In haar speech vorige week kondigde de Britse eerste minister Theresa May aan, dat haar regering aanstuurt op een harde Brexit. Vergezichten ging ze daarbij niet uit de weg. Door te kiezen voor een Brexit, zo stelde May, hebben de Britten met de ogen open hun kans gegrepen om buiten de EU een betere toekomst te bouwen voor zichzelf, hun kinderen en kleinkinderen en om de wereld te omarmen.
Visie
De regering heeft meer dan een half jaar nodig gehad om vanuit dit veronderstelde motief van de kiezer, haar visie voor de toekomst te bepalen. Volgens May zal, als de ketens met de EU zijn verbroken, een sterker Verenigd Koninkrijk herrijzen en een eerlijker maatschappij ontstaan die echte economische en sociale hervormingen omarmt. Ook zal het land een nieuwe moderne industriële strategie ontwikkelen die haar in staat stelt het beste te maken van de mogelijkheden die in het verschiet liggen. Verder zullen de scholen zodanig hervormd worden dat ieder kind de kennis en vaardigheden heeft zich te ontwikkelen in het post-Brexit Verenigd Koninkrijk. En gelijktijdig met het terugbrengen van het (inderdaad) grote begrotingstekort, zal geïnvesteerd worden in de economische infrastructuur van het land waarmee het potentieel voor groei wordt vergroot en de kwaliteit van de levens van mensen in het gehele land wordt verbeterd.
Het is tegenwoordig lastig niet somber te worden als dit soort bombastische volksverlakkerij over je wordt uitgestort. Heeft de EU er echt voor gezorgd dat de Britten deze ambities niet eerder konden waarmaken? Natuurlijk niet. Het onvermogen om zelf die politieke keuzes te maken om hun land na de crisis weer op de rails te krijgen, is jarenlang afgeschoven op de te grote macht van Brussel. Het is dan ook niet vreemd dat de kiezer vervolgens vindt dat de invloed uit Brussel teruggehaald moet worden en dat ze zelf moeten kunnen beslissen wie de baas is over invoering van wetgeving, dat Britse rechters, en niet die uit Straatsburg, hun wetten moeten uitleggen, en ze zelf wel kunnen uitmaken wie wel en wie niet als vreemdeling zou moeten worden toegelaten. Het Verenigd Koninkrijk denkt dat zij in staat zal zijn in goede harmonie met de EU een eigen plek daarbuiten te creëren en zichzelf te herpositioneren als een zelfbewuste en politiek en economisch zelfstandige grootmacht. De Britse politiek heeft een brand aangestoken, geeft de buren ('Brussel') daarvoor de schuld, laat deze brand volledig uit de hand lopen en verwacht ook nog eens onder gunstige voorwaarden toegang te krijgen tot het pand van de buren zonder zich aan hun brandvoorschriften te hoeven houden. Hoe naïef kan je zijn? Helaas is het een probleem wat niet alleen in het Verenigd Koninkrijk speelt.
Bekneld tussen het binnenland en de EU
Inmiddels heeft het Brits Hooggerechtshof haar eerdere uitspraak bevestigd. Deze stelde dat May voordat zij namens het Verenigd Koninkrijk de procedure van artikel 50 van het EU-verdrag starten kan, zij daarvoor eerst aan het parlement toestemming moeten vragen. De daarvoor benodigde wet ligt inmiddels in concept klaar. May had -anticiperend op deze uitkomst- in haar speech al aangegeven dat de vier landen binnen het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland), constructief zullen samenwerken om de bevoegdheden die teruggehaald worden uit Brussel waar mogelijk op een voor ieder acceptabele wijze door te leiden naar de afzonderlijke regeringen van die landen. De algemene verwachting is dat die toestemming er wel zal komen. Het negeren van de uitslag van het referendum is in een districtenstelsel zoals de Britten dat hebben, gelijk aan politieke zelfmoord. Wel denkt men dat de uitspraak van het Hooggerechtshof de landen binnen het Verenigd Koninkrijk zal sterken in hun wens hardere en duidelijkere toezeggingen te eisen over hun rol bij de onderhandelingen met de EU. May onderhandelt derhalve naar twee kanten. Enerzijds intern, met de landen binnen het Verenigd Koninkrijk, anderzijds met de EU en met (combinaties van) de afzonderlijke 27 lidstaten. Zij zit daar precies tussenin. Het moge duidelijk zijn dat dit verfijnde balanceervaardigheden vergt en dat de vooruitzichten op succes niet vanzelfsprekend zijn. Het zal veel diplomatieke ervaring en lenigheid vergen hier goed uit te komen, maar we mogen de Britten absoluut niet onderschatten op dit punt. Wanneer de onzekerheden concreet en groot genoeg zijn, zullen ze pragmatisch, snel en adequaat handelen. De verrassende en zeer snel gevormde coalitie (binnen zes dagen na de verkiezing) tussen Conservatives en Liberal Democrats na de onbesliste verkiezingen in 2010, is daar een 'recent' voorbeeld van.
