Home
Publicaties
Archief
Archief op jaar Archief op onderwerp
Aanmelden
Over dit blog

Aantekeningen in de Marge

Home
Publicaties
Archief
Archief op jaar Archief op onderwerp
Aanmelden
Over dit blog

Source: NOS

Politiek gevangen binnen het electorale systeem

Bij de verkiezingen van 29 oktober jl. deden 27 partijen mee. Vijftien daarvan hebben een plek in de Tweede Kamer gekregen. In ons kiesstelsel ligt de kiesdrempel (het minimale aantal stemmen dat nodig is om een Kamerzetel te bemachtigen) erg laag. De ondergrens ligt op het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen, gedeeld door 150. Dat komt neer op een kiesdrempel van 0,67%. Deze ondergrens is de laagste in de EU. In de meeste lidstaten ligt deze op 5% van het totaal uitgebrachte stemmen, enkele hebben 4% als ondergrens, nog minder 3% en weer minder ergens tussen de 1% en 3%.

Het nadeel van een lage ondergrens is de versnippering van het politieke landschap die daar het gevolg van is. Na de laatste verkiezing zijn er 9 partijen in de Kamer verkozen met elk minder dan 5% van de daarbij totaal uitgebrachte stemmen. Samen bezetten deze partijen 29 zetels, bijna 20% van het totale beschikbare aantal.

Dat klinkt heel inclusief, maar het beperkt een parlementaire democratie ernstig in haar functioneren. Met hun beperkte aantal zetels kunnen de fracties van deze partijen het complexe politieke werk niet aan. Ze zijn daarmee, waarschijnlijk noodgedwongen, veroordeeld tot het behartigen van deelbelangen en komen zo in onvoldoende mate toe aan hun wetgevende en controlerende taak. Bovendien, en naar mijn mening belangrijker, belemmert het coalitievorming en ontwricht het de bestuurbaarheid van een land en daarmee ook het vertrouwen in de regering. Dit is een politieke keuze, maar een die, in mijn ogen, onze democratie ernstig ondermijnt. 

Sinds het begin van dit millennium zijn uit 8 verkiezingen 9 kabinetten beëdigd (de meest recente verkiezing niet meegerekend). Sinds 1 januari 2000 heeft Nederland 20% van de tijd een kabinet met een demissionaire status gehad. Te vaak is (uit noodzaak) een kabinet geformeerd dat tegen wil en dank tot stand is gekomen. Onverenigbare standpunten zijn daarbij verwaterd tot slappe compromissen.

De Nederlandse kiezer begrijpt heus wel dat er in ons democratisch bestel tussen partijen compromissen moeten worden gesloten om een coalitieregering te kunnen vormen. Maar er is een grens. Hoe meer het politieke landschap aan polarisatie onderhevig is, hoe moeilijker het wordt een kabinet te vormen met een stabiele basis. De kabinetten met de kortste levensduur bestonden overigens uit kabinetten waarin het gehalte rechts-populisme hoog was. Balkenende I, met de LPF, was 86 dagen functioneel; Rutte I, met gedoogsteun van de PVV, hield het 557 dagen uit; en het kabinet Schoof, met de PVV als grootste partij, was na 336 dagen uitgeregeerd. Gemiddeld hebben de na de eeuwwisseling functionerende kabinetten een actieve (dus exclusief de periode dat ze demissionair waren) levensduur van 2 jaar en 5 maanden. Voor kabinetten zonder populistische inbreng is dat 3 jaar en 2 maanden. Slechts drie keer werd de volle tijd uitgezeten.

Het is moeilijk te bewijzen wat de correlatie is tussen een specifiek politiek stelsel en het vertrouwen in de politiek. Er zijn te veel factoren die daar een invloed op hebben. Vast staat echter wel dat er terechte twijfel is over de prestaties van ons politieke bestuur en het toezicht daarop. Burgers verwachten resultaten van hun bestuurders en politiek vertegenwoordigers. Dat lijkt me niet te veel gevraagd. In plaats daarvan krijgen ze echter politici die zich in de politieke ‘rat-race’ trachten te profileren binnen de smalle electorale marges die het systeem ze heeft toebedeeld. Hoe verwonderlijk is het dan dat kiezers zich aangesproken voelen tot politici die wél (lijken te) luisteren naar hun onvrede? Populisten dus.

