Doug Mills, The New York Times
Sinds het Britse volk zich op 23 juni 2016 uitsprak voor terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, zijn inmiddels bijna 1600 dagen verstreken. Gedurende die tijd is er geen enkel moment geweest waarop duidelijkheid was hoe de ‘wens’ van het Britse volk zich praktisch vertaalt in een concrete uitkomst. Hoewel het VK juridisch geen deel meer uitmaakt van de EU, is zij feitelijk nog stevig met de EU verbonden. Op 1 januari gaat dat veranderen, maar niemand weet nu nog hoe.
De finish is in zicht
In de komende twee maanden zal echter aan die onduidelijkheid hoe dan ook een einde komen. Er zijn twee mogelijke scenario’s. De EU en het Verenigd Koninkrijk slagen er alsnog in om voor het einde van het jaar tot enige vorm van overeenkomst te komen om hun toekomstige verhoudingen te regelen. Als dat echter niet lukt, dan treedt het begin dit jaar in The European Union (Withdrawal Agreement) Act 2020 vastgelegde automatische no-deal Brexit-scenario in werking. De overgangsperiode die volgens die wet eindigt per 31 december 2020, kan namelijk volgens diezelfde wet niet worden gewijzigd en dus ook niet verlegd worden. Gevolg is dat als er geen overeenkomst ligt per die datum, er automatisch sprake is van een no-deal Brexit. Hoewel de Britten sowieso gebonden zijn en blijven aan de afspraken die vastgelegd zijn in de EU-uittredingsovereenkomst van begin dit jaar, is er verder nog helemaal niets geregeld over de situatie na 2020. Tijdige en duidelijke afspraken over handelsverhoudingen, het dienstenverkeer en de visserij tussen het VK en de EU na 1 januari 2021 zijn vooral voor bedrijven cruciaal. Geen Britse politicus lijkt zich serieus af te vragen hoe die bedrijven met de hieruit voortvloeiende onzekerheden en kosten moeten omgaan. Waar bereid je je op voor als beide scenario’s, deal of no-deal, met mogelijk totaal verschillende gevolgen, nog volstrekt realistisch zijn?
Het ziet ernaar uit dat de Prime Minister, Boris Johnson, met zijn gebruikelijke opportunisme, de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen afwacht voor hij een keuze maakt welke van de twee bovenstaande scenario’s hem het beste past. De gedachte is dat Johnson bij winst van Trump liever een deal sluit met de VS dan met de EU. Beide mannen zijn populist en afgaande op hun uitspraken, anti-Europeanen. Bij een no-deal Brexit scoort Johnson punten bij Trump, een ‘soulmate’ van Brexit-aartsvader Nigel Farage, en biedt hem mogelijkheden de vermeende speciale band die de Britten met de Amerikanen zouden hebben te gelde te maken. Het doet overigens wel de vraag opkomen of de VS (lees Trump/Farage) niet degenen zijn die hier aan het stuurwiel zitten en via Johnson en zijn getrouwen hun eigen belangen dienen. In deze gedachte is het VK voor de anti-globalist Trump een ideale en veilige springplank om de EU-markt te bewerken. De gemeenschappelijke taal, het vergelijkbare rechtssysteem, de nabijheid tot de EU en het gemak van een economisch zwakkere, en daarmee gewillige en manipuleerbare partner, spelen de Amerikanen in de kaart bij het opbouwen van een voor hen gunstige uitvalbasis in het VK naar de EU. Een dergelijke positie is uiteraard ook in het voordeel van de Britten. Het versterkt de speciale band en maakt het VK richting EU sterker en meer relevant. Het is dan wel belangrijk dat de Britten volkomen autonoom zijn en niet aan hinderlijke EU-regels over sociale en milieustandaarden e.d. gebonden zijn. Een no-deal Brexit is daarvoor een voorwaarde. Zonder standaarden ligt de lat lager om de EU-markt te betreden, hoewel dan wel invoerheffingen verschuldigd zijn en mogelijk weer andere beperkingen gelden vanuit de Wereldhandelsorganisatie. Een handelsverdrag met de Amerikanen zou dan zodanig opgesteld moeten worden dat de Britten optimaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die hun ‘vrije’ positie hun biedt. De keerzijde van dit scenario is dat het risico bestaat dat het VK zich door de VS laat koloniseren. De Britse krant de Observer wees in 2019 al op deze mogelijkheid. Dit daargelaten, het momentum voor dit scenario is door de inmiddels lage herverkiezingskans van Trump stilgevallen.
