Adam Zylgis (www.adamzyglis.com)
Gedurende haar bestaan is de katholieke kerk betrokken geweest bij talloze zaken die (zeker in de ogen van hedendaagse toeschouwers) door mensen met geweten en compassie niet getolereerd zouden (mogen) worden. Voorbeelden hiervan zijn overvloedig en bestrijken een breed spectrum: vervolgingen van heidenen, de Inquisitie, het antisemitisme, de relatie met Nazi-Duitsland, haar standpunten met betrekking tot seksualiteit, vrouwenrechten, homoseksualiteit en anticonceptie, het ‘tolereren’ van misbruik van minderjarigen door haar priesters, etc. De centrale vraag die gesteld kan worden is of de structuur van de katholieke kerk hier een bepalende rol in heeft gespeeld. Het antwoord kan gevoelsmatig bijna niet anders dan ‘ja’ luiden, maar daarmee is het nog niet meteen een juridisch feit.
De katholieke kerk is een sterk hiërarchische organisatie met een leider die volgens de eigen katholieke ‘codex’ onfeilbaar is. Een groot probleem met onfeilbaarheid van de hoogste baas is, dat het niet uitnodigt tot het geven van tegengeluid en het ondergeschikten met een eigen geweten potentieel opzadelt met een klemmend en frustrerend loyaliteitsprobleem wat hen in hun werkzaamheden kan opbreken. Een ander risico is dat de onfeilbaarheid van de leider leidt tot een soort delegatie van die onfeilbaarheid naar zijn ondergeschikten lager in de gezagketen. Als de baas gelijk heeft en zijn directe ondergeschikten vertalen zijn wensen of hun interpretatie daarvan naar de laag daaronder (en die weer verder, etc.), wie ben ik dan als ondergeschikte of anderszins afhankelijke om die boodschap in twijfel te trekken? Loop je niet een enorm risico dat de uitvoerder van de opdracht in een vreemd soort psychologische dwaling zijn eigen verantwoordelijkheid ontkent voor de gevolgen ervan? Hier komt bij dat we het hier niet hebben over duidelijk beschreven instructies en ideeën, maar over zaken als zielenheil, moraliteit, goed (hemel) en slecht (hel en verdoemenis). Zaken dus die voor meerdere interpretaties vatbaar zijn en die brutale en eloquente uitvoerders van hun ambt faciliteren in het uitoefenen van macht over degenen die zich ten opzichte van hen in een afhankelijkheidspositie verkeren (ondergeschikten, misdienaars, gelovigen, ongehuwd zwanger geworden meisjes, etc.). Dit zet de deur open voor misbruik. De ontelbare slachtoffers van fysiek misbruik en mentale manipulatie door katholieke gezagsdragers gedurende vele eeuwen (millennia?) zijn een trieste demonstratie van waar dit toe geleid heeft.
Onfeilbaarheid als concept is een achterhaald begrip in de 21steeeuw, maar het is juist dit concept waar de hele katholieke kerk op gebouwd is en waar de kerkelijke organisatie op steunt. Het is de reden dat iedere verandering in de katholieke uitgangspunten van het geloof zo ongelooflijk veel tijd en energie kost. Het herdefiniëren of afscheid nemen van dit concept en daarmee twijfel toelaten binnen de muren van de katholieke kerk en bij haar gelovigen, vooral in die gebieden waar liberale waarden minder gemeengoed zijn (dit betreft ca. 65% van de totale omvang van de 1,3 miljard katholieke gelovigen wereldwijd), is in potentie ‘levensbedreigend’ voor het gezag van de katholieke kerk over haar gelovigen en vraagt dus veel moed en visie.