Intussen zitten ook de politici vast in een systeem dat hen belemmert op basis van hun ideologische uitgangspunten het land op adequate wijze te dienen. We kunnen hun vragen over hun schaduw heen te stappen en in een mixer van vier partijen te gaan regeren. De vraag is hoe reëel het is dit van politici te vragen. Tussen twee partijen is dat waarschijnlijk nog wél mogelijk. Daar kunnen heikele punten nog uitgeruild worden. Dat is aan kiezers nog wel uit te leggen. In een samengaan met drie, laat staan vier partijen met te verschillende ideologische uitgangspunten, wordt dat echter lastig(er). De verlies- en winstrekening van een dergelijke uitruil is complex en het risico dat politieke identiteit in een dergelijke coalitie zodanig verwatert dat het herkenbaar blijft is klein. Dit zien we de afgelopen jaren steeds meer.

De huidige verkiezingsuitslag is lastig omdat zowel een coalitie ‘over rechts’) van D66, CDA, VVD en JA21, ideologisch lastig te overbruggen standpunten samen moet brengen als bij een coalitie over links het geval is met GL/PvdA, D66, CDA en VVD. De risico’s voor partijen om concessies te doen worden allengs groter en de beloning om in het landsbelang te handelen zijn minimaal. Daar is het geheugen van de kiezer te kort voor. Zodra regeringspartijen gaan verliezen in de peilingen, moet de kiezer regelmatig herinnerd worden aan waar de partij ‘echt’ voor staat. De Kamerfracties van de coalitiepartijen gaan dan hameren op de oorspronkelijke uitgangspunten van de partij en gaan zich steeds scherper afzetten tegen het slappe aftreksel daarvan dat uiteindelijk in het regeerakkoord terecht is gekomen. Dit alles doet het voor de bühne en de politieke talkshow goed, maar ondermijnt het democratische proces. Achterdocht en irritatie doen hun intrede en het grote publieke aftellen, analyseren en beschouwen is begonnen, terwijl de populistische partijen hun best doen niet werkende placebo’s aan te bieden in de hoop chaos te creëren en potentiële gefrustreerde kiezers aan zich te verbinden.

Dit moet dus anders!

Verhoging kiesdrempel en introductie reservestem

Er is altijd een strijd geweest tussen voor- en tegenstanders van een hoge(re) kiesdrempel. De voorstanders wijzen erop dat dit versnippering in de parlementaire vertegenwoordiging tegengaat, stabielere regeringen oplevert, het makkelijker wordt coherent beleid te voeren en meer focus oplevert op breder maatschappelijke issues. Tegenstanders vinden dat dit ten koste gaat van een brede representatie van kiezers in het parlement, minder keuzemogelijkheden oplevert, de grote partijen machtiger maakt en het vertrouwen in de politiek ondermijnt. In feite gaat het over bestuurbaarheid versus representatie. Beide zijn essentieel in een democratie en het lijkt erop dat ze, in het huidige tijdsgewricht, moeilijk te combineren zijn.

