een hypotheek te komen. De in de 'escape' gebruikte formulering is dermate onduidelijk dat een hypotheekverstrekker met vuur speelt als hij tot hypotheekverlening zou overgaan. Op de achtergrond speelt namelijk ook nog het spook van de zorgplicht.
Zorgplicht: de lange schaduw van de AFM
Op grond van de Wet op het financieel toezicht (art. 4.24a) dient de financiële dienstverlener op zorgvuldige wijze de gerechtvaardigde belangen van zijn (particuliere) klant in acht te nemen. De financiële belangen van de klant dienen op de voorgrond te staan, niet die van de bank. Tegelijkertijd dient de bank de klant te beschermen tegen het aangaan van onverantwoorde risico's, zelfs als de klant dit zelf wil. Dit alles levert een oerwoud aan interpretatieproblemen en dilemma's op.
Dit valt in belangrijke mate terug te voeren op het beleid van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de toezichthoudende instantie die verantwoordelijk is voor de naleving van deze gedragsregels. Hoe zorgvuldig is zij zelf bij de naleving van haar toezichthoudende taak? Het is niet ongebruikelijk dat de AFM een grote broek aantrekt bij de uitoefening van haar toezichthoudende taak: de AFM wordt verweten dat zij op basis van 'procesfouten' op individuele dossiers, het kwaliteitsbeheersingssysteem van de hele financiële instelling waar zij toezicht op houdt ondeugdelijk verklaart en hiermee gretig de publiciteit zoekt. Een tweetal procedures die hierover - door accountantsorganisaties- tegen de AFM zijn aangespannen heeft zij weliswaar verloren, maar de AFM lijkt niet van plan te zijn zich hierbij neer te leggen. Zij toont zich een slecht verliezer en is inmiddels op zoek naar verruiming van haar bevoegdheden. Wanneer gaan die gelden en zal dit terugwerkende kracht hebben? Dit maakt het werk van compliance-afdelingen van banken erg lastig. Zij moeten erop toezien dat de bank binnen de kaders en bedoeling van de wet opereert. Gezien de grote hoeveelheid taken die de wetgever de laatste jaren heeft neergelegd bij banken en andere financiële dienstverleners is dat geen sinecure en bovendien een enorme kostenpost. Deze afdelingen nemen jaarlijks steeds meer in omvang toe en zijn feitelijk nauwelijks op het door de AFM en DNB gevraagde niveau te bemensen. Naarmate de hierboven geschetste interpretatieproblemen en onzekerheden toenemen, leidt de wijze waarop de AFM het toezicht uitoefent tot grotere risico's voor banken. Gelet op de financiële gevolgen en het enorme risico op reputatieschade voor banken is de reactie voorspelbaar. Niet het belang van de klant wordt - zoals de wetgever eist - vooropgesteld, maar dat van de bank. Miljoenen klanten worden hierdoor gedupeerd en hun belangen ondergeschikt gemaakt aan de gevolgen van het toezicht door de AFM op banken. Door de focus op het door de banken gevolgde proces en procedures te leggen in plaats van de kwaliteit van de uitkomst, is dit toezicht eenzijdig, rechtlijnig en gaat het in zeer belangrijke mate voorbij aan de belangen van degenen die zij juist geacht wordt te beschermen.
Zorgaanbieders in de knel
Ook in de zorg is de invloed van zbo's volledig uit de hand gelopen. Waar die in de financiële sector ertoe leidt dat de compliancekosten volledig uit de hand zijn gelopen en klanten niet meer conform hun wettelijke mandaat bediend kunnen worden, zit het probleem van controle door zbo's in de zorg dieper en breder. Enig begrip van ons zorgsysteem is hiervoor wel handig.
De Nederlandse markt van zorgverzekeraars wordt gedomineerd door vier partijen die samen 85,9% van de markt van meer dan 17 miljoen zorgconsumenten bedienen. Deze zorgverzekeraars kopen bij bijna 80.000 zorgverleners zorg in, die op hun beurt weer werk geven aan circa 1,2 miljoen mensen. Het systeem voorziet in toegankelijke zorg voor iedereen, solidariteit door een verplichte maar betaalbare verzekering en een hoge zorgkwaliteit. Verzekerden zijn vrij in de keuze van hun verzekeraar, die op hun beurt weer verplicht is deze zonder voorwaarden te accepteren en een ruim pakket van noodzakelijke zorgdiensten aan te bieden.
