De afgelopen periode zijn we getuige geweest van discussies rond de beloningen van topbestuurders van staats- en private ondernemingen in Nederland, die  van financiële instellingen voorop. Het maatschappelijke en politieke veld hebben zich naar hartenlust kunnen uitleven op al dan niet vermeend amorele bestuurders die een ‘greep uit de kas’ hebben gedaan of gingen doen. Dat dit onhandig is hebben vele bestuurders  inmiddels tot hun eigen schade en schande wel begrepen. Dit neemt niet weg dat als je hier objectief naar kijkt, er wel iets heel vreemds aan de hand is. Beloningen behoren tot het private domein, althans het zou moeten spelen in de relatie tussen werkgever en werknemer. Wetgeving, commissarissen en aandeelhouders bepalen wat een bestuurder verdienen mag en wat een redelijke beloning is voor de geleverde prestatie.

De Tweede Kamer maakt wetten en controleert de regering. Dat is haar taak. Zij behoort niet de staatskerk te zijn van de individuele moraal. In dat licht bevreemdt het mij zeer,  hoe onhandig, amoreel en/of inhalig personen wel of niet hebben geopereerd, dat individuele gevallen in de Tweede Kamer publiek besproken worden en personen verbaal gestenigd worden als ware de Sharia hier ingevoerd. Dit podium wordt gebruikt door opportunistische, op de man spelende politici met de publieke opinie, spindoctors en pakkende 'oneliners' als leidende uitgangspunten. Door middel van ‘naming and shaming’ wordt een zogenaamd ideale wereld gepresenteerd op basis van moreel ‘hoogstaande’ normen en waarden. Zou dit het Universum zijn waarin Jesse Klaver van Groen Links leeft, zichzelf intussen vurig toewensend dat hij er nooit achter zal komen hoe het ‘Universum’ van Rik van Slingerlandt (voorzitter Raad van Commissarissen van ABN AMRO) er uit zou zien? Gebrek aan nieuwsgierigheid lijkt me voor een politicus een slechte eigenschap.

Rik Slingerlandt leest Jesse Klaver (Groen Links) de les over zijn Universum

Is er dan helemaal niets aan de hand? Natuurlijk wel, maar op dit moment wordt er teveel vanuit de onderbuik gereageerd en te weinig objectief gewogen. Dat levert vaak een slechte uitkomst op. Hoe kijk ik er dan tegen aan en wat zou anders moeten?

In eerdere blogs heb ik mijn zorg al uitgesproken over het gebrekkige lerende vermogen van de financiële sector. Er lopen daar nog steeds mensen rond die niet hebben begrepen dat gebrek aan integriteit en kwaliteit een ernstige bedreiging vormt voor het goed functioneren van het financiële systeem. Financiële instellingen moeten intern actiever toetsen op het juiste gedrag en consequenter zijn in het afscheid nemen van hen die op deze punten disfunctioneren.

Dit wordt niet bevorderd door in sommige Raden van Bestuur (ex) politici en ambtenaren te benoemen. Bij ABN AMRO bijvoorbeeld, bestaat de Raad van Bestuur inmiddels voor 50% uit mensen zonder recente en/of relevante specialistische ervaring in de financiële sector (anders dan als toezichthouder of wetgever op departementen of in de politiek)! Dit brengt wat mij betreft serieuze risico’s met zich mee. Bankieren en verzekeren is een vak en vergt ervaring en inzicht. Politici en ambtenaren zijn niet intelligenter of meer integer dan andere mensen. Zij beschikken niet over een speciale gave die hen in staat zou stellen een kortere leercurve te hebben dan anderen om dit soort verantwoordelijke posities goed te kunnen vervullen. Een gezagspositie van onervaren, vaak politiek gemotiveerde, krachten over doorgewinterde specialisten, brengt spanning en risico’s met zich mee die in een ‘normale’ bedrijfsvoering niet zouden worden getolereerd en bedreigend kan zijn voor de continuïteit.

Een ander punt van zorg is wat mij betreft dat er geen rust komt in de discussie rond financiële instellingen. Weinig van de bestuurders die betrokken waren bij het omvallen van het financiële systeem in 2007/8 zijn nu nog in functie zijn. Met andere woorden, degenen die door eigen handelen of nalaten direct betrokken waren bij en (mede) verantwoordelijk zijn voor de crisis, zijn niet degenen die nu leiding geven aan de banken. De hetze die vanuit de politiek en elders nog steeds wordt gevoerd tegen de financiële sector, is wat mij betreft uit dien hoofde ongegrond, destructief en ‘unfair’. Ieder incident wordt uitvergroot en politiek gemaakt. Het kleurt de perceptie op de totale beroepsgroep en dat lijkt me onder alle omstandigheden onwenselijk. Wij hebben de financiële sector nodig en moeten een klimaat scheppen om nieuw en jong financieel talent hiervoor te interesseren. Aanhoudende negatieve aandacht helpt hier niet bij en is niet constructief.