Nu het volgens de peilingen waarschijnlijk(er) is dat Biden winnen gaat, heeft Johnson zijn strategie moeten herzien. No-deal Brexit is geen optie meer. Het democratische kamp in de VS, en met name de belangrijke Ierse achterban daarbinnen, ziet een Brexit-deal namelijk als beste garantie voor het nakomen van de akkoorden rond de vrijheid van personenverkeer tussen de beide Ierlanden zoals vastgelegd in de Goede-Vrijdag-akkoorden. Daar komt bij dat het onwaarschijnlijk is dat een no-deal Brexit door de democraten in de VS zal worden beloond met een handelsverdrag met de Britten. Johnson staat dan feitelijk met lege handen en kan zijn speciale band met de VS niet economisch uitmelken.
De logica achter de no-deal gedachtegang van Johnson is overigens wel zeer dubieus. De Amerikaanse markt is weliswaar met een omvang van bijna £62,3 miljard belangrijk voor de Britten, maar het valt in het niet bij het grote belang dat zij hebben bij de EU-markt. De Britten exporteerden in 2019 bijna drie keer meer naar de EU (£170,6 miljard of 45,7% van hun totale export van ruim £373 miljard), dan naar de VS. Hoeveel banen staan op de tocht als de export naar de EU grote klappen gaat oplopen? Dit klemt des te meer als bedacht wordt, alle ideologische prietpraat over ‘taking back control’ daargelaten, dat de EU door ligging en omvang gewoon de meest vanzelfsprekende markt is voor de Britten. Daar komt bij dat Trump na het einde van zijn eventuele tweede termijn sowieso als president moet aftreden; hoe hard en houdbaar zijn de door de Britten met Trump gemaakte afspraken voor de periode daarna?
De conclusie is dat de dynamiek van de Amerikaanse verkiezingen waarschijnlijk de uitkomst van de Brexit-onderhandelingen bepaalt.
Laatste onderhandelingspoging
In mijn ogen is dit ook de reden dat het VK inmiddels weer in onderhandeling is met de EU. Naar verluidt wordt voortgang geboekt, maar of de EU haar principes gaat verraden om het VK tegemoet te komen, lijkt mij zeer twijfelachtig. Het zou het fundament wegslaan onder de gemeenschappelijke markt en de EU intern verzwakken en extern ongeloofwaardig maken. Toch hebben zowel de EU als de Britten (zeker als Trump verliest) belang bij een overeenkomst. Het is lastig voor te stellen welk resultaat aanvaardbaar is voor beide partijen. Het ligt het meest voor de hand dat de Britten soeverein worden over hun viswateren maar dat EU-standaarden gelden voor alle producten die toegelaten worden tot de EU en daarbinnen verhandeld worden. Dit zou dan vooral ook gaan om standaarden die betrekking hebben op arbeid, milieu en transport gedurende en na het productieproces.
Staatssteun
Een ander groot probleem dat beide partijen verdeeld houdt is in hoeverre het VK vrij is staatssteun te geven aan bedrijven die opereren binnen de EU-markt. Hiermee zou de deur opengezet worden voor oneerlijke concurrentie met bedrijven die zonder staatssteun opereren binnen de EU-markt. Dit zou het gelijke speelveld ondermijnen binnen de gemeenschappelijke markt. De Britten weigeren zich te onderwerpen aan toetsing door EU-rechters. Een mogelijke doorbraak van de impasse op dit punt kan komen door het benoemen van een arbitragecommissie onder onafhankelijk voorzitterschap met een beslissende onafhankelijke stem ingeval de EU en het VK er onderling niet uitkomen.
Tijdpad
Na bijna 1600 dagen begint ook het geduld van de Britten met hun regering op te raken. Dat is gelet op de op het spel staande belangen, zeker in deze onzekere Corona-tijd, ook zeer begrijpelijk. Recent onderzoek laat bovendien zien dat het 65% van de Britten inmiddels duidelijk is dat hun regering gefaald heeft de beloofde uitkomst te leveren. Bovendien denkt 57% van de Britten dat dit de fout is van de Britse regering, niet van de EU.
