Voorafgaande aan de recente top met de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-un, heeft de Amerikaanse president Donald Trump op onnavolgbare wijze laten zien dat loyaliteit wat hem betreft vooral eenrichtingsverkeer is. Eeuwenoude relaties tussen traditionele bondgenoten zijn op spanning gezet met als opportunistisch oogmerk om ‘sterk’ over te komen en de gunst van een mensenrechtenschuwe dictator te winnen. Dit is de kortzichtige blik van de projectontwikkelaar die zo betrouwbaar is als zijn laatste ‘deal’ en die niet gewend is te denken in onderling afhankelijke systemen en relaties.
Het wegvallen van de elkaar in evenwicht houdende machtssferen als gevolg van het failliet van het communisme in 1989 gevolgd door het geweld en de bedreiging van het islamitisch extremisme na ‘9/11’, zijn de opmaat geweest voor het populistisch nationalisme dat nu de bestaande wereldorde verstoort en bedreigt. Exponenten daarvan zijn Donald Trumps verkiezing en presidentschap, de Brexit, en de opkomst en het succes van bewegingen zoals recentelijk bijvoorbeeld de Vijfsterrenbeweging in Italië. Al deze bewegingen hebben gemeen dat zij inspelen op een gevoel van onzekerheid van burgers over zich wijzigende verhoudingen op het wereldtoneel en vertalen zich in machteloosheid en antipathie tegen de ‘gevestigde orde’. Of dat nu de federale overheid in Washington D.C. is, vrijhandel, de bureaucratie en regelzucht vanuit Brussel en/of simpelweg de incompetentie van overheden, het resultaat is dat bestaande verhoudingen al dan niet terecht ter discussie worden gesteld, ondermijnd en afgebroken. Als we de beïnvloeding door buitenlandse mogendheden via sponsoring van het ‘antigeluid’ hier buiten beschouwing laten, moet echter wel worden geconstateerd dat dit alles binnen de reguliere democratische kanalen heeft kunnen plaatsvinden.
Dit alles heeft verstrekkende gevolgen en dwingt ons tot bezinning over het soort samenleving dat we willen zijn, welke principes we ten koste van alles willen verdedigen, wat ervoor nodig is en welke afspraken we met elkaar kunnen maken om dat te realiseren. Dit vergt reflectie op een aantal prangende vragen en dilemma’s. Zijn wij als natiestaten individueel wel voldoende sterk om onze eigen identiteit (wat dat ook moge zijn) te bewaren en belangen te bewaken? Heeft Bill Clinton gelijk als hij (via de hoofdpersoon in zijn nieuwste boek ‘President vermist’, zie NRC van 4 juni jl.) zegt dat de media, met hun honger naar conflict en verdeeldheid, en de vele politici “die klakkeloos meelopen en het vuur van de woede en de wrok aanwakkeren”, de vrijheid in gevaar brengen? Wat is onze democratie waard als blijkt dat buitenlandse mogendheden invloed kunnen uitoefenen op de uitkomsten van verkiezingen? Leidt transparantie in de politieke besluitvorming ook daadwerkelijk tot het voor burgers beste resultaat? Dit zijn vragen die een antwoord behoeven en die op hun beurt bepalen wat een gemeenschappelijke visie is op de samenleving, de bestuurlijke organisatie daarvan en de onderlinge verhouding tussen burgers, organisaties en overheden (nationaal en internationaal).
Een dergelijke reflectie leidt tot het inzicht dat absolute democratie en onbeperkte vrijheid met elkaar op gespannen voet staan. Beide zijn ons dierbaar maar in absolute zin zijn ze ook, mede door de grote impact van internet en sociale media, lastig verenigbaar. Natuurlijk is geen enkel politiek systeem foutloos en moeten, juist in een democratie, misstanden aan de orde gesteld worden. Naarmate een samenleving opener is en er heel veel ruimte is voor tegengeluid, is het makkelijker de gevolgen van onwelgevallig of verkeerd uitpakkend overheidshandelen uit te vergroten en als voorbeeld te stellen voor de onwerkbaarheid en onbetrouwbaarheid van de bestaande politieke constellatie en de complexe situaties terug te brengen tot prettig in het gehoor klinkende oplossingen. Het hebben van het recht op vrije meningsuiting en/of het kunnen uitdragen van politieke standpunten, betekent niet dat deze tot in het extreme benut moeten worden. Helaas moet worden geconstateerd dat de politiek en politieke journalistiek steeds vaker een zero-sum game (‘alles of niets’) is. De polarisatie in het politieke en mediale domein leidt ertoe dat de grenzen steeds meer worden opgezocht ten koste van het middenveld waar de nuance en compromisgeneigdheid gemeengoed is.