Ook vind ik de aandacht voor de hoogte van de beloningen van bank- maar ook andere bestuurders eenzijdig. Wanneer gaat de politiek zich eens bemoeien met de salarissen van voetballers, die via hun clubs ook met gemeenschapsgeld gesubsidieerd worden (NOS, stadiondeals, politiebegeleiding, etc)? Niet dus. Omdat het de 'comfort zone' raakt van teveel kiezers en daarmee politiek gevoelig is, weten we nu al dat een dergelijk ingrijpen niet gaat plaatsvinden. De aandacht voor de banken is derhalve selectief en opportunistisch. Het getuigt ook van een beperkte blik op de werkelijkheid om ons heen. Het lijkt het erop dat het beloningsniveau van Nederlandse bankbestuurders –als we balanstotaal als vergelijkingsgrondslag nemen- in verhouding tot bankiers in de ons omringende landen, consistent aan de lagere kant is. Hiermee is overigens nog steeds niet gezegd dat dit objectief gezien te hoog of te laag is. Het valt trouwens niet mee om een goed vergelijkend beeld van de beloningen van bankbestuurders te krijgen, hetgeen ook de magere oogst verklaart van onderstaande overzicht. Meer uniformiteit en transparantie in termen van beloningen in jaarverslagen zou erg wenselijk zijn: een gemiddelde totale beloning per full time bestuurder en de hoogte van de totale beloning van de voorzitter van de raad van bestuur, geeft waarschijnlijk meer inzicht dan 20 pagina’s versluierende ‘openheid’.

Hoewel de hoogte van de beloning niets hoeft te zeggen over de kwaliteit van de aangetrokken bestuurder, is het omgekeerde zeker ook niet waar. Dat is het probleem van het ‘morele’ argument.  Deze geeft geen enkele duiding en is per definitie (te) politiek geladen. Het te hanteren criterium moet er een zijn gebaseerd op de zwaarte van de taak, het bereiken van overeengekomen doelstellingen en het bevorderen van topkwaliteit, waarbij de hoogte van de beloning daarvan het resultaat is, en niet een doel in zich. De omvang van de beloning dient marktconform te zijn, niet politiek correct. Dat laatste schept valse verwachtingen, trekt niet per se de beste krachten aan en is onbeschaamd elitair. Dit neemt niet weg dat daar waar de overheid meerderheidsaandeelhouder is, zij uiteraard meer mogelijkheden heeft zich met de hoogte van de beloning te bemoeien. Weliswaar niet op het niveau van de Tweede Kamer, maar op het niveau van het Ministerie van Financiën als aandeelhouder en via de door haar benoemde commissarissen. Als Financiën daarbij haar belang (en dat van ons als belastingbetaler) als aandeelhouder ondergeschikt wil maken aan de willekeur en het opportunisme van de Haagse politiek dan is dat haar (politieke) keus, maar zij mag zich daarbij niet –zoals Jeroen Dijsselbloem recent bij het debat over de beloningen van de ABN AMRO bestuurders wel deed- verschuilen achter de commissarissen van de betrokken instelling.

Dit alles laat niet onverlet dat het Nederlandse financiële systeem op de been is gehouden met (veel) belastinggeld en dat de stabiliteit onder het systeem gewaarborgd was en wordt door het depositogarantiestelsel. Dit stelsel garandeert tot €100.00 per rekeninghouder per bank, de bij die bank door die rekeninghouder ingelegde gelden. Het is vooral deze kant van de zaak die veel aandacht heeft gekregen in de discussie rond beloningsnormen. Wat mij betreft is dat terecht maar dan vooral op basis van noodzakelijke sturing en governance in plaats van de 'morele' gronden zoals tot op heden in de discussie steeds het geval is geweest. Als de Staat (wij allen dus) het risico loopt op te draaien voor tegenvallende marktomstandigheden, wanbeleid van bestuurders en/of korte termijn inzichten van aandeelhouders, dan moet zij ook een stem krijgen in de doelstellingen die de bestuurders van betreffende banken moeten nastreven.

