Dat de Grieken het zwaar hebben staat inmiddels wel vast . De werkeloosheid en schuldenpositie zijn opgelopen tot onaanvaardbare en ontwrichtende hoogtes. Velen leveren een dagelijkse strijd om de eindjes aan elkaar te knopen. Het is wel zeker dat de hervormingsdoelstelling die aan de Grieken is opgelegd, heeft bijgedragen aan de huidige toestand. Het is dan ook ‘bon ton’ om de EU, de Duitsers voorop, de schuld te geven voor de ontstane situatie. In dat licht is het ook weinig verwonderlijk dat bij de meest recente verkiezingen SYRIZA met haar beloftes voor een betere toekomst als grootste partij uit de bus kwam. Inmiddels is haar partijleider Alexis Tsipras premier (de 182ste in 187 jaar!) en wordt een intense onderhandeling gevoerd met de belangrijkste geldschieters (EU, ECB en IMF) om de schuldenlast te herzien en hervormingsafspraken terug te draaien of in ieder geval flink te verzachten. Veel economen onderschrijven de noodzaak hiervan ook en ze hebben natuurlijk geen ongelijk. Vasthouden aan de afspraken zal Griekenland voorbij het ‘point of no return’ brengen zonder dat de schuldeisers een cent meer zullen krijgen, terwijl bovendien nog meer economische en humanitaire schade wordt aangericht.
Heeft ‘Europa’ genoeg gedaan om de Grieken te helpen? Hoe heeft het vervolgens zover kunnen komen en wat zouden we daar eventueel van kunnen leren?
Uiteraard is de kredietcrisis die in 2008 de wereld in een recessie stortte en die vervolgens tot ingrijpende reddingsacties noopte om het financiële systeem van de ondergang te redden, een belangrijke aanleiding geweest voor het ‘omvallen’ van Griekenland. Er is destijds veel over geschreven, maar in de huidige context is dat ook weer erg naar de achtergrond geraakt, om niet te zeggen vergeten.
Griekenland heeft een geschiedenis als het gaat om het niet terugbetalen van haar schulden. Het land leeft bij de gratie van haar financiers. Gedurende de bijna twee eeuwen sinds haar onafhankelijkheid in 1827 was ze voor bijna de helft van de tijd insolvabel (90 jaar om precies te zijn). Griekenland gaat terecht prat op een rijk verleden, maar de vraag is of ze ook iets van leert. Helaas geldt dit laatste ook voor Europa.
Lange tijd heeft Griekenland een meer dan evenredig deel aan Europese subsidies ontvangen. Deze subsidies, die in feite giften zijn van alle Europese burgers, bedragen sinds 2000 voor zover ik kan nagaan, tenminste jaarlijks gemiddeld €3,3 miljard (over de periode daarvoor is het erg lastig betrouwbare cijfers te vinden). Dit is jaarlijks gemiddeld 1,75% van het GDP (‘Gross Domestic Product’ of Bruto Nationaal Product) van Griekenland.
Daarbovenop komen de tekorten die kennelijk onlosmakelijk verbonden zijn met het voeren van een Griekse staat. Eigenlijk sinds het einde van de militaire dictatuur in 1974, maar vooral sinds 1981 (datum toetreding EU) hebben de Grieken moeite hun staatsopbrengsten en uitgaven redelijk met elkaar in evenwicht te brengen. Dit gaat om tekorten die, met uitzondering van de periode 1998 tot en met 2002, telkens hoger waren dan 5% van het GDP. Dit is voor geen enkele economie een basis voor continuïteit. Een vergelijking met andere zuidelijke Euro landen laat zien dat Griekenland, hoewel niet het enige land met problemen in de Eurozone, daarin wel een bijzondere positie inneemt.
Eurostat data, Central government total revenue and expenditure data ranges(as % of GDP)
Ondanks eerdere sterke vermoedens in die richting, kwam eerst in 2010 aan het licht dat de betrouwbaarheid van de Griekse economische data te wensen overliet. Vervolgens zijn de cijfers voor 2006-2009 herrekend en geaccordeerd. Dit impliceert echter wel dat het lastig is verantwoorde uitspraken te doen over de juistheid van de cijfers voorafgaande aan 2006. Men mag er echter van uitgaan dat deze eerder een te positief, dan een negatief beeld geven van de werkelijke situatie op dat moment.
