Het is inmiddels een feit van algemene bekendheid dat het Nederlandse politieke landschap extreem versnipperd is en in toenemende mate aanleiding geeft tot onwerkbare politieke situaties. Bestuurlijke daadkracht en leiderschap worden in toenemende mate ondermijnd door de aanwezigheid van een veelheid van partijen, die zich ten opzichte van elkaar profileren met onderling verschillende standpunten en ideologieën. Het is een wat omslachtige manier om tot elkaar te komen en collectief bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen. Dit geldt zelfs in sterkere mate als bedacht wordt dat de invloed van de Eerste Kamer inmiddels door periodiek wisselende politieke verhoudingen zodanig is, dat het de regering steeds meer inspanning vergt om in beide huizen van het parlement draagvlak te creëren in haar pogingen dit land bestuurbaar te houden en werkbare oplossingen te formuleren.
Het wordt hen die niet deelnemen aan de politieke koehandel, hetzij op grond van zelfgekozen onthouding of omdat ze buitenspel zijn gezet in onderhandelingen, bovendien wel heel erg makkelijk gemaakt om te roepen dat er van de bereikte akkoorden niets deugt. Het grote publiek snapt vervolgens niet meer wat er in ‘Den Haag’ gebeurt en verliest het vertrouwen in de politiek. Een ‘self-fullfilling prophesy’ in politiek onvermogen dus! Het debat is kennelijk belangrijker dan het resultaat.
Het is hierom nodig, nee zelfs noodzakelijk, om open te staan voor andere modellen om politieke bestuurbaarheid af te dwingen. Een mogelijkheid is om te kijken wat de invloed zou zijn op de samenstelling van de Tweede Kamer indien we een districtenstelsel naar Brits model zouden invoeren. Onder een districtenstelsel is per kiesdistrict één zetel voor het Lagerhuis te verdienen (bij een totaal aantal zetels/districten van 650) en de kandidaat met de meeste stemmen in een district, wint die zetel op basis van het principe “the winner takes all’. Aangezien we in Nederland een kiesstelsel hanteren op basis van het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging (iedere stem weegt even zwaar in de uitslag voor de Tweede Kamerverkiezingen) is op voorhand vrij goed in te schatten dat een overgang naar een districtenstelsel tot een ingrijpende wijziging van de huidige politieke verhoudingen zou leiden. Om te bepalen hoe groot die invloed is, heb ik bij wijze van gedachte-experiment, een districtenstelsel gesimuleerd van 150, geografisch aaneengesloten districten die elk recht geven op één zetel, op basis van de uitslagen van de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 in de circa 400 gemeenten die Nederland rijk is. Binnen grotere steden heb ik de stemmen verdeeld op basis van evenredigheid van stemmen. Afgezet tegen de werkelijke uitkomsten van de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 levert dat het volgende beeld op.
De bestuurbaarheid neemt onder het (gesimuleerde) districtenstelsel geweldig toe (mits uiteraard de rol van de Eerste Kamer aangepast wordt (zie ook mijn recente blog: Reflectie op de Eerste Kamer). Tevens is het goed te bedenken dat in een dergelijk systeem alleen regeringen die besturen op basis van steun vanuit het maatschappelijk middenveld, kunnen rekenen op continuïteit. Immers, te extreme maatregelen zullen onherroepelijk leiden tot een afstraffing in een volgende verkiezing.