Inmiddels begint de tijd voor het sluiten van een overeenkomst wel zeer kort te worden. Mocht men er de komende dagen in slagen voldoende vooruitgang te boeken om tot een werkend en sluitend geheel te komen, dan moet dit vertaald worden in een verdragstekst. Als men eenmaal zo ver is gekomen dat er een door beide onderhandelingsteams geaccordeerde tekst ligt, dan zullen de Britse regering en de Europese Commissie er een klap op moeten geven. Ik zie dit niet gebeuren voor 15 november. Het is vervolgens in het belang van eigenlijk alle partijen de tijdsdruk er goed op te houden. Alle bij de verdere besluitvorming betrokken partijen zoals de Europese Raad, het Europese Parlement, alsmede het Britse Lager- en Hogerhuis moeten dan binnen anderhalve maand een belangrijk besluit goedkeuren. Er zijn precedenten genoeg; belangrijke Europese besluiten worden nu eenmaal altijd onder grote druk genomen. Het is alleen afwachten of het Europese Parlement zich nu ook in deze rol laat schikken. Voor haar eigen standing zou het niet verkeerd zijn haar poot stijf te houden als zij echt principiële bezwaren heeft. Of dit alles ook lukken gaat voor 31 december? Volgens de bookmakers is de kans daarop 76,9% (volgens de site Oddschecker.com op 31 oktober 2020-14:00 uur).
Brexit-monitor tweede kwartaal 2020
In de monitor volg ik vanaf het eerste kwartaal 2015 de impact van de (voorgenomen) Brexit op de economieën van het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de EU. Hiervoor heb ik zes parameters geselecteerd uit de reële economie en een tweetal die indicatief zijn voor het vertrouwen daarin (zie mijn eerste Brexit-monitor voor een toelichting en een nadere uitleg hiervan).
Uit deze editie van de Brexit-monitor blijkt de verwoestende invloed die COVID-19 op de gemonitorde economiën in het tweede kwartaal heeft gehad. In één klap is alle vooruitgang die sinds begin 2015 geboekt is, ongedaan gemaakt. Hoewel de onderlinge verschillen gering zijn, is duidelijk dat de Britse economie vooralsnog relatief het hardst is geraakt (-8,7 punten op de index) en die in Nederland het minst (-6,9 punten). Het beeld over een vol jaar genomen wijkt hier niet veel van af. Wel zijn er grote verschillen per sector tussen de drie economieën.
De meest in het oog springende afwijking is de groei van de Britse publieke sector met 15% (public administration, defence, education, etc.). Dit kan niet anders dan samenhangen met het uittreden uit de EU en het totaal vernieuwen van diplomatieke en ambtelijke structuren die voorheen ondergebracht waren bij de EU. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de werkgelegenheid in die sector het afgelopen jaar met 5% is gegroeid. Cultuur, recreatie, entertainment, luchtvaart en horeca zijn in alle economiën getroffen, maar niet noodzakelijk in dezelfde mate. Het VK lijkt hier de grootste klappen op te lopen. Verder valt op dat Nederland binnen bijna alle sectoren redelijk overeind blijft.
De Britse economie wordt naast COVID-19, gehinderd door de steeds aanhoudende onzekerheid over de relatie met de EU na 31 december van dit jaar. Deze onzekerheid zal pas in het eerste kwartaal 2021 doorbroken worden en pas dan kan inzicht worden verkregen in de werkelijke gevolgen voor het VK van het uittreden uit de EU.
Veranderingen ten opzichte van vorig kwartaal en een jaar terug
Voor alle onderzochte economieën geldt dat het vertrouwen in de toekomst van zowel consumenten als het bedrijfsleven door de heftigheid en gevolgen van COVID-19 zeer zwaar onder druk stond. Ten opzichte van een kwartaal terug daalde dat gemiddeld met 21,6 indexpunten. In vergelijking daarmee komt de reële economie nog relatief goed weg (een daling van gemiddeld 3 indexpunten). COVID-19 heeft vooral grote invloed gehad op de overheidsfinanciën. In alle economieën is het tekort enorm opgelopen. De export staat onder druk en ook het bbp per capita heeft een zichtbare deuk opgelopen. De werkeloosheid blijft redelijk stabiel, waarbij opvalt dat in het VK de werkeloosheid zelfs gedaald lijkt te zijn. Mogelijk heeft dat te maken met een definitiekwestie, want het aantal mensen met een baan in het VK is juist licht gedaald in het afgelopen kwartaal. De financiële sector heeft kennelijk geen last van COVID-19, want zowel in Nederland als het VK, is de totale loonsom juist gestegen.