De opeenstapeling van mega-tekorten maakt een land kwetsbaar, zeker als er een crisis overheen komt van een dimensie zoals die van de kredietcrisis in 2008. De onzekerheden over het gevoerde overheidsbeleid drijft de rente op de staatsschuld verder op, waardoor het steeds lastiger wordt de weg terug te vinden naar normale verhoudingen.
World bank data, Central government debt, total (% of GDP)
De terugval in 2011 in de schuldpositie van Griekenland in bovenstaande grafiek is te verklaren uit het feit dat Griekenland onder druk van haar financiers, ten koste van private schuldeisers, eigen schuldpapieren heeft teruggekocht tegen een aanzienlijke korting en tegen afgifte van schuldpapier dat een veel lagere rente droeg. Zonder deze operatie zou de staatsschuld per ultimo 2013 niet bijna 175% van het GDP hebben bedragen, maar een kleine 40% meer!
Keer op keer heeft Griekenland een beroep kunnen doen op ‘Europa’ en anderen om haar financieringsdorst te lessen. In eerste instantie waren dat leningen van commerciële banken aan Griekenland. Dat deze verstrekt werden onder de toenmalige condities getuigt van een beperkte kennis van deze debiteur, grote naïviteit en/of opportunisme. Het lijkt veel op de klassieke verhouding tussen de junk en de dealer. Griekenland is verslaafd geraakt aan de bereidwilligheid van Europa om haar tekorten te financieren. Toen de banken door de kredietcrisis in nood kwamen en bovendien hun vorderingen op de Griekse overheid zwaar in waarde waren gedaald, dreigde het gevaar van een financiële uitslaande brand met enorme repercussies voor het hele Europese financiële systeem. Pas toen dat onafwendbaar leek zijn de EU, ECB en IMF ingesprongen. Zonder deze operatie had heel Europa, veel meer dan nu het geval is geweest, de pijn van de financiële crisis gevoeld. Het verhaal dat de banken gered zijn ten koste van de Griekse burgers is wat mij betreft dan ook larie. Deze banken hebben de Griekse burgers, achteraf gezien weliswaar veel te makkelijk en extreem naïef, door de financiering van de tekorten van haar overheid, voorafgaande aan de kredietcrisis jarenlang in de lucht gehouden. Zonder deze steun hadden de Grieken veel eerder moeten ‘afkicken’ dan nu het geval is geweest.
Had niemand dan in de gaten dat Griekenland met vuur speelde en grote risico’s liep? Afgezien van het feit dat er wellicht te lang vertrouwd is op te positieve cijfers was er uiteraard ook het politiek ideaal van een verenigd Europa wat ten koste van bijna alles werd nagestreefd. De muntunie zou daar de grote motor van moeten zijn. Politieke idealen maken misschien blind, maar het was ook niet zo dat iedereen zat te slapen. Wie de ‘Economic Surveys’ van de invloedrijke OECD voor Griekenland erop naleest ziet dat er wel degelijk pogingen ondernomen zijn Griekenland de spiegel voor te houden. Deze rapporten, welke de OECD periodiek maakt van alle aangesloten landen, gaan telkens vergezeld van aanbevelingen om het tij te keren. We pakken ze er vanaf 2005 even bij:
OECD Economic Surveys for Greece 2006-2013
Het blijkt dat ondanks een aantal ‘geslaagde’ hervormingen (pensioenen, onderwijs), de overheid slecht grip krijgt op, dan wel aarzelingen heeft werk te maken van het terugdringen van het overheidstekort (begrijpelijk), bureaucratie en de corruptie, de hervorming van het overheidsapparaat, het tegengaan van belastingontwijking, het flexibiliseren van de arbeidsmarkt en het terugdringen van de barrières die ondernemerschap in de weg staan.
Griekenland kan naar haar donorlanden wijzen en haar van alles en nog wat verwijten, maar zal niet ontkomen aan het fundamenteel moeten aanpakken van de structuren die haar economie en daarmee haar zelfredzaamheid op slot zetten. Hiervoor maakt het niet uit of de Grieken uit de Euro gaan of niet. Als we het echter zover laten komen, dan drijven we ze wel in de handen van opportunistische krachten zoals bijvoorbeeld Rusland. Afgezien van het feit dat we dat echt niet moeten willen, zal dit Griekenland, behalve enig uitstel geen ruimte bieden te ontsnappen aan noodzakelijke hervormingen en ook niet ontslaan van reeds aangegane verplichtingen (op kortingen hoeven ze dan helemaal niet meer te rekenen). De Grieken zullen zich dat inmiddels ook wel realiseren.
