Er zijn economen die de oorzaak van de in 2008 uitgebroken wereldwijde financiële crisis leggen bij deregulering van de financiële sector in de Verenigde Staten en de in hun ogen gemankeerde reactie van de Federal Reserve Board toen de crisis zich openbaarde. Dit is ongetwijfeld voor een belangrijk deel juist, echter de reactie van de politiek en financiële regelgevers uit zich vervolgens, zoals zo vaak, in een stortvloed aan regels. Regels, waarvan op voorhand niet zonder meer vast staat of ze de oplossing brengen voor het probleem waarvoor ze in het leven zijn geroepen.

De politiek reageert niet door de vermaledijde regulering terug te draaien, maar door een blik regels open te trekken en aan de sector op te leggen om transparantie te bevorderen, handelingen te reguleren en/of afnemers (tegen zichzelf?) te beschermen. Deze regels maken de uitvoering echter onoverzichtelijk, zijn zeer kostbaar en dragen bij tot een “check-de-box” mentaliteit die zelden leidt tot de gewenste gedragsomslag.

De vraag is echter of er een alternatief is. De gekozen “rule based” benadering heeft een sterke Engels-Amerikaanse basis en leent zich naar mijn mening bij uitstek voor situaties waarin men weinig ruimte wil geven voor interpretatie en waar integriteit en ethiek geen, of in ieder geval beperkt, leidende principes zijn. Op basis hiervan is goed te verklaren waarom in relatie tot de financiële sector hier op grote schaal de toevlucht toe is genomen. Of dit, zoals aangegeven, genoeg is om de sector (en ons!) te behoeden voor verdere uitglijders valt echter zeer te betwijfelen. Waar zelfs vanuit overheden om nationaal economische redenen (zoals door Groot-Brittannië) behoorlijk op de rem wordt getrapt om verdere beteugeling te voorkomen, moet voor het ergste worden gevreesd. Gelet op de wijze waarop door delen van de financiële wereld wordt omgegaan met de actualiteit van het belonings- en bonusbeleid, is er bovendien weinig vertrouwen in de zelfregulerende kwaliteit van de sector en haar vermogen te leren van fouten uit het verleden.

Hoe anders zou dit moeten zijn bij sectoren waar beoordelingsvermogen en professionaliteit voorop staat. Echter ook daar blijkt in toenemende mate dat de “rule based” benadering opgeld doet. De vraag is of dit een goede ontwikkeling is. Twee kleine voorbeelden uit een zeer grote emmer; één uit de accountancy en één uit de gezondheidszorg.

In de accountancy zie je dat de toezichthouder er vanuit gaat dat als de accountant in het kader van de controle van de jaarrekening haar onderzoek niet of niet voldoende documenteert, dit geen basis kan opleveren voor een oordeel over de jaarrekening. Dit lijkt logisch, maar er zijn belangrijke kanttekeningen bij te plaatsen. In de eerste plaats is dit een uiting van een fundamenteel gebrek aan vertrouwen in de ervaring, oordeelsvorming en integriteit van de accountant. Niet de slechtst opgeleide beroepsgroep in Nederland. Daarnaast, en dit is een inhoudelijker bezwaar, gaat de documentatieverplichting ten koste van de breedte en diepte van de controle (documenteren kost immers tijd en dat gaat, bij gelijkblijvend budget en beschikbare tijd, ten koste van de hoeveelheid zaken die je kan onderzoeken) en heeft dus een negatieve invloed op de kwaliteit van het toch al niet eenvoudige werk van de accountant.

In de gezondheidszorg geldt, zij het vanuit een andere optiek, in feite hetzelfde. Daar stellen verzekeraars in toenemende mate eisen aan de verwijzing van de ene zorgverlener aan de andere. Deze eisen gaan soms erg ver, zijn niet altijd goed en/of tijdig kenbaar en kunnen zeer specifiek zijn. Ook hier geldt weer dat het vermogen van zorgverleners op basis van hun, gedurende lange reeks van jaren opgebouwde kennis en kunde, zelfstandig verantwoorde oordelen te vellen over verwijzing of voor te schrijven medicijnen, (niet eens zo) impliciet ter discussie wordt gesteld. Belangrijker is dat, bij gelijkblijvend budget en tijdsbesteding, dit ten koste van andere zaken gaat en de kwaliteit van de zorg in het gedrang brengt.

Beide type dienstverleners komen voort uit het vrije beroep. Mensen werkzaam in deze sector zijn hoog opgeleid en zeer goed toegerust om complexe situaties met veel datapunten te analyseren en vervolgens te beoordelen. Hierin zit niet alleen hun kracht, maar ook in belangrijke mate, de inspiratie voor hun werkzaamheden.

De gestelde eisen komen voort uit een op de eigen efficiency gericht denken van toezichthouders en verzekeraars. Het getuigt van een bedenkelijke gemakzucht en een gebrek aan creativiteit in het zoeken naar oplossingen die enerzijds bijdragen aan gewenste kwaliteit en anderzijds overlast beperken. Accountants dienen niet te worden beoordeeld op (de documentatie van) hun aantal handelingen, maar op de kwaliteit van hun werk. Er zijn genoeg zogenaamde “peer reviews” om hier geldige uitspraken over te kunnen doen.  Verzekeraars in de gezondheidszorg zouden bijvoorbeeld ook via hun eigen systemen op zoek kunnen gaan naar zorgverleners die buiten de norm opereren en vervolgens gericht toetsen of hier sprake is van een al dan niet te rechtvaardigen afwijking.

Door wanprestatie impliciet te veronderstellen en bureaucratie centraal te stellen wordt, zonder dat er voldoende en overtuigende aanwijzingen zijn dat hiermee de kwaliteit wordt bevorderd, een belangrijke motivatie weggenomen en de aanvoer van nieuw talent op het spel gezet. Sterker nog, de kwaliteit wordt opgeofferd ten gunste van toenemende controle en bureaucratie. De maatschappelijke kosten hiervan zijn niet te overzien. Bovendien, en dat is nog veel triester, wordt ook nog eens het risico gelopen dat de kiem wordt gelegd voor een nieuwe “check-de-box” mentaliteit. Dit kan op zich weer aanleiding geven tot opgewonden krantenkoppen in de toekomst en dus tot het ontstaan van een tot nu toe nog niet bestaand probleem.

Kwaliteit van de oplossing zou prioriteit moeten hebben boven gemak- en controlezucht van toezichthouders, verzekeraars en/of andere niet direct verantwoordelijken. Slechts als de kwaliteit van de oplossing in het geding is door een niet adequaat toetsingskader (zoals dat waarschijnlijk wel het geval is bij de financiële sector), zou dat wat mij betreft anders kunnen zijn mits dit plaatsvindt met een heldere blik op de implicaties voor alle betrokkenen én het beoogde resultaat. Dit lijkt me de algemene beleidsregel te moeten zijn (ook binnen Europa trouwens!) en er is veel te winnen als beleidsmakers zich dit ter harte zouden nemen.

Posted
AuthorMark Goudsmit