De zorgverzekeraars zijn de regisseurs binnen het hele systeem van zorg. Zij zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van de benodigde zorgcapaciteit en de kwaliteit daarvan. Om dit mogelijk te maken hebben zij ruime contractsvrijheid en daarmee macht gekregen. Zij bepalen met wie, tegen welke voorwaarden (kwalitatief en financieel) en voor hoe lang zij met een zorgaanbieder in zee gaan. Zorgaanbieders bepalen hoe de zorg geleverd wordt en dienen zich te houden aan de voor hen geldende kwaliteitsrichtlijnen en zijn onderworpen aan het tuchtrecht van hun beroepsorganisaties. Verzekerden, ten slotte, hebben de vrijheid van verzekeraar te wisselen als zij niet tevreden zijn met de zorg die deze voor hen regelt, hebben een stem in vertegenwoordigende organen en kunnen bij onafhankelijke tuchtrechtorganen terecht als de zorg tekortschiet. Er is een duidelijke rolverdeling tussen de verschillende actoren in het systeem. Al deze factoren zorgen er in samenhang voor dat ons zorgsysteem tot het beste ter wereld gerekend mag worden. Er zijn echter krachten aan het werk die dit systeem ondermijnen en hoewel de bedoelingen goed zijn, is de uitwerking desastreus.
Zorgaanbieders (artsen, specialisten, fysiotherapeuten, ziekenhuis, etc.) zijn in dit systeem de onderliggende partij. Zij hebben een hoge beroepsethiek, zijn lastig aan te sturen en kosten de samenleving veel geld. Dit alles heeft ertoe geleid dat zij veel aandacht krijgen van zowel het kleine clubje zorgverzekeraars als een veelheid aan toezichthouders. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) moet erop toezien dat er voldoende concurrentie is tussen de verschillende zorgaanbieders en dat patiënten niet klem komen te zitten tussen aanbieders die onderlinge afspraken maken over de inhoud, kwaliteit en/of kosten van de behandeling. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) speelt een belangrijke rol. Zij stelt regels die de kwaliteit van de zorg moeten bevorderen, fraude tegengaat en zorg betaalbaar houdt. Daarnaast is er de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd die toezicht houdt op de kwaliteit en de veiligheid van de zorg. Het is voor de buitenwereld bijna onmogelijk te onderscheiden hoe de taken en het toezicht van betreffende zbo's zich tot elkaar verhouden.
Zoals aangegeven gaat er in de zorg enorm veel geld om (het legt een beslag op ons bbp van circa 10%), dus begrijpelijk is de aandacht en regeldruk wel. Maar ook hier dreigt het kind met het badwater te worden weggegooid. Volgens velen is de regeldruk in de zorg zo hoog, de angst om fouten te maken zo groot en de beschikbare tijd om je beroep op bevredigende wijze uit te oefenen zo beperkt, dat het de zorg van binnenuit ziek en kapot maakt, met enorme personeelstekorten als gevolg.
Tijd voor een andere benadering
Bureaucratie, toezicht en controle lijken inmiddels een hele industrie te zijn geworden en daarmee een belangrijke kostenpost voor de samenleving als geheel. Is onze intolerantie voor maatschappelijke tekortkomingen inmiddels niet erger geworden dan de kwaal zelf? Daar waar het systeemrisico's betreft is dit begrijpelijk. Voorkomen dient te worden dat onze banken kunnen omvallen, verkiezingen gemanipuleerd worden, onze energietoevoer faalt, branden ongeblust blijven, dat het internet gehackt wordt, etc.. Robuuste voorzieningen zijn hier op zijn plaats. Maar dat geldt zeker niet overal en al helemaal niet tegen iedere prijs.
Er zijn grenzen wat betreft het verleggen van verantwoordelijkheid naar externe toezichthouders zoals zbo's. Daar waar dat vanwege de systeemrisico's minder voor de hand ligt, dienen we weer te vertrouwen op professionals, beroepsgroepen en instellingen zelf. Zij moeten verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn op de kwaliteit van de uitkomst van hun werk in de context van hun expertise en specifieke opdracht. Ook dienen er dan duidelijke en sterke bevoegdheden te zijn voor (tucht)rechtelijke instanties indien ontsporingen aangekaart worden. Meer verantwoordelijkheid brengt immers tevens verantwoording met zich mee en het kritisch zijn op eigen rol en functioneren. Dat wordt in ons land nog wel eens als lastig ervaren en vergt dus ontegenzeggelijk een omslag in ons huidige denken. Daar staat dan weer tegenover dat als we de moed hebben om deze stap wél te zetten, het werk in de zorg, onderwijs en elders wel eens een heel stuk leuker zou kunnen worden, de kwaliteit verbetert en de beloningen omhoog kunnen. Voor de maatschappij zowel als voor betrokkenen zelf, is dit winst.
We zijn aangekomen op een punt dat de politiek zich dient te herbezinnen op de wijze waarop zbo's zich kwijten van hun controlerende rol. Nog langer doorgaan op de nu ingeslagen weg ondermijnt het vertrouwen in de overheid als hoeder van het algemeen belang, verkrampt de uitvoering op de werkvloer en benadeelt consumenten/zorgzoekenden.