In de kracht van de democratie schuilt ook haar kwetsbaarheid en de noodzaak haar tegen verwaarlozing en misbruik te bewaken. Het gaat niet te ver om te stellen dat we hier sinds het failliet van het communisme eind tachtiger jaren, onvoldoende zorgvuldig mee zijn omgegaan.
Als één partij of groepen gelijkgezinden de dienst uitmaken zonder open te staan voor de belangen van anderen dreigt het belang van minderheden in het gedrang te komen. De geschiedenis laat zien dat dit te vaak ook de eerste stap is in het uithollen van de democratie en het feitelijk rechteloos maken van alle burgers (Hitler, Mussolini, Stalin, Franco, etc.). De dagelijkse praktijk in Rusland (Poetin), Turkije (Erdogan), Hongarije (Orbán), Polen (PiS), Venezuela (Maduro), de Filippijnen (Duarte) en in toenemende mate zelfs in landen als Italië (Vijfsterrenbeweging) en de Verenigde Staten (Trump), laat zien dat nationalisme zich slecht laat bedwingen, burgerrechten ingeperkt worden, de rechterlijke macht haar onafhankelijkheid dreigt te verliezen of reeds geheel verloren heeft, verkiezingen beïnvloed worden en het respect voor internationale instanties en afspraken afneemt. Voor burgers in betreffende landen maar ook voor het vertrouwen in het nut en de effectiviteit van internationale organisaties en verbanden levert dit alleen maar verlies op, wat weer een vliegwiel is voor populistische nationalisten om de onmacht van (supra)internationale instituties uit te vergroten en daar politiek garen bij te spinnen.
De verandering in het maatschappelijk politieke klimaat is hier een rechtstreeks gevolg van. Wij zijn niet ‘zuinig’ geweest op de verworvenheden van onze liberale (vrije) wereldorde die, ondanks alle kritiek die daarop mogelijk is en welke regelmatig zelfs terecht is, de beste garantie is voor vrijheid, economische ontwikkeling en ontplooiing. Burgers in bovengenoemde landen zullen vroeger of later een hoge prijs betalen voor het feit dat zij zich hebben laten verleiden toe te geven aan de stoere woorden, opruiende teksten en autocratische neigingen van hun leiders.
Is de vrije wereldorde, zoals vele commentatoren voorspellen, waarvoor wetenschappers waarschuwen en democraten vrezen, aan haar einde toe? Madeleine Albright, voormalig VN-ambassadeur en oud-minister van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten houdt ons in haar laatste boek Fascisme, een waarschuwing een spiegel voor. Zij vraagt zich af wie de opmars van het nationalistisch populisme, waarin zij veel trekken van het fascisme herkent, moet tegenhouden nu het Amerika zelf en delen van Europa in haar greep houdt en roept ons op de fouten van het verleden niet te herhalen.
Het is tijd voor bezinning en een indringend besef dat een samenleving, maar ook de internationale wereldorde, gebaat is bij diversiteit in het bestuur en een onafhankelijke controle daarop door het parlement en de rechterlijke macht in de daarvan onderdeel makende landen. Democratie en rechtsstaat zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De winst van een volwaardige democratie ligt in het feit dat compromissen tussen partijen met verschillende ideologische achtergronden (al dan niet binnen regeringsverband) de belangen van een zo groot mogelijk aantal burgers dienen. Compromissen zijn, zo bezien, geen zwaktebod maar juist de ruggengraat van een gezonde en evenwichtige samenleving. Het parlement ziet erop toe dat de politieke macht van een regering gecontroleerd wordt. De rechterlijke macht op haar beurt, beschermt burgers en de samenleving als geheel tegen van het geldende recht afwijkende dwalingen.
De stroperigheid en ogenschijnlijke besluiteloosheid van de Europese Unie wordt vaak opgevoerd als argument voor de ineffectiviteit van deze organisatie. Schijn bedriegt echter. Menige door journalisten als existentieel gekenschetste crisis is overwonnen en achter de schermen worden de interne en externe politieke en economische belangen van de EU wel degelijk op effectieve wijze behartigd. Ondanks verschillen in geschiedenis, taal, cultuur en organisatie is er een besef dat een Europa van vele landen, politiek en economisch gemeenschappelijk meer kan bereiken dan ieder land afzonderlijk. Dat wil echter niet zeggen dat er geen uiteenlopende, zelfs tegenstrijdige belangen zijn die het nemen van gemeenschappelijk handelen in de weg zitten. Dit heeft invloed op de snelheid en doeltreffendheid van te nemen besluiten. Toch is het goed om stil te staan bij de vraag hoe Europa ervoor zou staan zonder EU, zoals sommige populisten bepleiten. Neem migratie. Stel je voor dat de migranten aan land kwamen in landen als Griekenland en Italië die er alle belang bij hadden deze zo snel mogelijk door te sluizen naar een Europees buurland. Nationale grenswachten hebben twee mogelijkheden, terugsturen (zinloos) of de migranten zo snel mogelijk doorsturen naar een land noordelijker in Europa (waarschijnlijker). Het zoeken van oplossingen op nationaal niveau voor internationale problemen werkt niet en creëert een spanning binnen Europa waar niemand beter van wordt. Kans is groot dat de vluchtelingen, ondanks stoere populistische praat over eigen zwaarbewaakte grenzen, in meerderheid in Noordwest-Europa uitkomen. Is dit te prefereren boven een scenario waarin Europa als geheel zoveel mogelijk samenwerkt, tegenstellingen overbrugt, compromissen sluit, afspraken maakt en uitvoert? Het lijkt me niet.
