Belgen blijken een aanmerkelijk positiever beeld hebben over hun vooruitzichten dan hun Nederlandse buren.

Grafiek 1, AidM 2013.3.png

Hoewel de hieraan ten grondslag liggende onderzoeken wat opzet betreft niet geheel identiek zijn en dit dus aanleiding kan geven tot afwijkingen viel mij echter het meest op dat de op televisie geïnterviewde Belgen zoveel positiever in het leven stonden dan de Nederlanders die hun somberheid dagelijks mogen spuien in de vaderlandse ether en op de buis.

De vraag is in welke mate deze somberheid gestoeld is op feiten of op perceptie. Om hierin een beter inzicht te krijgen, ben ik maar eens achter de heilig verklaarde en per millimeter uitgemolken SGP (Stabiliteits- en Groei Pact) criteria gaan kijken en de OECD statistieken ingedoken. Om het geheel nog iets breder te trekken heb ik Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland aan mijn zoekraam toegevoegd. Daarbij ben ik uitgegaan van de laatst bekende gegevens welke voor alle in de vergelijking betrokken landen beschikbaar waren (per de stand op 1 oktober 2013). In al deze landen is het consumentenvertrouwen de afgelopen 12 maanden aanmerkelijk verbeterd met het Verenigd Koninkrijk als uitschieter (+17,1 punten) en Duitsland (+4 punten) als voorlaatste voor Nederland (-0,1 punt). Over het Zwitserse consumentenvertrouwen heb ik geen gegevens gevonden.

Als somberheid gevoed wordt door onzekerheid, dan zijn er volgens mij een drietal factoren die daar een meer dan gemiddelde invloed op hebben. Onzekerheid over eigen perspectief en relevantie (eng geformuleerd: is er werk voor mij en mijn kinderen?), over de financiële horizon op langere termijn (eng geformuleerd: pensioen) en over aanspraken op voorzieningen als zaken ontsporen (eng geformuleerd: hoe ziet mijn vangnet eruit).

Werk

Tabel 1, AidM 2013.1.png

Van alle in mijn vergelijking betrokken landen doet Nederland het, op basis van het uit de OECD data getrokken data voor betreffende landen, qua werkgelegenheid en arbeidsparticipatie beter dan het gemiddelde en hoeft het slechts Zwitserland en Duitsland (althans waar het de lagere werkloosheid betreft) voor te laten. Wel baart zorgen dat de ontwikkeling van de werkloosheid ongunstig is, en over de afgelopen jaren disproportioneel gestegen is.                                                                                 

Pensioen

Tabel 2, AidM 2013.3.png

Als het gaat om pensioenen kan Nederland met recht gerekend worden tot de wereldtop, en dus ook tot de top van de ons omringende landen. In de OECD  statistieken wordt de kwaliteit van nationale pensioenregelingen uitgedrukt in het totale nationale pensioenvermogen (exclusief overheidsvoorzieningen als AOW vrijwillige bijdragen en verzekeringen, etc.) als percentage van het BNP. Aangezien de fiscale behandeling van het pensioensparen in grote mate de omvang van de aanspraken bepaalt heb ik ook op basis van de OECD statistieken benaderd wat het totaal belegd vermogen van huishoudens is als percentage van het BNP (inclusief het totaal belegde pensioenvermogen, de levensverzekeringen en hypotheekschulden, maar exclusief niet financiële activa zoals onroerend goed).

De absolute hoogte van de voorzieningen en, ondanks alles, de soliditeit van het systeem zou aanleiding moeten zijn tot een groot vertrouwen, zeker in vergelijking tot de landen om ons heen. Ook de omvang van de totale financiële activa van huishoudens  in relatie tot het buitenland (en na aftrek van de veel besproken nationale hypotheekberg) geeft reden tot vertrouwen.

Vangnet

Tabel 3, AidM 2013.png

Er zijn veel verschillende statistieken die deels overlappende verhalen vertellen. De data zijn niet van al te recente datum (2007/8) en in dat licht geven deze cijfers weinig houvast voor reflectie op de huidige situatie. Wat wel opvalt is dat Nederland als één van de weinige landen sinds het begin van de jaren 80, substantieel heeft gesneden in de omvang van het “sociale vangnet”. Dat Nederland tegen het einde van het vorige decennium na ingrepen met een waarde van 25% van het totaal nog steeds iets boven het gemiddelde OECD niveau uitkomt, geeft een idee over waar we vandaan komen. Als we de nationale bijdragen aan het gezondheidsstelsel en oude dag buiten beschouwing laten (welke qua hoogte en beleving (op dat moment) niet ter discussie stonden) valt op dat Nederland in 2007 nog in de kopgroep zat van sociale overdrachtsuitgaven. 

Aangezien het totaal van de sociale zekerheid onder invloed van recente bezuinigingen door de hele OECD onder druk is komen te staan, is het lastig op basis van feiten “onze” huidige relatieve positie te bepalen en hier uitspraken over te doen. 

