Het bestuurlijk hart van Groot-Brittannië zit in de lappenmand: iconich beeld post-Brexit?
De afgelopen maand is afmattend geweest voor Theresa May waarbij zij op vele fronten heeft moeten vechten om haar inmiddels gevormde visie op een Brexit die voor Groot-Brittannië de beste ‘deal’ oplevert, te verdedigen en overeind te houden. Je moet toch bewondering voor haar hebben dat ze ondanks alle weerstand en tegenwerking overeind blijft. Eindelijk, ruim 15 maanden nadat zij formeel aankondigde Groot-Brittannië terug te trekken uit de EU, ligt er nu ook een white paper, met daarin de Britse insteek voor de onderhandelingen met de EU. Aanvankelijk stond daar haar hele kabinet achter maar reeds binnen 72 uur waren de twee meest prominente Brexiteers en prominente voorstanders van een harde (zoveel mogelijk banden met de EU doorsnijdende) Brexit opgestapt: David Davis (minister voor Terugtrekking uit de EU) en Boris Johnson (minister van Buitenlandse Zaken). Het is illustratief voor de frustraties en spanningen die al sinds het aantreden van May in juli 2016 spelen in haar kabinet en onderstreept de onvrede van de ‘harde’ Brexiteers met de richting die Theresa May gekozen heeft voor haar onderhandelingen met de EU. Deze behelst een soft Brexit, een uittreden uit de EU met het behoud van zo sterk mogelijke banden daarmee.
May heeft daarnaast nog verschillende hele zware debatten gevoerd, wetsvoorstellen verdedigd en stemmingen overleefd in het Lagerhuis. Daarbij zijn weliswaar concessies afgedwongen door de Bremainers in haar eigen fractie, maar over het geheel genomen is zij verrassend goed uit de verschillende confrontaties gekomen. De wetgeving die nodig is om uit de EU te stappen is na een lange strijd aangenomen, maar er liggen nog vele hordes in het wetgevend proces in het verschiet, zoals de ‘Taxation (Cross-border Trade) Bill 2017-19’ die de basis moet worden voor de wijze waarop (post-EU) Groot-Brittannië haar eigen douane zal gaan inrichten en invoerrechten gaat heffen. Merkwaardig is dat niemand weet wat voor soort relatie Groot-Brittannië vanaf april 2019 met de EU zal krijgen, maar dat er toch al wetgeving voorbereidt wordt voor als het zover is. Het kan niet anders, maar het maakt het proces wel erg surrealistisch en gecompliceerd.
Tussen dit alles door was er nog de bijeenkomst van de Europese Raad, eind juni, waarin aan May de grote zorgen overgebracht zijn over het nog steeds ontbreken van realistische en werkbare voorstellen uit Groot-Brittannië over de toekomstige relatie met de EU. Niet veel later vond president Trump het nodig zich te mengen in de interne politieke aangelegenheden van Groot-Brittannië door stevige kritiek te leveren op May’s strategische koers rond de Brexit en te roepen dat Boris Johnson een geweldige eerste minister zou zijn. Het zijn zware tijden voor May en de uitgangspunten voor de Brexit onderhandelingen zoals vastgelegd in haar white paper zullen het zeker niet makkelijker maken.
UK white paper
Het heeft May veel tijd en zware discussies gekost, maar eindelijk is ze eruit. Op 12 juli presenteerde zij haar white paper. Zij ziet de toekomstige relatie met de EU als een zeer hechte, maar loopt weg van de verplichtingen die daarbij horen. In haar white paper hinkt May op twee gedachten. Aan de ene kant wil ze los van de in haar ogen ondemocratische band met de EU en wil ze de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk herstellen door zeker te stellen dat Britse burgers slechts onderworpen worden aan wetten die vastgesteld worden door volksvertegenwoordigers die ze zelf rechtstreeks hebben gekozen en dat wetten bewaakt en afgedwongen worden door (uitsluitend) Britse rechters in Britse gerechtshoven. Tegelijkertijd zoekt ze een diepe en brede relatie met de EU waarin de grenzen open zijn voor goederen en Groot-Brittannië zich opwerpt als douanepost voor de EU, maar stelt ze ook dat, hoewel gestreefd wordt naar harmonisatie met EU-regelgeving, er geen wetgeving wordt ingevoerd zonder dat het Britse parlement hieraan haar zegen heeft gegeven. Ze wil zelfstandig handelsverdragen kunnen afsluiten met derde landen, maar hoe dit zich verhoudt tot de interne markt voor goederen met de EU is raadselachtig. Immers als de EU strikte eisen stelt aan (welke) goederen de EU in mogen, al dan niet tariefvrij en de Britten verdragen sluiten met heel andere eisen en tarieven, hoe zou er dan ooit sprake kunnen zijn van een werkbare, kostenneutrale en eerlijke vrijhandelszone tussen de EU en Groot-Brittannië? Daarbij is het wat vreemd dat Groot-Brittannië met een economie die wat omvang in bnp betreft, krap 14% is van het bnp van de gehele EU, meent zelfstandig betere handelsovereenkomsten te kunnen sluiten.