Een imperfect opererende EU zal op basis van haar (al dan niet nader te formuleren) kernwaarden steeds moeten streven naar verbetering, maar dat neemt niet weg dat een Europa met een imperfecte EU, te verkiezen is boven een Europa zonder EU. De gemeenschappelijke drang naar beleid en oplossingen houdt Europa uit de gevarenzone van het ‘besmettelijke’ populistisch nationalisme dat op dit moment rondwaart. Landen in Europa hebben elkaar nodig en burgers in Europa hebben er recht op dat politici in hun woonstaat duidelijk zijn over wat nu wel en wat nu niet landelijk geregeld kan worden. Uit de EU Eurobarometer van mei 2018 blijkt dat burgers over de hele linie genomen gemiddeld een hoger vertrouwen hebben in de Europese Raad (39% vertrouwen in [...] instituties) en het Europese parlement (50%), dan in hun nationale regering (34%) en parlement (34%). Dat nationale politici trappen tegen Europa zegt dus vooral veel over die politici zelf. Het gegeven dat het vertrouwen in landelijke politieke partijen binnen de EU gemiddeld slechts 19% is, zou hier iets mee te maken kunnen hebben: de angst om minder relevant (gevonden) te worden.
Ook op andere punten blijkt dat de burger een positievere blik op gemeenschappelijk EU-handelen heeft dan we veronderstellen op basis van berichtgeving in de media en de politiek zoals uit onderstaand uittreksel uit de meest recente Eurobarometervan de EU blijkt.
Deze cijfers duiden niet op een tekort aan draagvlak voor de EU of voor haar invloed op diverse beleidsterreinen. Integendeel! Hier staat dan wel weer tegenover dat maar 44% van de EU-burgers voorstander is van uitbreiding van de EU. Hiermee wordt meteen duidelijk dat het voeren van populistische campagnes tegen één van de aspecten van EU-beleid, geenszins inhoudt dat EU-burgers de EU als zodanig de rug toe keren.
Het geeft mijns inziens aan dat er draagvlak is voor gemeenschappelijk beleid. Met de bovengenoemde populistisch nationalistische tendensen die de vrije wereldorde bedreigen, is de noodzaak van een verenigd Europa nog nooit zo groot geweest. De opdracht van de EU-burger aan de politiek is duidelijk: zorg voor een gezamenlijk antwoord op onzekerheden die de EU intern en extern bedreigen. Juist door te staan voor de waarden die de EU (ondanks interne tegenstellingen en problemen) vertegenwoordigt, kan het een baken van stabiliteit en rechtszekerheid zijn in een wereld die langzaam zijn verstand lijkt te verliezen.
Door de structuur van de EU lijkt het waarschijnlijk dat een dergelijk antwoord zich langs de lijnen van gematigdheid en geleidelijkheid zal ontwikkelen, maar als het niet anders kan moet er een sterke kopgroep komen die vooropgaat in het neerzetten van een Europa met een visie op de toekomst en die haar plek nadrukkelijker opeist op het wereldtoneel. Europa zal behoefte hebben aan verbindend leiderschap op het hoogste niveau. Misschien is er in Brussel toch behoefte aan de pragmatische Mark Rutte die, nu tot Europeaan bekeerd, als premier van een relatief klein land in drie afzonderlijke coalities ervaring heeft opgedaan in het slaan van bruggen tussen uiteenlopende standpunten en ideologieën. Zijn bezoek aan Trump afgelopen dinsdag gold wat dat betreft -alle ontkenningen van Rutte ten spijt dat hij een dergelijke functie nu ambieert- als een geslaagd sollicitatiegesprek. Het zou goed zijn voor de wereld als Europa niet z’n hoofd verliest in de maalstroom van eenzijdig op het eigenbelang gefocuste politiek. Bovendien is een sterke EU de beste garantie voor een zo gezond mogelijk Europa, vooral als dat (in toenemende mate) op zichzelf is aangewezen.