Als ik nadenk over de Europese verkiezingen, verontrust  mij vooral dat het relatief weinig emoties oproept. Dit is behoorlijk vreemd omdat ik echt van mening ben dat Europa, de EU en de Euro enorm belangrijk voor ons zijn en voor een belangrijk deel onze identiteit en welvaart bepalen. Het stoort me als nationale politici, die van de PVV en de SP voorop, ons proberen wijs te maken dat we goed met minder kunnen, soms zelfs beter af zouden zijn zonder Europa. Waarom blijft het zo stil waar het gaat om het belang van de EU voor ons? Wat is hier aan de hand?

Dat de PVV en de SP handig zijn in het bespelen van het populistische sentiment is bekend, maar ook andere minder populistische partijen lijken zich slechts met matig enthousiasme hard te willen maken voor Europa. Zelf denk ik dat de aanleiding voor deze terughoudendheid ligt in een strijd om politieke macht. Meer Europa betekent bijna per definitie, minder Nederland. Aangezien de media vooralsnog vooral nationaal zijn georganiseerd en gefocust, opereren lokale politici ondanks hun afnemende invloed en macht, in het centrum van de nationale aandacht en bepalen daarmee in belangrijke mate de agenda, het sentiment en het beeld rond wat belangrijk is en wie daar wat over te zeggen heeft.

Welke zichzelf serieus nemende nationale parlementariër gaat van de daken schreeuwen dat we niet zonder Europa kunnen en daardoor minder Nederland moeten accepteren? Wie gaat roepen dat hij of zij in de tweede divisie speelt? Wie gaat zeggen dat de som der Europese delen internationaal oneindig veel meer indruk maakt en meer oplevert dan ieder nationaal stukje apart? Hier zit een enorm probleem. Europa is oneindig groter dan de individuele lidstaten, maar vooralsnog  is er een richtingenstrijd gaande die ons het zicht ontneemt op de wijze waarop we ons organiseren moeten om hier maximaal ons voordeel mee te kunnen doen.

Een voorbeeldje ter illustratie. Het defensiebudget van alle EU landen gecombineerd is ruim $200 miljard. Dat van China is iets minder dan $190 miljard en Rusland doet het met een kleine $90 miljard. Alleen de VS heeft een (aanmerkelijk) hoger defensiebudget met $640 miljard. Stel je eens voor hoeveel lager het Europese budget zou kunnen zijn bij een Europese structuur met centrale aansturing. En dit alles zonder efficiency en slagkracht in te verliezen (en mogelijk zelfs te vergroten).  Dit beeld spoort niet met de propaganda van het anti-Europa legioen. Niet Europa kost geld, maar onze nationale fixatie over alles controle te behouden en zelf te organiseren des te meer.

In plaats van ons Europees te presenteren, gaat de discussie over “meer of minder Europa?”. Feit is dat er sinds 1945 een hoop supranationale organisaties zijn bijgekomen. De Verenigde Naties met de Veiligheidsraad, de NAVO, de Europese Unie die weer diverse organen kent, de WTO etc. Geen van deze organisaties bestond voor 1945 en nationale overheden en parlementen hebben sindsdien, voor evidente en goede redenen, hoe dan ook een stuk van hun invloed en macht overgedragen, maar willen daar intussen toch niet echt aan. Dit geeft veel onduidelijkheid, onrust en inefficiënties die door de nationale politiek bewust in stand wordt gehouden en waar de betreffende supranationale organisaties vaak zelf ook nog eens de schuld van krijgen. Feit is dat macht en invloed zich slecht laten delen en moeilijk worden afgestaan. Naast alles wat inderdaad beter kan in Europa, ligt hierin een belangrijke oorzaak van het matige aanzien van Europa bij ons en in de ons omringende landen. Dit is geen goede zaak en wij, de burgers, moeten hier ook op reageren en de politiek daar meer op aan spreken.

In de eerste plaats dienen we ons te herbezinnen of het aantal lagen en organen in de nationale en Europese hiërarchie nog werkbaar is om op democratische wijze de toebedeelde taken en verantwoordelijkheden modern en efficiënt uit te oefenen. De driemachtenstructuur (“trias politica”) van weleer is uitgegroeid tot een piramidespel van elkaar beconcurrerende machten. Het "democratisch tekort" in Europa ligt niet in de al dan niet politiek gelegitimeerde macht en invloed van de EU commissie en/of de Raad, maar veel meer in het niet duidelijk van elkaar afgebakend zijn van taken en verantwoordelijkheden van (semi-) nationale en supranationale organisaties ten opzichte van elkaar.

Verder en voor een deel in het verlengde hiervan, zal een helder onderscheid dienen te worden gemaakt tussen wat Europees is en wat nationaal. Europa dient zich alleen te bemoeien met zaken die het belang van de EU als geheel raken. Dit betreft zaken als een gemeenschappelijk buitenlands beleid, defensie, internationale handel, energie- en milieupolitiek, grensbewaking, migratie alsmede al hetgeen de gemeenschappelijke markt bevordert. Het leidende en aan een soort “Europese Raad van State” expliciet te maken principe moet hierbij zijn, dat de som der delen altijd meer op moet leveren dan de individuele stukjes daarvan. Europa moet er dus beter van worden en de regelgeving zal de burgers en de staten direct moeten binden. Consequente toepassing van dit uitgangspunt voorkomt dat nationale parlementen zich bezig gaan houden met zaken welke in “Brussel” al zijn besloten en hier dus niet hun eigen, van de Europese beleidslijn afwijkende en daarmee de vrije markt belemmerende, eigen saus over heen gieten. Al het andere (pensioenen, industrie politiek, onderwijs, sociale zekerheid, infrastructuur etc.) zal op nationaal niveau dienen te worden geregeld. Hiermee ontstaat een heldere afbakening van bevoegdheden, duidelijkheid in de verantwoordelijkheden en zal burgers ook daadwerkelijk iets te kiezen geven als er verkiezingen plaatsvinden.

Er dient een nieuwe visie op Europa te worden ontwikkeld die de kansen en mogelijkheden van de gemeenschap vergroten, zonder door te schieten in een onnodige bemoeizucht en centralisme. Ieder land zal daar over het geheel gezien beter van worden, hoewel er ontegenzeggelijk veel voor nationale politici veranderen zal. Het opschudden van de huidige status quo zal weerstand oproepen, maar is wel hard nodig en zal continue en consistente communicatie vergen. In dat licht verbaast het mij ook niet dat Alexander Pechtold van D’66 en overtuigd Europeaan, de verwachtingen tempert met betrekking tot de snelheid waarin een en ander zal kunnen plaatsvinden. Het zal inderdaad veel tijd kosten en geduld vergen, maar een weg terug is er niet. 

Posted
AuthorMark Goudsmit