Mijn voorstel is een kiesdrempel in te voeren van 5%, maar kiezers ook een reservestem te geven als ze hun stem uitbrengen. Hiermee wordt het nadeel van het verloren gaan van stemmen voor partijen die de kiesdrempel niet hebben gehaald, tegengegaan. De reservestem wordt tegelijk met het uitbrengen van de (eerste) stem, door de kiezer in een afzonderlijke kolom op het stembiljet aangekruist. Per partij wordt dan afzonderlijk bijgehouden naar welke andere partij de stem van hun kiezers moeten worden overgeheveld in geval de kiesdrempel onverhoopt niet wordt gehaald. Wanneer het zover komt, gaat het totaal van de zo uitgebrachte reservestemmen naar de lijsttrekker van de (tweede) partij van keuze. Om het simpel te houden gaan de reservestemmen naar de lijsttrekker, en niet naar andere personen op die lijst. Daarna wordt vastgesteld hoeveel stemmen er uiteindelijk op een partij zijn uitgebracht en vindt een laatste toets plaats of die partij wel of niet de kiesdrempel heeft gehaald. Het kan zijn dat een partij die eerst niet voldoende stemmen had, door op haar uitgebrachte reservestemmen, alsnog de kiesdrempel haalt. Ook is het mogelijk dat een partij die de kiesdrempel wel al had gehaald, met reservestemmen een groter deel van de stemmen naar zich toe haalt. De stemmen die ‘niet geland’ zijn worden tenslotte als reststemmen, volgens de gebruikelijke methode, over de partijen verdeeld.

Iedere kiezer heeft zo de mogelijkheid zijn stem te laten ‘landen’ bij een partij van zijn eerste of tweede voorkeur. Zo kan iedere stem tellen en wordt een belangrijk nadeel van een hoge(re) kiesdrempel weggenomen. Iedere partij weet welk deel van haar ontvangen reservestemmen waar vandaan komen en kan hier wel of niet rekening mee houden in de wijze waarop zij haar parlementaire werk doet. Zij hebben zo zelf in de hand of ze het indirect, via de reservestem, aan hen gegeven vertrouwen voldoende serieus nemen of verkwanselen. Zo kan ook de reservestem een bruikbaar middel zijn om invloed uit te oefenen. Voorwaarde is hierbij wel dat de reservestem een partij bereikt die boven de kiesdrempel uitkomt. Een stemmer op de lijst ‘Vrede voor dieren’ bijvoorbeeld, moet met zijn reservestem ‘hoger richten’ dan ‘Partij voor de dieren’.

Op basis van een simulatie van de laatste verkiezingsuitslag kan inzicht worden verkregen tot welk resultaat een kiesdrempel van 5% in combinatie met een reservestem leidt. Eerst geef ik inzicht hoe de reservestemmen door mij zijn verdeeld over de partijen, daarna laat ik zien hoe dat zich verhoudt tot de werkelijke zetelverdeling op basis van de verkiezingsuitslag.

Als gevolg van het verhogen van de kiesdrempel en de invoering van de reservestem zijn de politieke verhoudingen in de Tweede Kamer een stuk minder diffuus, zijn er coalities mogelijk van twee (meestal drie) partijen of meer en zijn de ideologische verschillen tussen een voor een coalitie benodigde meerderheid veel kleiner. Dit is winst zowel voor de bestuurbaarheid van het land als voor de kiezer, die duidelijker ziet wat hij terugkrijgt voor zijn stem. Voor de (houdbaarheid van de) democratie is dat een enorme winst.

Een belangrijk aanvullend voordeel van dit systeem is, dat de kiezer de mogelijkheid heeft zijn voorkeur kenbaar te maken, zonder dat dit ertoe leidt dat als de partij van zijn voorkeur de kiesdrempel niet haalt, zijn stem verloren gaat. Sterker nog, de reservestem geeft de partij van zijn tweede keus een instructie mee hoe rekening te houden met zijn voorkeur. Het is aan de desbetreffende partij hoe hier mee om te gaan.

Kijkend naar de zetelverdeling onder het systeem met een kiesdrempel op 5% en reservestem, blijken de keuzes duidelijker en ideologisch consistenter.

Voor zowel een centrumlinks of een centrumrechts kabinet bestaat een ruime meerderheid. In beide situaties is er voldoende ruimte voor een betekenisvolle oppositie in de Kamer.