De white paper beslaat bijna 100 pagina’s uitgangspunten en voorstellen, en is gebouwd op een vijftal pijlers:
het bereiken van een economische partnerschap met de EU;
het eigen baas zijn over wie zich wel en wie zich niet kan vestigen in Groot-Brittannië;
het gestand doen aan de afspraken rond (Noord-) Ierland;
het herstellen van de juridische en wetgevende soevereiniteit van Groot-Brittannië;
het politiek en economisch zelfstandig kunnen opereren op het wereldtoneel.
Het geheel oogt allemaal redelijk maar het staat haaks op de insteek van de EU zoals deze afgelopen maart als onderhandelingsinzet is vastgesteld. Hierin is vastgelegd dat een niet-lid van de EU (i.c. Groot-Brittannië na de Brexit) niet verwachten kan dezelfde rechten te krijgen als lidstaten van de EU, als dit niet ook de daarbij behorende verplichtingen aanvaardt. Alleen binnen het principe van een gelijk speelveld zal het mogelijk zijn afspraken te maken. Dit impliceert dat het niet mogelijk is deel te nemen aan de interne (economische) markt of delen daarvan zonder bijvoorbeeld ook het vrije verkeer van mensen toe te staan; ‘cherrypicking’ wordt door de EU dus niet getolereerd. Dit impliceert mijns inziens dat het voor Groot-Brittannië lastig wordt een Brexit volgens het in het white paper vastgelegde model te realiseren. Het is bijvoorbeeld moeilijk voor te stellen dat de Britten erin slagen een vrijhandelszone met de EU te realiseren en tegelijkertijd volstrekt autonoom kunnen zijn in het afsluiten van (handels)verdragen met landen buiten de EU. Feitelijk heeft de EU-onderhandelaar Michel Barnier zich recent ook in die zin uitgelaten. De vrees is dan ook dat een harde Brexit indirect dichterbij is gekomen door de hoogst opportunistische insteek die May nu voor de Brexit-onderhandelingen heeft gekozen. In dit opzicht is het veelzeggend dat de EU tijdens de laatste bijeenkomst van de Europese Raad, alle lidstaten en EU-instituties opdracht heeft gegeven zich op alle niveaus, op alle mogelijke uitkomsten voor te bereiden.
Plan B
Het mag echter niet worden uitgesloten dat May nog een (geheim) plan B heeft, waarin de Britten toch hun gewenste autonomie op economisch vlak en douanegebied opgeven, en voor de rest hun soevereiniteit zo veel mogelijk terugkrijgen. Dit gaat verder dan het ‘Comprehensive Economic and Trade Agreement’ (CETA) tussen de EU en Canada waar de EU-onderhandelaar Michel Barnier al een aantal keren naar verwezen heeft. De uiteindelijke doelstelling van CETA, dat overigens niet los gezien kan worden van de Strategische Partnerschap Overeenkomst tussen Canada en de EU waarin de politieke en sociale kaders van de samenwerking worden geregeld, is dat 99% van alle invoerheffingen op goederen in het verkeer tussen Canada en de EU zullen verdwijnen. Gegeven het feit dat er in het handelsverkeer tussen Groot-Brittannië en de EU nu geen heffingen bestaan omdat ze (nu nog) samen in de douane-unie binnen de EU zitten, is de stap naar een toetreding tot een douane-unie na de Brexit feitelijk geen stap. Dit vereist wel dat Groot-Brittannië haar wens om zelfstandig handelsverdragen af te kunnen sluiten op zal moeten geven, zich zal dienen te onderwerpen aan EU-wetgeving op al die zaken die samenhangen met de goede en eerlijke werking van de douane-unie en zal het mijns inziens ook de noodzaak met zich meebrengen om, in nader vast te stellen mate, bij te dragen aan het EU-budget. Een heikel punt bij deze