Turbulente tijden
We leven in onzekere tijden en staan aan het begin van nieuwe verhoudingen in de wereldorde. Met de Brexit wordt een nieuw hoofdstuk geschreven in de Europese verhoudingen. Hoe de relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU vorm zal krijgen laat zich op dit moment slechts raden. Veel zal afhangen van gebeurtenissen later dit jaar, te beginnen met de Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer in maart. Als de PVV deze verkiezingen wint, en dit is zeker niet denkbeeldig, wordt het lastig een kabinet te vormen. De kramp in Europa rond populisme en de gevolgen daarvan zullen dan nog verder toenemen. Niet lang daarna gaan de Fransen naar de stembus (op 7 mei voor een nieuwe President en op 18 juni voor de Assemblée Nationale) en later, op 24 september, de Duitsers. Deze verkiezingen zullen invloed hebben op de onderhandelingen met de Britten. In welke mate en op welke wijze zal de tijd ons leren. Het belooft een turbulent jaar te worden met ongetwijfeld veel verrassingen en onzekerheden (en dan heb ik het nog niet eens over de nogal grillige 45ste president van de Verenigde Staten gehad, de verhouding met Rusland en de wijze waarop de gebeurtenissen in het Midden-Oosten hun invloed uitoefenen op het leven en de politiek in Europa).
Brexit monitor, 3de kwartaal 2016
De Brexit monitor is gebaseerd op een negental indicatoren uit de schat aan data die Eurostat (het statistische bureau van de Europese Unie) verzamelt (zie ook mijn artikel 'Verenigd Koninkrijk: 'the state of the Brexit'- een monitor'). Voor een overzicht van de gebruikte indicatoren verwijs ik naar de laatste tabel van dit artikel waarin tevens is aangegeven op welk tijdvlak deze betrekking hebben en de eenheid waarin deze zijn verwerkt.
Sommige van de door mij gebruikte indicatoren zijn gebaseerd op basis van harde economische data en andere geven weer inzicht in een bepaald sentiment. Alle indicatoren geven een beeld dat mijns inziens relevant is om de invloed van de Brexit op de economie te kunnen vaststellen. Het verzamelen van de data kost Eurostat tijd en na verschijning worden data ook bijgesteld als nauwkeuriger cijfers beschikbaar komen. Om deze reden zit er tijd tussen het einde van het kwartaal waarnaar terug wordt gekeken en de datum waarop ik de monitor presenteren kan. Waar cijfers worden herzien actualiseer ik deze. Het kan zijn dat op termijn nieuwe indicatoren toegevoegd worden, welke dan vanaf de start van de reeks (eerste kwartaal 2015) zullen worden meegenomen.
Intussen lijkt het erop dat op basis van de door mij geselecteerde indicatoren de eerste gevolgen van de Brexit zichtbaar worden. De neerwaartse trend die al langer zichtbaar was, mogelijk in anticipatie op de kans dat de Brexit plaats zou vinden, heeft zich na het referendum in versterkte mate voortgezet:
Als we beter in de achteruitkijkspiegel kijken van de door Eurostat verzamelde data tot en met het derde kwartaal van 2016 (2016Q3), dan valt ten aanzien van de door de Britten gewenste Brexit een aantal zaken op:
Hoewel consumenten ook kiezers zijn, wordt de overtuiging om uit de EU te stappen niet gereflecteerd in het consumentenvertrouwen. Dit zakte in het derde kwartaal met 5,5 punten naar een fors lager niveau en is zelfs 9,8 punten lager dan in de vergelijkbare periode het jaar daarvoor. Onder ondernemers was dit sentiment voorafgaande aan het Brexit-referendum ook al behoorlijk afgekoeld en ten opzichte van een jaar daarvoor met 8,2 punten gezakt.