Desalniettemin is een dergelijke simulatie niet realistisch. In de realiteit van een districtenstelsel, zal de uitstraling van de personen die hun partij vertegenwoordigen belangrijker worden en zal een consolidatie optreden van ideologieën. Een versnipperd partijpolitiek landschap levert immers meer concurrentie op van min of meer gelijksoortige ideologieën. Nog afgezien van de kosten die dergelijke versnipperde politieke inspanningen op districtsniveau met zich mee brengen, zal men het risico willen vermijden dat waar twee partijen met overeenkomstige politiek-ideologische achtergrond strijden om een zetel, een derde partij, met een afwijkende ideologie, maar met meer stemmen dan de andere twee partijen afzonderlijk, er met de zetel vandoor gaat. Daarnaast zal men de kans gekozen te worden niet alleen willen laten afhangen van de persoonlijkheid van een gegeven kandidaat in een district, omdat op landspolitiek niveau de ideologie van de stroming die hij of zij vertegenwoordigt van veel groter belang is. Hoewel op districtsniveau persoonlijkheid niet onbelangrijk is, wil men in de fractie in de Tweede Kamer ook weer niet teveel haantjes hebben rondlopen. Het hebben van een landelijk sterk ‘merk’ helpt dit te ondervangen en kiezers duidelijker keuzes te geven. Het is daarom noodzakelijk dit gedachte-experiment één niveau hoger te tillen.
Sterke merken in politieke zin vertalen zich in duidelijke en overzichtelijke ideologieën. In dat verband kan je je afvragen of de verschillen tussen de VVD en D’66 nu werkelijk zo groot zijn dat daar niet één beweging van te maken valt. Hetzelfde geldt voor Partij van de Arbeid, de SP en Groen Links. Ook het CDA, de CU en SGP kunnen wat ideologie goed samen optrekken, lijkt me. Voor dit niveau van het gedachte-experiment tooi ik ze gemakshalve met de labels Liberalen, Progressieven en Confessionelen, opdat we inzicht krijgen in de uitkomsten op basis van politiek ideologisch gedachtengoed, in plaats van partijpolitiek. De verdeling van de zetels, zowel op basis van evenredige vertegenwoordiging als op basis van de simulatie van het districten stelsel, laat dan een geheel ander, en zeker ook wat evenwichtiger beeld zien:
Hoewel paarse kabinetten bij een dergelijke opzet tot het verleden lijken te behoren, wordt duidelijk dat de versnippering van het politieke landschap wordt tegengegaan. Dat impliceert tevens dat het aantal partijen waarmee in een coalitie of ander overleg onderhandeld moet worden, drastisch verlaagd kan worden en de kwaliteit van de oplossing omhoog kan (hoe minder wensen, hoe simpeler de oplossing). Dit wil overigens helemaal niet zeggen dat dit een makkelijk proces zal zijn, of dat men zich laat vangen binnen de door mij geïdentificeerde ideologieën. Feit is wel dat er nog steeds voldoende te kiezen valt, mits de boodschap in een district maar in voldoende mate afgestemd wordt op de lokale omstandigheden en behoeften. Een lokaal actieve partij als bijvoorbeeld de FNP Fryslân kan, anders dan nu het geval is, in een dergelijke opzet wel degelijk invloed in Den Haag laten gelden (zoals bijvoorbeeld de Democratic Unionist Party uit Noord-Ierland (met 0,6% van de stemmen werden 8 zetels binnengehaald) of de SNP uit Schotland (die met slechts 8,6% van de stemmen, 56 zetels binnenhaalde).
Ik had graag de simulatie willen extrapoleren naar de uitslagen voor de Provinciale Statenverkiezingen eerder dit jaar om de effecten daarvan in deze beschouwing te betrekken. Helaas waren de daarvoor benodigde data voor mij nog niet toegankelijk bij de Kiesraad. Het is echter niet onaannemelijk dat, op basis van de totale uitslag van die verkiezing, vooral de confessionele partijen terrein zouden hebben gewonnen op de liberalen en de progressieven.
Uiteraard begrijp ik dat een integrale overgang van het huidige kiesstelsel naar een districtenstelsel geen schijn van kans maakt binnen de huidige politieke constellatie. Thom de Graaf (D’66) heeft in 2005 in zijn rol als Minister van Bestuurlijke Vernieuwing voor het laatst gepoogd ons kiesstelsel van broodnodige nieuwe impulsen te voorzien, maar heeft dit door een noodzakelijk vroegtijdig aftreden helaas niet kunnen afronden.