Deze doelstellingen moeten wat mij betreft geënt zijn op wat maatschappelijk wenselijk en relevant is. Wat verwachten we van banken die essentieel zijn voor het financiële systeem, de zogenaamde systeembanken? Hoewel de ideeën daarover van persoon tot persoon zullen verschillen, zou mijn voorkeur uitgaan naar een gelaagd systeem van doelstellingen.

De eerste laag heeft volledig betrekking op risicomanagement, hetgeen fundamenteel is voor het goed functioneren van een bank en haar bestuurders. Dit is in mijn ogen zelfs zo wezenlijk dat bij het niet realiseren van de afgesproken doelstellingen, 20% van de overeengekomen vaste beloning op het spel staat en derhalve terugbetaald moet worden. De tweede laag komt pas in beeld als de doelstellingen van de eerste laag (risicomanagement) volledig zijn gehaald. Er zit derhalve dan ook noodgedwongen een tijdsverloop tussen de uitbetaling van de tweede laag en het moment dat de arbeid door de bestuurder is verricht (stel twee jaar). De tweede laag zou kunnen bestaan uit een drietal collectieve doelstellingen voor gezamenlijk 75% van de variabele beloning en één doelstelling van functionele aard (de portefeuille van die bestuurder betreffend) en één persoonlijke doelstelling voor samen de overige 25%. De drie collectieve doelstellingen (die veranderlijk kunnen zijn in de tijd) omvatten wat mij betreft:

  • Klantentevredenheid: deze moet voor de diverse te onderscheiden aspecten, op een vooraf bepaald niveau liggen (25%);
  • Personeelstevredenheid: deze moet voor de diverse te onderscheiden aspecten, op een vooraf bepaald niveau liggen (25%);
  • Maatschappij: bijvoorbeeld kredietverstrekking. Deze moet voor de diverse te onderscheiden deelaspecten (bijvoorbeeld minimaal x% toename van krediet aan het MKB, en minimaal y% hypotheken met een onderpand van ten hoogste 90% van de waarde van de onroerende zaak), op een vooraf vastgesteld doel liggen (25%).

Deze gelaagde benadering zou ik willen kenschetsen als Maatschappelijk Relevant Belonen. De doelstellingen zijn in de eerste plaats gericht op het verwezenlijken van doelstellingen die het algemeen belang dienen, maar indien verwezenlijkt uiteindelijk ook de aandeelhouders ten goede zullen komen. Solide risicomanagement, tevreden klanten en personeel alsmede het stimuleren van maatschappelijk wenselijk gedrag maken de bank aantrekkelijk, zelfs als deze doelstellingen in samenhang voor spanningen kunnen zorgen, stuurmanskunst vergen en mogelijk zelfs met zich mee brengen dat samenwerking wordt gezocht met partijen buiten de bank. Aandeelhoudersbelang wordt hierbij, zoals het wat mij betreft hoort –mede ook gelet op het aandeel wat de overheid heeft in het risico van de bank-, tot uitkomst van de maatschappelijke functie van de bank gemaakt, in plaats van hieraan bovengeschikt te zijn.

Dan rest de beladen vraag wie de doelstellingen gaat vaststellen en welke procedure hiervoor gelden Het eenvoudigst lijkt het me dat het Ministerie van Financiën, als uiteindelijk loket bij rampspoed, jaarlijks generiek aangeeft aan welke minimale criteria de doelstellingen van bestuurders van systeembanken met operaties in Nederland dienen te voldoen wil zij -en dit lijkt me een in dit systeem noodzakelijke stap- een door de Raad van Commissarissen en de Aandeelhoudersvergadering genomen besluit op dit vlak bekrachtigen. Dit impliceert dat Financiën expliciet moet bekrachtigen, en dus een niet af te schuiven politieke verantwoordelijkheid neemt. Daarbij dient zij uiteraard wel te blijven binnen het vooraf afgegeven raamwerk van doelstellingen. De doelstellingen zijn daarmee politiek, maar de hoogte van de beloningen wordt buiten de discussie gehouden, tenzij deze aantoonbaar niet marktconform en/of proportioneel zijn. Om dit vast te stellen zijn voldoende benchmarks en ter zake kundige adviseurs voorhanden. Op deze wijze wordt naar mijn mening, niet alleen de discussie gevoerd op basis van de relevante afwegingen, maar ook een juiste balans gevonden tussen wat maatschappelijk wenselijk is en wat kwalitatief goed bestuur aan beloning vergt. Dit is in het belang van allen, hoezeer het gevoel zich daartegen soms ook verzet.