Ontegenzeggelijk is het zo dat de katholieke kerk enorm veel goed werk doet en veel mensen tot steun is en troost biedt. Dit doet echter hier niet ter zake. Het positieve poetst het negatieve niet weg. De principiële uitgangspunten en de structuur van de kerk maken haar kwetsbaar voor misstanden. Het laatste en wellicht meest overtuigende en best gedocumenteerde voorbeeld hiervan is het misbruik door priesters in de katholieke kerk in Pennsylvania. Uit de zeer recent uitgekomen openbare versie van het rapport van de Grand Jury (het onderzoek van de jury voorafgaande aan een strafrechtelijke procedure onder Amerikaans recht) van de staat Pennsylvania wordt duidelijk dat sinds 1940 meer dan 300 priesters uit 6 bisdommen zich in meer dan 1000 gedocumenteerde gevallen schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik van kinderen. Het is een zeer uitgebreid rapport van 884 bladzijden en nog eens 447 bladzijden aan bijlagen. Tot in detail is beschreven hoe het betreffende misbruik van betrokken priesters aan het licht is gekomen en wat de reactie was van de katholieke kerk. Tot en met het uitbrengen van dit laatste rapport hebben er drie onderzoeken (2005, 2011 en 2016-2018) plaatsgevonden en is inmiddels dertien jaar verstreken om de feiten boven water te krijgen. Het meest schokkende is dat niet alleen daarvoor maar ook gedurende deze dertien jaar priesters beschermd zijn door leidinggevenden, de betreffende bisdommen de onderzoeken stelselmatig hebben tegengewerkt en wetende van het plaatsgevonden misbruik, verzuimd hebben proactief te handelen in het rechtdoen aan de misstanden en het hulp bieden aan de slachtoffers. De FBI heeft ten behoeve van de Grand Jury uit de 1000 gevallen een patroon gedestilleerd dat zij kenmerkend acht voor de wijze waarop er door de kerk op institutioneel niveau is omgegaan met priesters die zich schuldig hebben gemaakt aan kindermisbruik. Het komt volgens de FBI feitelijk neer op een draaiboek om de waarheid te verhullen:
Bladzijde 3 uit het Grand Juryrapport inzake kindermispruik door priesters van de katholieke kerk, Pennsylvania, uitgebracht op 14 augustus 2018.
Het probleem is dat de bevindingen in de staat Pennsylvania niet op zichzelf staan. Dit is geen mening maar, getuige de vele voorbeelden ervan, een feit (zie ook de pagina op Wikipedia waar bekende gevallen van seksueel misbruik door geestelijken binnen de katholieke kerk in 29 landen verspreid over vijf continenten zijn beschreven). De spelers veranderen, maar de institutionele reactie is steeds gelijk: ontkennen, verbergen en tegenwerken.
Seksueel misbruik van kinderen is niet voorbehouden aan geestelijken uit de katholieke kerk. Het is helaas een veel breder maatschappelijk probleem met een omvang die het bevattingsvermogen ver te boven gaat. Een Nederlandse studie uit 2011 (op basis van zelf-rapportage onder bijna 10 miljoen (!) deelnemers wereldwijd) suggereert dat wereldwijd 12,7% tot 18% van de meisjes en 7,6% van de jongens slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik. Uit een door de Amerikaanse katholieke kerk betaald onderzoek zou blijken dat seksueel misbruik door priesters waarschijnlijk onder, maar zeker niet boven het gemiddelde van de algehele bevolking zit. Zelfs als dit waar is, pleit het de katholieke kerk echter niet vrij van de wijze waarop zij omgaat en is omgegaan met deze problematiek. Dit is waarom de uitingen van spijt en schaamte door het Vaticaan en anderen, lang nadat deze daden zijn gepleegd en willens en wetens zijn toegedekt, zo hol klinken. De kerk heeft nagelaten, lang nadat duidelijk werd dat dit een wijdverbreid en diepgeworteld probleem is, krachtige en adequate maatregelen te treffen om slachtoffers te ondersteunen en om daders alsmede degenen die instrumenteel zijn geweest in het toedekken van strafbare feiten, te straffen.
Gedachte-experiment
Dit alles brengt me tot de vraag of de katholieke kerk strafrechtelijkaangerekend kan worden dat zij stelselmatig, actief en daarmee verwijtbaar heeft meegewerkt aan het uit de schijnwerpers houden van strafbare activiteiten van geestelijken. Hiervoor pas ik een gedachte-experiment toe. Om dit experiment te kunnen laten werken is een aantal uitgangspunten en aannames nodig:
- Uitgangspunt is het eerder aangehaalde rapport van de Grand Jury in Pennsylvania.