Ook wordt duidelijk dat de export van de Britten al enige tijd daalt. De export van het Verenigd Koninkrijk (een land met een economie die bijna 4 keer groter is dan die van ons land) ligt op 75% van het niveau van die van Nederland. De Britse export is met 4,5% teruggelopen in de vier kwartalen tot en met het derde kwartaal 2016 vergeleken met die tot en met het tweede kwartaal 2016. Vergeleken met het jaar daarvoor is de daling zelfs 8,7%. Bij de lopende rekening met het buitenland van de Britten is iets soortgelijks zichtbaar. Deze is in de vier kwartalen tot en met het derde kwartaal van 2016 opgelopen tot £119 miljard negatief (ruim 6% van het bbp). De lopende rekening is te vergelijken met een kasboek dat alle transacties (met uitzondering van kapitaalinvesteringen zoals bijvoorbeeld in gebouwen, aandelen of leningen) van en naar het buitenland bijhoudt. Naarmate de lopende rekening met het buitenland negatiever wordt, dreigt een land kwetsbaarder te worden voor verstoringen in zijn economische systeem (zoals bijvoorbeeld bij een Brexit) en speculatie door marktpartijen met betrekking tot zijn valuta. Ten opzichte van een kwartaal eerder is de daling 7% en ten opzichte van jaar eerder is dit zelfs 20,1% lager.
De ontwikkeling in de huizenprijzen alsmede in de beloningen binnen de financiële sector doen vaag denken aan het orkest op het dek van de Titanic nadat die zich stuk voer op de ijsberg. Kopers blijven meer betalen voor hun woningen, financiële instellingen blijven salarissen verhogen, net als het orkest op het dek muziek bleef maken op het onzinkbaar geachte schip. Het besef dat de Brexit desastreus kan zijn, moet wellicht nog door de markt verwerkt worden, maar het kan toch niet lang duren voor ook hier de gevolgen van de onzekerheid rond de Brexit zich doen voelen en zichtbaar worden in de cijfers.
Het is belangrijk de Britse cijfers in context te plaatsen met de cijfers die betrekking hebben op de Europese Unie en Nederland. Bovenstaand overzicht laat de relatieve waarden zien, met het tweede kwartaal 2016 als ijkpunt. In onderstaande tabel zijn de absolute waarden opgenomen, waardoor een beter inzicht mogelijk is in de orde van grootte waarin de uitkomsten zich bewegen:
Het is nu nog lastig uitspraken te doen over de gevolgen van de Brexit voor het Verenigd Koninkrijk enerzijds en de EU en Nederland anderzijds. Van een aantal transacties dat in het derde kwartaal is geregistreerd, is de daaraan voorafgaande beslissing nog voor de datum van het referendum genomen. Bij de gepeilde sentimenten (consumenten- en ondernemersvertrouwen) ligt dat anders. Dat zijn meer dagkoersen en geven betrekkelijk goed aan wat de gevoelswaarde is ten aanzien van de economie op basis van wat de media rapporteren en hoe dat betrokkenen raakt. In de komende kwartalen zullen de data naar ik verwacht in bredere zin een duidelijker beeld laten zien.
Zelfs op basis van de cijfers zoals ik die verzameld heb over het derde kwartaal 2016 is het echter lastig te beweren dat de Brexit niet voor rimpelingen zorgt, zoals in sommige media tot zelfs betrekkelijk kort geleden werd gesuggereerd. Inmiddels lijkt het beeld wel om te slaan en is de algemene consensus dat de Brexit de Britse economie nog lang schade zal berokkenen (sommige rapporten spreken zelfs over ver na 2030). Wellicht is het een idee dat voordt men op nationaal-populistische gronden in een politiek avontuur stapt, men (heel ouderwets) eerst luistert naar de experts (!), kijkt naar de echte feiten (!) en eist dat over de gevolgen eerlijk (!) en ongefilterd (!) wordt gecommuniceerd. Ik zou daarmee niet wachten tot na de verkiezingen op 15 maart.
De volgende Brexit update hoop ik eind april te kunnen uitbrengen