Alles overziende

Nederland doet het in de vergelijking zo slecht nog niet. Objectief lijkt er in twee van de drie gekozen perspectieven geen aanleiding te zijn voor gesomber. Voor het derde perspectief (vangnet) ontbreekt voldoende vergelijkingsmateriaal om genuanceerde uitspraken te kunnen doen. Wel durf ik de stelling aan dat de drie tezamen in zekere zin werken als communicerende vaten. Daar waar de werkeloosheid relatief laag is en pensioenaanspraken relatief hoog zijn, kan het sociale vangnet minder uitbundig zijn.

Waardoor komt het dan dat Nederlanders zo blijven hangen in het gesomber over dit alles, terwijl, de crisis in aanmerking genomen, ons land er feitelijk en relatief niet slecht voor staat? Is het de politiek, waar politiek opportunisme dicteert dat ieder stukje nieuws negatief uitgelegd moet worden? Of zijn het de media waar slecht nieuws nu eenmaal beter scoort dan goed nieuws? Ieder vak zijn eigen verdienmodel, maar constructief is het niet en het helpt in het algemeen ook niet het gevoel van zekerheid te bevorderen. Dat gezegd hebbende kan dit niet de oorzaak zijn voor het specifiek Nederlandse gesomber, aangezien politiek en media in andere landen niet heel anders zullen werken dan hier. Er moet dus iets anders aan de hand zijn. Kan de Nederlander, vertroetelt door de verzorgingsstaat als hij vaak is, slechter met onzekerheid omgaan dan burgers in de hen omringende landen? Zou het kunnen dat de afgelopen jaren onder invloed van elkaar snel opvolgende kabinetten, onsamenhangende discussies en voor velen verwarrend gepolder over hervormingen en stelselherzieningen het zelfvertrouwen van burgers op de proef heeft gesteld? Dossiers als hervorming van het pensioenstelsel, de vergrijzingsproblematiek, ziektekostenstelsel , de ontslagbescherming, ingrepen in de AWBZ, de WMO, de toenemende invloed van inkomensafhankelijke regelingen etc. lopen al geruime tijd zonder dat echt zicht is op een samenhangende en afgewogen visie op welke gevolgen dit heeft voor de maatschappij.

Er is mijns inziens al langere tijd geen vertrouwen in het vermogen van de politiek om tot breed gedragen oplossingen te komen. Op z’n best is sprake van gelegenheidscoalities op deel onderwerpen.  Dit werkt bij de burgers onzekerheid en onmacht in de hand. Daar ligt wat mij betreft de werkelijke oorzaak van de somberheid. Hoewel velen het eens zijn over de noodzaak tot zekere herziening van het systeem, is er al vele jaren weinig zicht op hoe en in welke mate de verzorgingsstaat op moderne leest geschoeid gaat worden, hoe samenloop effecten kunnen worden gemitigeerd en hoe leemtes ingevuld kunnen worden.

Het gebrek aan draagvlak voor de regering in de Eerste Kamer draagt hier ook niet aan  bij. De inschattingsfout bij de formatie van dit kabinet dat de Eerste Kamer de kabinetsplannen wel inhoudelijk zou toetsen en zich niet laat leiden door haar politieke diversiteit, werkt verlammend op noodzakelijke besluitvorming. Tegelijkertijd moet vermeden worden dat nieuwe verkiezingen deze fout herstellen moet. Afgezien dat (bijna) alle partijen hierbij te veel te verliezen hebben, duurt het allemaal te lang en ondermijnt dat het collectieve zelfvertrouwen verder, om nog maar te zwijgen van de internationale reputatie deuk die ons land van een dergelijk uitstel op zal lopen.

Het is daarom noodzakelijk dat de politiek samenwerkt en tot oplossingen komt. Het land wil geregeerd worden en de politiek heeft het in haar macht daadwerkelijk die handschoen op te pakken. De inzichten in het Nederlandse politieke midden zijn helemaal niet zodanig dat verschillen in ideologisch gedachtengoed oplossingen in de weg hoeven te staan. Partijen in de politieke periferie die hun verantwoordelijkheid in dezen niet nemen noch echte oplossingen hebben dienen ook als zodanig weggezet te worden. Partijen in het politieke midden (zowel regering als oppositie partijen) balanceren teveel tussen politiek opportunisme (bühne-retoriek) en verantwoordelijkheid nemen. Ze bewijzen de samenleving en uiteindelijk ook zichzelf een dienst door wel politieke moed te betrachten,  verantwoordelijkheid te nemen, oplossingsgericht samen te werken, en wellicht zelfs hiertoe een brede coalitie te vormen. Men kan het dan eens of oneens zijn over de gekozen oplossing, het schept wel rust, duidelijkheid en vermindert het gevoel van onmacht en daarmee somberheid over de toekomst.

Posted
AuthorMark Goudsmit
CategoriesEconomie