- De daarin beschreven feiten worden geacht bewezen te zijn verklaard.
- Beoordeling vindt plaats naar Nederlands recht. De volledige teksten van de in mijn ogen relevante wetsartikelen heb ik hier samengebracht.
- Om discussies over verjaring te voorkomen worden de feiten geacht in het hier en nu te spelen.
De eerste vraag is of een rechtspersoon strafbare feiten kan plegen. Het is immers moeilijk voor te stellen dat een rechtspersoon (de kerk kwalificeert als zodanig op grond van art 2, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) de gevangenis in kan gaan. Het strafrecht lost dit op door hen die binnen de betreffende rechtspersoon feitelijke leiding en opdracht hebben gegeven tot de verboden gedraging, strafbaar te stellen (artikel 51 Wetboek van Strafrecht) en als de straf uit geldboetes bestaat kan de rechtspersoon zelf aangesproken worden. Zou vast komen te staan dat personen binnen de katholieke kerk ten behoeve van de kerk opdracht en/of feitelijk leiding hebben gegeven aan verboden gedragingen dan zou de katholieke kerk aangemerkt kunnen worden als criminele organisatie. Hiervoor moeten wel een drietal zaken in samenhang bewezen verklaard worden.
i. Aanranding en verkrachting minderjarige kinderen (misbruik)
Het rapport documenteert een groot aantal gevallen van misbruik. Deze vallen alle, voor zover het kinderen jonger dan zestien jaar betreft (de meerderheid van de geconstateerde misbruikgevallen), onder de reikwijdte van de artikelen 244, 245 (verkrachting) of 247 (aanranding) van het Wetboek van Strafrecht. Dit misbruik is een misdrijf.
ii Hulp aan daders
Artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht komt er kort en goed op neer dat een handeling die tot doel heeft daders van misdrijven te beschermen tegen opsporing en/of rechtsvervolging als een misdrijf wordt beschouwd. Hetzelfde geldt voor het bewust achterhouden en/of vernietigen van aan het misdrijf gerelateerd bewijsmateriaal of het belemmeren van het onderzoek naar het misdrijf. Het Grand Juryrapport beschrijft in groot detail op welke wijze vertegenwoordigers van de kerk er alles aan hebben gedaan om de door hun priesters gepleegde misdrijven buiten de radar van justitie te houden. In een behoorlijk aantal gevallen is in individuele situaties duidelijk dat er sprake is van een gecoördineerde actie vanuit de kerk (omdat deze binnen de kerk zelf in die gevallen voldoende duidelijk uit de aanwezige archieven valt te herleiden). Zelfs waar dat minder duidelijk is, heeft de FBI (zie hierboven) aan de hand van de 1000 bestudeerde misbruikgevallen, een duidelijk patroon kunnen vaststellen waarbinnen de reactie van de kerk veelal naadloos past. Dit patroon is zodanig stelselmatig en systematisch dat het moeilijk denkbaar is dat daar een sturende hand aan ontbroken heeft. Op basis hiervan kan de conclusie geen andere zijn dat binnen de kerk hulp is verleend aan daders met het doel deze buiten het bereik van justitiële instanties te houden en hun opsporing en vervolging te belemmeren en zelfs onmogelijk te maken. Het helpt dat dit inmiddels volmondig door de Paus toegegeven is. Dit handelen valt daarmee onder het bereik van genoemd artikel 189 Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf.
iii Deelname aan een criminele organisatie
Artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Met organisatie wordt hier bedoeld een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen gericht op het plegen van strafbare feiten. Hiervan zou mijns inziens ook sprake kunnen zijn indien de katholieke kerk ter ondersteuning van haar eigen primaire doelstelling(en), willens en wetens activiteiten ontplooit die aan de primaire doelstelling dienstbaar zijn en die aangemerkt kunnen worden als misdrijf. Dit zou het geval kunnen zijn als structureel en systematisch met geld en menskracht van de katholieke kerk strafbare feiten worden gepleegd als hierboven onder (ii) zijn omschreven.