Het is daarom ook bijna ondenkbaar dat enige vorm van tegemoetkoming van de EU, ECB en IMF over de afbouw van Griekenlands schuldpositie en nieuwe steun, plaats kan vinden zonder keiharde afspraken over structurele aanpak van bovengenoemde zaken. Daarvoor zullen Griekse burgers, politici en vakbonden een aantal bestaande rechten moeten inleveren, zal een fatsoenlijk stelsel van belastingheffing moeten worden afgedwongen, de lasten beter verdeeld worden en zal het juridische systeem hervormd en bureaucratie beteugeld moeten worden om bestaande barrières op te ruimen. Dit zijn geen zaken die grote grepen in de staatskas vergen, integendeel, het vergroot de economische kracht van het land en haar burgers. Noch wordt van Griekenland iets gevraagd wat andere landen binnen de EU niet (hoeven te) doen.
Het vergt echter wel een fundamenteel andere houding van alle Grieken en een besef dat niet het vragen en afdwingen van noodzakelijke hervormingen asociaal is, maar juist het consequent ontlopen van enige verantwoordelijkheid daarvoor. Deze regering kan het verschil gaan maken, maar dan zullen ze wel bereid moeten zijn ook linkse heilige huisjes aan te pakken. Wel zal haar enige tijd gegund moeten worden haar plannen te preciseren.
Mede op basis van vorenstaande kom ik tot de volgende gedachten:
- De Eurozone kende en kent een aantal zwakke economieën. Op zich is dat niet erg, integendeel vanuit Europees perspectief zelfs functioneel, maar meer prudentie bij het binnenlaten in de Eurozone is toch wel het minste wat Europese burgers van haar politici (hadden) mogen verwachten;
- Bij de ‘underperformers’ komt opvallend vaak een combinatie voor van slechte prestaties op het vlak van een lage effectiviteit van het overheidsapparaat en een hoge corruptie (op basis van de ‘Worldwide Governance Indicators’ van de Wereldbank). Wellicht dankzij het feit dat dit geen economische indicatoren zijn, acht ik ze een wezenlijke graadmeter voor een betrouwbare en integere samenwerking binnen Euroverband. Op basis daarvan hadden Italië en Griekenland nooit toegelaten mogen worden tot de Euro (beiden scoren zwaar buiten de top 25% beste performers, wat een bruikbare ondergrens zou kunnen zijn);
- Strakkere sturing op de afgesproken criteria van het Stabiliteits- en groeipact (maximaal 3% begrotingstekort en maximaal 60% staatschuld van het GDP) is noodzakelijk. Doordat het Duitsland en Frankrijk in 2003 niet uitkwam zich hier aan te houden, werd de bruikbaarheid en geloofwaardigheid van het pact ernstig uitgehold. Hiermee zijn deze landen medeverantwoordelijk voor de ontstane situatie;
- Het vooruitschuiven van noodzakelijke hervormingen, leidt tot onevenredig hardere schokken als de invoering door omstandigheden echt onafwendbaar is (waar zou Griekenland nu hebben gestaan als er voorafgaande aan 2008 door hen wel adequaat hervormd was?);
- Het zou wenselijk zijn als kandidaat toetreders tot de Euro gedurende 3 jaar aan de normen van het Stabiliteits- en groeipact voldoen, alsmede de effectiviteit van het overheidsapparaat en corruptie onder controle hebben, voordat toetreding mogelijk is. De Euro moet een beloning voor gevoerd beleid zijn, geen middel om politiek wensdenken te forceren en/of te faciliteren;
- De nog bestaande vetorechten van Europese lidstaten zijn een blok aan het been om een effectieve gemeenschappelijke politiek te voeren. Het maakt politieke chantage mogelijk, vermindert de interne slagkracht van Europa en maakt haar extern kwetsbaar. Dat moeten we niet meer willen. Het wordt tijd dat Europa een volwaardige democratie wordt.