• Er wordt regelmatig getwijfeld aan het democratische gehalte van de Europese Unie en men hoort vaak, vooral in nationale politieke kringen en in de media, dat er te weinig vertrouwen is bij de burgers in ‘Europa’. Dit is niet goed voor het draagvlak voor 'Europa' en vraagt derhalve om nadere beschouwing en verdieping;
  • Behoudens daar waar het een deel van de besluitvorming betreft (unanimiteit voor een aantal belangrijke besluiten en evenredige vertegenwoordiging binnen het Europese Parlement), is de structuur en opzet van de Europese Unie, binnen de complexe verhoudingen binnen de Unie, van een voldoende democratisch gehalte;
  • Hoewel burgers haar nationale politieke instituties consistent lager beoordelen (29% van de burgers zegt hun regering te vertrouwen, 30% hun parlement  en slechts 14% vertrouwt de politieke partijen) dan de Europese Unie zelf, is het vertrouwen in de Europese Unie als geheel met 37% aan de te lage kant;
  • Voor een belangrijk deel is dit toe te schrijven aan een gebrek aan sociale legitimatie van ‘Europa’ door haar burgers. Deze zijn -als gevolg van complexe structuren en onduidelijke voorlichting- onvoldoende in staat te begrijpen hoe de EU systemen werken en daar vertrouwen in te hebben. Pas als dat verbetert, zal ook het draagvlak voor de EU structureel kunnen toenemen (Deel I);
  • Dit nodigt uit tot nadenken over hoe de basis voor een grotere sociale legitimiteit gelegd kan worden en, als gevolg daarvan, het draagvlak kan worden vergroot. Mijn gedachten en suggesties op dit punt zijn als volgt:
  1. Het vereiste van unanimiteit voor een aantal belangrijke besluiten is in de kern ondemocratisch en maakt machteloos. Belangrijke beslissingen worden onder druk van de minderheid vermeden en onwenselijke situaties in stand gelaten. Europa als politiek en economisch blok verliest daarmee statuur, daadkracht en kansen;
  2. Een federatief verband met besluitvorming op basis van de huidige kwalitatieve meerderheidsvereisten met heldere afbakening tussen Europese, nationale en (indien lokaal gewenst) regionale bevoegdheden geeft de beste uitkomst voor Europa en haar burgers (Deel II);
  3. Een federatie vergt in de eerste plaats vrijwillige deelname, maar mag niet vrijblijvend zijn. Slechts als de deelnemers en burgers van een federatie elkaar vertrouwen en kunnen rekenen op de kwaliteit van elkaars bestuur is er een basis om als collectief te kunnen opereren opdat ook als men het niet eens is met bepaalde besluiten hieraan toch uitvoering wordt gegeven. Europa mag niet zo sterk zijn als haar zwakste schakel;
  4. Lidstaten die wat dat betreft hun zaken niet op orde hebben dienen, nadat hen een redelijke termijn gegund wordt hun zaken op orde te krijgen, uit de federatie gezet te worden. Ik stel voor de gemiddelde Worldwide Governance Indicators van de Wereldbank leidend te maken voor het al dan niet voldoen aan de minimum vereisten voor goed overheidsbestuur. Hiertoe zou (vooralsnog) ieder EU land tenminste tot de beste 25% van alle (meer dan 200) landen in de wereld index dienen te behoren (Deel III);
  5. In termen van wetgevende principes is het vreemd dat de Raad van de Europese Unie, bestaande uit de op bepaalde onderwerpen betrokken ministers uit de lidstaten, optreedt als Senaat, derhalve als wetgevende macht in parlementaire zin. De Raad van de Europese Unie is één van de twee kamers waar door de Europese Commissie ingediende wetsvoorstellen dienen te worden bekrachtigd. De juiste plek voor deze Raad ligt mijns inziens in de wetsvoorbereidende fase, als (al dan niet) bekrachtigende sluis voor de voorstellen van de Europese Commissie naar het parlement worden doorgestuurd. Dit zou te prefereren zijn omwille van een beter draagvlak voor en consistentie in wetgeving tussen Europa en de lidstaten;
  6. Europa is veel meer dan een gemeenschap van burgers. Sectoren spelen ook en belangrijke rol, zeker als het gaat om die welke fundamenteel zijn voor de waarden die Europa vertegenwoordigt. Economische en sociale belangen alsmede wetenschap of cultuur zijn drie hoekstenen waarvan het goed zou zijn als deze medeverantwoordelijk worden voor de kwaliteit van de wetgeving;
  7. Ik zou ben voorstander van een Senaat waarin door iedere lidstaat voor elk van deze drie sectoren op voordracht van de sectoren, door het nationale parlement één vertegenwoordiger wordt geleverd aan de Senaat. Deze bestaat dan uit 84 leden (3 x 28) en zal ieder wetsvoorstel van de Commissie toetsen en beoordelen voordat deze wordt doorgeleid naar het Europese Parlement. Mocht een wetsvoorstel afgewezen worden, dan kan het Europese Parlement deze slechts aannemen met de in de Europese Unie gebruikelijke gekwalificeerde meerderheid;  
  8. De Senaat heeft ook de bevoegdheid om pre-adviezen uit te geven, welke de Europese Commissie na goedkeuring van het Europese Parlement om moet zetten in wetgeving;
  9. Tot slot komt het me voor dat de huidige stemverdeling in het Europese Parlement niet strookt met het democratische uitgangspunt van ‘one man, one vote’. Een burger in Malta heeft 18 keer meer invloed dan een burger in Duitsland op basis van de huidige zetelverdeling in het Europese Parlement. Dit lijkt me niet juist. Ik stel voor deze kloof te verkleinen tot maximaal 2 keer meer invloed (Deel IV).
  • Met deze gedachten en suggesties voor aanpassing in de Europese statuten hoop ik dat een betere basis gegenereerd wordt voor de sociale legitimiteit van de Europese Unie, wat daardoor ook bij zal dragen aan een groter draagvlak. Het zal de Europese Unie krachtiger, slagvaardiger en meer  relevant maken. Niet alleen voor de grote lidstaten, maar ook voor de kleine(re) lidstaten en haar burgers.

Posted
AuthorMark Goudsmit
CategoriesEuropa