Dit is het heikele punt in deze analyse. Niet zozeer vanwege de inhoud van het mogelijke misdrijf zelf, maar vanwege de implicaties van de constatering voor de katholieke kerk als geheel. De katholieke kerk heeft niet tot doel kindermisbruik te plegen. Wat het doel precies wel is blijkt overigens niet heel duidelijk uit de daarvoor relevante bronnen, maar laten we het erop houden dat dit het bevorderen is van het zielenheil van zoveel mogelijk mensen onder de vlag van de katholieke geloofsleer. Het is niet mijn bedoeling deze doelstelling aan te vallen of in een kwaad daglicht te stellen. Feiten moeten echter wel worden benoemd, vooral ook omdat het misbruik wijdverspreid, institutioneel getolereerd is en buiten het zicht is gehouden van opsporingsautoriteiten. Hierdoor is recidive mogelijk geweest en zijn nog meer kinderen blootgesteld aan het handelen van amorele geestelijken.
Uit het Grand Juryrapport blijkt dat veel van de klachten over misbruik direct binnen zijn gekomen bij het bisdom (vaak bij de bisschop zelf) waar de betreffende klager lid van was. Opvallend is dat in het rapport op 197 van de in totaal 1356 bladzijden voor het woord ‘complaint’ (klacht) voorkomt en het woord ‘confession’ (in de betekenis van biecht) geen enkele keer. Ik maak hieruit op dat niet de biecht, maar voornamelijk klachten van slachtoffers of hun vertegenwoordigers het misbruik hebben gesignaleerd. Het biechtgeheim is hier dus geen te beschermen belang voor de katholieke kerk. Op geen van de 1000 gevallen van misbruik is voor zover ik heb gezien of begrepen zelfstandig door de kerk actie ondernomen richting justitiële autoriteiten maar hebben wel steeds acties plaatsgehad volgens het door de FBI geconstateerde patroon. Hieruit blijkt een institutionele benadering van de klachten met betrekking tot misbruik. Degenen die binnen de kerk belast waren met de ‘behandeling’ van de klachten hadden geen eigenbelang hiermee om te gaan op de wijze zoals hierboven is beschreven. Zij dienden uitsluitend het belang van de kerk. Uit het rapport blijkt bovendien zonneklaar dat de kerk hier financiële middelen en menskracht voor ter beschikking heeft gesteld. De uitsluitende bedoeling van de verrichte handelingen (lees: oogmerk) was de gevallen van misbruik door priesters buiten het bereik van de pers en de justitiële autoriteiten te houden. Het motief hiervoor was de reputatie en het gezag van de katholieke kerk te beschermen.
Hiermee staat wat mij betreft vast dat de katholieke kerk en haar vertegenwoordigers als organisatie handelden en de hierboven onder (ii) genoemde misdrijven pleegden. Dit handelen valt naar de letter van de wet onder het bereik van artikel 140 Wetboek van Strafrecht: de katholieke kerk heeft een sturende rol gespeeld in het stelselmatig en systematisch verbergen en verplaatsen van daders, het achterhouden van bewijsmateriaal en het frustreren van onderzoek naar strafbare feiten gepleegd door priesters van de katholieke kerk. Door hier keer op keer financiële middelen en menskracht voor in te zetten staat voor mij buiten twijfel vast dat de katholieke kerk als organisatie zich uitdrukkelijk verbonden heeft met het genoemde oogmerk en het te bereiken resultaat. Onder de aannames en uitgangspunten van mijn gedachte-experiment is de katholieke kerk daarmee aan te merken als een criminele organisatie.
Het instituut katholieke kerk meent kennelijk in de vervulling van haar religieuze opdracht boven de wet te mogen staan en heeft een faciliterende en ingrijpende rol gespeeld in het mogelijk maken en onbestraft laten van ernstige misdrijven. De misdaden zijn inmiddels verjaard, veel daders zijn intussen overleden, maar de smet hiervan zal altijd op de katholieke kerk blijven rusten.