Eerste Kamer

Het grote knelpunt blijft echter de positie van de Eerste Kamer. Naar mijn mening speelt de waan van de dag te vaak een te grote rol in de interactie tussen Eerste en Tweede Kamer. Niet alleen wat betreft het steeds meer politieke karakter van dit voorheen als ‘Chambre de reflection’ bekend staande orgaan, maar ook door de verschillende tijdstippen waarop beide Kamers gekozen worden. Het loopt hetzij achter op de waan van de dag (BBB bezet nu nog 13 van de 75 zetels), dan wel is daar het slachtoffer van als bij de volgende verkiezing een nieuwe eendagsvlieg het strijdtoneel betreedt. Het feit dat de Eerste Kamer op dit moment door afsplitsingen uit negentien fracties(!) bestaat, spreekt boekdelen.

Ook hier zijn dringend wijzigingen gewenst! Politiek is geen amateurtoneel voor kleine geesten en grote ego’s; het dient een doel en dat moet voorop staan en bewaakt worden. De Eerste Kamer wordt hetzij afgeschaft, wegens onvoldoende toegevoegde waarde op basis van hetgeen ik hiervoor aanstipte, dan wel wordt er een andere insteek gekozen.

In die opzet krijgt de Eerste Kamer meer dan nu een echt regionale afspiegeling en wordt de Kamer telkens gelijktijdig met de Tweede Kamerverkiezing verkozen. Dit laatste is nieuw, en beoogt de afhankelijkheid van stemmingswijzigingen in de kiezersgunst tegen te gaan, en daarmee (ook hier weer) de bestuurbaarheid te bevorderen. De uitslag voor de Tweede Kamerverkiezing is hierbij leidend en de afgevaardigden moeten ook daadwerkelijk woonachtig zijn in de provincie waaruit zij zijn benoemd. Iedere provincie krijgt een vastgesteld aantal zetels, dat binnen beperkte bandbreedte, gerelateerd is aan het aantal stemgerechtigde inwoners. Een kleine provincie als Zeeland krijgt daarin 5 zetels, terwijl een grote provincie als Zuid-Holland er 7 krijgt. Een simulatie van de verkiezingsuitslag voor de Eerste Kamer (uit praktische overwegingen op basis van een met 1/3 verlaagde kiesdrempel) leidt tot het volgende resultaat:

Belangrijk is dat afgevaardigden ruime bestuurservaring hebben en dat zetels aan partijen toekomen en niet de individuele afgevaardigden. Afgevaardigden dienen lid te zijn van de partij waardoor zij zijn afgevaardigd en bij verlies van hun lidmaatschap, hun zetel ter beschikking te stellen.

Op basis van deze uitkomst kan geregeerd worden in plaats van gereageerd op de laatste hype of zonder in beide Kamers te hoeven onderhandelen tot het zoveelste fletse en onuitvoerbare compromis. Partijen moeten weer in staat gesteld worden verantwoordelijkheid te nemen voor het beleid dat zij op de rit zetten en daar vervolgens, bij de volgende verkiezing, voor beloond of op afgerekend worden.

Tot slot

Nederland staat op een kruispunt: blijven aanmodderen uit naam van pluriformiteit, of kiezen voor regeer- en bestuurbaarheid binnen voor kiezers herkenbare democratische kaders. Een hogere kiesdrempel met reservestem biedt een uitweg uit de huidige impasse. Het zorgt voor stabielere kabinetten, meer herkenbare politieke keuzes en een democratie die werkt voor de kiezer zonder dat zijn stem door een hoge kiesdrempel verloren gaat. De tijd van politieke versnippering en bestuurlijke chaos moet voorbij zijn. Het is tijd om te kiezen voor een systeem dat regeerbaarheid en representatie beter in balans brengt.

Older:MAGA-index: de gevolgen van Trumps economische politiek in kaart gebracht
PostedNovember 17, 2025
AuthorMark Goudsmit
CategoriesDemocratie, Governance, Nederland, Politiek, TK 2025
TagsTweede Kamer, Eerste Kamer, TK 2025, kiesdrempel, reservestem, populisme, onbestuurbaarheid, poltiek gevangen, coalitievorming, tandeloze politiek, gefrustreerde kiezer, vertrouwen in politiek