insteek is dan wel hoe om te gaan met het door de EU in steen gebeitelde vrije personenverkeer. Dit alles vergt politieke lenigheid van alle betrokken partijen. In dit licht is het veelbetekenend dat Theresa May de onderhandelingen met de EU naar zich toe heeft getrokken. Daarmee beheerst zij het risico dat er een Britse onderhandelaar met de EU in gesprek is, die, zoals voorheen met David Davies en mogelijk zijn opvolger en Brexiteer Dominic Raab, teveel zijn eigen plan trekt. Het geeft May de gelegenheid, om buiten de uit hoofde van zijn EU-rol rechtlijniger Michel Barnier, in onderonsjes met andere EU-regeringsleiders alternatieve scenario’s voor te koken. Ik denk dat dit verstandig is. De Brexit is een feit, maar iedere studie door gezaghebbende instituties (IMF, ECB, Bank of England, diverse handelsbanken, etc.) laat zien dat een harde Brexit economisch desastreus is voor Groot-Brittannië en in mindere mate ook zeer schadelijk is voor de EU zelf. De Britse kiezer is inmiddels echt wel overtuigd dat het volkomen loskomen van de EU niet zo heel verstandig is en voor zijn portemonnee slecht uitpakt. Een oplossing waarin economische continuïteit gewaarborgd is, maar de Britse soevereiniteit weer hersteld wordt, kan uitgelegd worden als een overwinning in het vervullen van een van begin af aan onmogelijke opdracht van de kiezer om uit de EU te treden. Tenzij er uitstel wordt bedongen om de druk op de onderhandelingen te verminderen en tot een kwalitatief beter resultaat te komen, zal er op 18 oktober tijdens de Europese Raad duidelijkheid komen over de wijze waarop dit drama zich zal gaan ontvouwen. Tot zover de analyse, nu de feiten.
Brexit-monitor 1ste kwartaal 2018
De door mij samengestelde Brexit-monitor volgt het economisch wel en wee van Groot-Brittannië, Nederland en de EU op een aantal, voor de impact van de gevolgen van de Brexit, relevante parameters (zie mijn eerste Brexit-monitor voor een uitleg hiervan). Dit kwartaal zet zich een trend voort die vorig kwartaal al zichtbaar werd. De ontwikkeling van de economische groei in Groot-Brittannië neemt verder af. Afgezet tegen de EU maar helemaal in vergelijking met Nederland wordt zichtbaar dat, ondanks de huidige groei van de wereldeconomie in het algemeen, de Britse economie het zwaarder begint te krijgen en dreigt te zakken onder het gemiddelde van de EU als geheel.
Mutaties ten opzichte van vorig kwartaal en een jaar terug
De Europese economie presteerde in het eerste kwartaal van 2018 nog steeds positief, maar zoals gezegd, het groeitempo neemt af. Als we focussen op Groot-Brittannië valt op als meest positieve en gelijktijdig het lastigst te duiden punt, de ontwikkeling van het consumentenvertrouwen over het afgelopen kwartaal (plus 1,8). Toegegeven, deze was bijzonder laag maar het doet wel de vraag rijzen wat de Britse consumenten zien, dat wij niet zien. Het vertrouwen van het Britse bedrijfsleven in de economie (weerspiegeld in het economisch sentiment) laat in ieder geval een ander beeld zien (min 1,3). Daarnaast blijft het opvallend dat het totale inkomen van werknemers in de financiële sector nog steeds stijgt (plus 1,4). Dit duidt er in ieder geval niet op dat er (al) sprake is van een terugloop aan werkgelegenheid in de financiële sector. Op alle andere parameters scoort de Britse economie (en voor het eerst in lange tijd ook de export) minder dan die van de EU en vooral ten opzichte van die van Nederland.