Het beeld van het afgelopen kwartaal is in grote lijnen gelijk aan dat over de afgelopen 4 kwartalen. Dit geeft wel aan wat de overheersende impact van een kwartaal COVID-19 op het gehele jaar heeft. De huizenprijzen blijven over een heel jaar gezien stijgen, een fenomeen wat nog steeds lastig te verklaren valt.
Bovenstaand overzicht laat de relatieve waarden zien, met het vierde kwartaal 2019 als ijkpunt (index = 100). In onderstaande tabel zijn de absolute waarden opgenomen voor het tweede kwartaal 2020, waardoor een beter inzicht mogelijk is in de orde van grootte waarin de uitkomsten zich bewegen. Het meest in het oog springende detail hierin is, dat de begrotingstekorten over alle economieën naar zeer negatieve waarden zijn gezakt. Een tweede COVID-19 golf zal dit alleen nog verder aanzetten.
Ik kijk ook altijd specifiek naar de ontwikkeling van de huizenprijzen in Londen, het kloppend hart van de Britse economie, waarbij vooral het laatste kwartaal sterk was. Het afgelopen jaar zijn daar de huizenprijzen met gemiddeld 3,5% gestegen. In de duurste wijk Kensington & Chelsea zijn de huizenprijzen het afgelopen jaar zelfs met 7,1% gestegen (gemiddelde huizenprijs daar nu ₤1.376.965). De grootste daling van prijzen deed zich voor in de deelgemeente Camden met 4,3% lagere huizenprijzen (gemiddelde huizenprijs daar was ₤779.779). In Islington stegen de prijzen juist het meest met 8,7% (gemiddelde huizenprijs in september ₤680.890).
Ontwikkeling van de export van en naar het Verenigd Koninkrijk met Nederland en de EU
Naast de Brexit-monitor als zodanig volg ik afzonderlijk de ontwikkeling van de export tussen Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Ook hier blijkt COVID-19 een enorm effect te hebben gehad op de cijfers. De klok lijkt vijf jaar terug te zijn gezet, want de waarden laten zich het best vergelijken met het niveau toen. De export van het VK naar de EU is ten opzichte van dat moment 7% gestegen (bij een bijna 15% lagere GBP). Vanuit Nederland is ook nog sprake van een positieve ontwikkeling met meer dan 5% toename in de export. De Britse export naar Nederland ligt op nagenoeg gelijk niveau als in begin 2015; de EU echter heeft ruim 2% minder naar het VK geëxporteerd over die periode.
Tot slot
Het enige dat op dit moment zeker is, is dat alles nog onzeker is. COVID-19 overschaduwt alles en het is bijna niet voor te stellen dat er ook nog zoiets is als een Brexit. Het is enorm moeilijk een goed beeld te krijgen van de Britse politiek. Binnen zowel de Conservatieven als Labour is veel onrust. Johnson heeft de zaak absoluut niet onder controle en verliest intern inmiddels veel steun voor zijn COVID-19- en Brexit-beleid. Binnen Labour is de recent vervangen partijleider Jeremy Corbyn zo goed als uit de partij gezet, wat tot grote onrust bij zijn aanhangers in de linkervleugel van de partij zal leiden. Men zou kunnen vermoeden dat daarmee bij voorbaat rekening is gehouden, zodat deze actie van de huidige partijleider Keir Starmer rustig als een zuivering bestempeld mag worden. Zijn leiderschap wordt openlijk door steeds meer van zijn partijgenoten ter discussie gesteld.
Met belangrijke beslissingen rond Brexit in het vooruitzicht zal dit voor de met een ruime meerderheid regerende Johnson op korte termijn wellicht geen probleem zijn, maar als COVID-19 langer aanhoudt en positieve effecten van de Brexit uitblijven, zal dit voor Johnsons positie binnen de partij nog lastig kunnen worden.