Toch is het als gedachte-experiment belangrijk hier mee bezig te blijven. Het huidige systeem bevordert pluriformiteit in de Kamer, maar zorgt er tevens voor dat het land zo goed als onbestuurbaar wordt. Evenmin draagt het ertoe bij dat een directe band wordt gecreëerd tussen volksvertegenwoordiger en kiezer. Partijen hebben belang zich te profileren met ‘one-liners’ en in het oog springende standpunten, maar zijn zich er niettemin zeer goed van bewust dat ze hier toch nooit aan gehouden zullen worden. Regeren is inmiddels een aangelegenheid geworden waarbij minimaal vier tot vijf partijen op basis van de verkiezingsuitslag in zowel de Eerste als Tweede Kamer tot afspraken moeten komen voor een regeerakkoord. Hoe kan hier ooit een daadkrachtig leiderschap en bestuur uit voortvloeien dat recht doet aan de sociale, economische en relevante andere behoeften van burgers en bedrijven in ons land, en die van ons land binnen Europa en in de wereld?
Wij dreigen al polderend politiek ten onder te gaan als we dit niet serieus onder ogen willen gaan zien en niet de politieke moed betrachten dit op te lossen. Het voorstel van Thom de Graaf was in dat opzicht zo slecht nog niet. Het politieke landschap is er in de tussentijd ook niet overzichtelijker op geworden. Hij wilde de burger twee stemmen geven. Eén voor een kandidaat in je eigen kiesdistrict, en één voor een partij. Op deze basis wordt de band tussen volksvertegenwoordiger en kiezer vergroot, zonder dat de pluriformiteit van het systeem te zwaar wordt aangetast. Als model zie ik hier zeker de toegevoegde waarde van in. Er zijn meer waardevolle gedachten op dit vlak, zoals bijvoorbeeld de verhoging van de kiesdrempel (uitgestapte of geroyeerde Kamerleden moeten dan wel hun zetel worden ontnomen). Het webmagazine ‘De Correspondent’ (‘Zo maken we versplinterd Nederland beter bestuurbaar’, 2 juni 2015) heeft zeer recent een idee nieuw leven ingeblazen om het kiesstelsel op andere wijze te hervormen.
Inmiddels zijn er voorstellen om een Staatscommissie in het leven te roepen om het parlementaire stelsel te onderzoeken. Het zal een hele klus worden deze geïnstalleerd te krijgen en van een heldere opdracht te voorzien. Desalniettemin hoop ik dat het lukken gaat voor we nog verder in het moeras van de onbestuurbaarheid wegzakken. In de tussentijd kunnen partijen die de politieke moed hebben zich te bezinnen op overeenkomsten in plaats van verschillen, samengaan in politieke bewegingen geïnspireerd op gelijkgestemde ideologieën. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit niet geheel zonder risico is als dit niet door externe omstandigheden wordt afgedwongen (zoals bijvoorbeeld bij de overgang naar een districtenstelsel). Bij gebrek aan nuance kunnen de stemmen toevallen aan andere partijen, hetgeen een weinig aanlokkelijk vooruitzicht is.
Men zou daarom kunnen beginnen met voorzichtig toenadering te zoeken, expliciete pre-coalitieakkoorden te sluiten en lijstverbindingen aan te gaan. De kiezers weten dan ook beter voor welk soort bestuur (liberaal, progressief of confessioneel) ze gaan stemmen. Voor een oplossing op langere termijn is het echter noodzakelijk dat politici nu over hun eigen lange schaduwen heen stappen en een begin maken om te komen tot een nieuw politiek bestel. Alleen de politiek zelf kan het systeem van binnenuit aanpakken en noodzakelijke aanpassingen doorvoeren die het mogelijk maken het land bestuurbaar te houden en problemen bij de kop te pakken en op te lossen. Blijft ze hangen in politieke navelstaarderij en besluiteloosheid dan zullen de extremen in de politiek toenemen, standpunten verharden en zal de onbestuurbaarheid verder toenemen. Iedere politicus die niet actief en constructief meewerkt aan een herziening van het huidige onwerkbare systeem, is onderdeel van het probleem en verantwoordelijk voor het onvermijdelijke politieke failliet van onze democratie. Laat het niet zover komen!