Kijken we een jaar terug dan blijkt de Britse economie goed geprofiteerd te hebben van het lagere pond waarmee de export fors is aangejaagd (plus 8,6). Ook over een heel jaar genomen voert Groot-Brittannië de ranglijst aan als het gaat om het inkomen in de financiële sector (plus 4,3). Dit is overigens de enige parameter waar Nederland slecht scoort. Dit is een direct gevolg van het reguleren van de inkomens in de financiële sector en is een negatief signaal voor alle financiële instellingen die op zoek zijn naar een alternatieve vestigingsplaats in de eurozone post-Brexit. Op alle andere parameters scoort Groot-Brittannië slechter dan de EU als geheel en Nederland. Waar ik ook altijd naar kijk is hoe de huizenprijzen zich in London ontwikkelen. Nergens in Groot-Brittannië daalden het afgelopen jaar de prijzen zoveel als juist daar. In het financiële centrum (City) en het politieke hart (Westminster) gingen de prijzen met 13,1% respectievelijk 4,6% onderuit! Afgezet tegen de ontwikkeling van de inkomens in de financiële sector met plus 4,3 is dit opmerkelijk waar ook niet meteen een goede verklaring voor te vinden is, anders dan dat goedbetaalde bankiers op tijd hun investering in onroerend goed proberen veilig te stellen.
Nederland laat over het afgelopen jaar zonder meer de beste indruk achter.
Bovenstaand overzicht laat de relatieve waarden zien, met het tweede kwartaal 2016 als ijkpunt (index = 100). In onderstaande tabel zijn de absolute waarden opgenomen voor het eerste kwartaal 2018, waardoor een beter inzicht mogelijk is in de orde van grootte waarin de uitkomsten zich bewegen. In absolute zin blijven de Britten ten opzichte van Nederland achter op nagenoeg alle prestatievelden. Opmerkelijk is dat de werkeloosheid in Nederland voor het eerst lager is dan in Groot-Brittannië. Ten opzichte van de EU is het beeld voor de Britten echter positiever. Hierin ligt Groot-Brittannië nog steeds nipt voor!
Ontwikkeling van de export van en naar het Verenigd Koninkrijk met Nederland en de EU
Naast de Brexit-monitor als zodanig volg ik afzonderlijk de ontwikkeling van de export tussen Nederland, Groot-Brittannië en de Europese Unie. Vooralsnog lijkt er voor Nederland weinig aan de hand. Het volume van de export in euro's naar het Verenigd Koninkrijk is sinds begin 2015 met 12,6% toegenomen, waarvan 4,6% sinds het Brexit-referendum in juni 2016. Van een nadelig effect van de dure euro ten opzichte van het Britse pond (GBP), lijkt dus nog weinig sprake. Dit in aanmerking genomen, mag deze prestatie best opmerkelijk genoemd worden.
De Britten lijken met hun export volop te profiteren van de lagere koers van het GBP. Sinds deze rond en volgende op het referendum ten opzichte van de euro met 15,1% in waarde daalde, is het volume van de Britse export naar de EU met 22,6% gestegen. Ook de Britse export naar Nederland is sinds juni 2016 fors tegenomen (plus 28,9%). Hierbij dient wel te worden aangetekend dat de handel vanuit het VK naar Nederland ten opzichte van het niveau daarvan op 1 januari 2015, nu slechts 2,9% hoger ligt. De handel van de EU naar het Verenigd Koninkrijk sinds het Brexit-referendum lijkt stabiel te zijn, ondanks de fors duurdere euro.
Tot slot
Het wordt een boeiend kwartaal waarin ondanks het zomerreces veel gebeuren moet. De Britten fixeren zich op de Europese Raad van 18 oktober waar duidelijk moet worden welk soort Brexit er komen gaat. De Britten hebben tijd nodig om hun parlementaire besluitvorming en wetgevende proces op orde te krijgen voordat op 29 maart 2019 Groot-Brittannië uit de EU treedt. Hiermee resteert een uiterst krap tijdpad en dat legt een bijzondere druk op de onderhandelingen. Het valt nog maar te bezien of dit voldoende is om afspraken op hoofdlijnen, laat staan duidelijke afspraken te maken. We moeten dan ook niet verbaasd zijn als er nog onverwachte konijnen uit de hoge hoed worden getoverd (zoals wellicht het eerder besproken Plan B). Daarbij mag ook niet vergeten worden dat naast de politieke besluitvorming, vooral ook het Britse publiek overtuigd moet worden van de juistheid van het uiteindelijke onderhandelingsresultaat. Tevens is het belangrijk te realiseren dat de EU er zelf uiteindelijk ook niet op uit is om moedwillig schade te berokkenen aan de eigen economie als gevolg van een no-deal. Drama rond en doemscenario’s over de gevolgen van een no-deal Brexit horen dan bij het rijp maken van de geesten. Kortom, het gaat nog héél spannend worden!