Na in de vorige delen uit deze reeks de grootste partijen (dat wil zeggen zij met 5% of meer van de stemmen) op basis van de doorrekeningen van het CPB tegen het licht te hebben gehouden, verken ik in dit laatste deel de coalitiemogelijkheden, zet ik de belangrijkste thema’s per partij op een rij en heb ik de uitkomsten van de doorrekening van de partijprogramma’s onderling vergeleken.

Zoals bekend is Nederland een coalitieland. Een partijprogramma is onder dergelijke omstandigheden niet veel meer dan een voorlopige positionering in een langer proces van coalitievorming. De verkiezingen zijn daarin slechts de eerste stap. Na de verkiezingen wordt een informateur benoemd. Die moet op basis van de verkiezingsuitkomst onderzoeken welke combinaties van partijen tot een mogelijke regering kunnen leiden en vervolgens (en daar kunnen soms best een aantal informateurs overheen gaan) hoe tussen de partijen die op enig moment de meest haalbare coalitie lijken op te leveren, verschillen in standpunten overbrugd kunnen worden. Dit is de periode van loven en bieden; hier zal moeten blijken of standpunten die ingenomen zijn voorafgaande aan de verkiezingen echt hard zijn, of juist onderhandelbaar. Nu zal duidelijk worden of een fractievoorzitter bruggen durft te bouwen of vasthoudt aan de veiligheid van het programma van zijn partij. Als dit alles een conceptregeerakkoord oplevert zal een formateur benoemd worden die het kabinet moet samenstellen en het regeerakkoord fijnslijpen. Uiteindelijk gaat het er dus om hoe partijen omgaan met eerder in hun partijprogramma’s ingenomen standpunten. Eraan vasthouden betekent onherroepelijk een rol in de oppositie en er juist te veel van inleveren zaait teleurstelling bij de achterban en resulteert mogelijk zelfs in het door de leden van de partij afwijzen van een regeerakkoord waar de fractievoorzitter zijn steun aan heeft gegeven.

Hieronder tracht ik, op basis van de data die nu aanwezig zijn, het proces van de kabinets(in)formatie fase voor fase door te lopen.

Stap I: Welke combinaties zijn denkbaar?

Vooralsnog staat het centrumrechtse blok (VVD, D66 en CDA) er het sterkst voor. Op basis van de laatste peilingen (Peilingwijzer 10 maart 2017) heeft dat blok 40,7% van de stemmen. Uitgangspunten verschillen weliswaar op belangrijke onderdelen van elkaar, onderling moet hier echter zonder meer uit te komen zijn. Anderzijds, welke combinaties zijn mogelijk vanuit een links collectief? Samen hebben GroenLinks, PvdA en SP 27,9% van de stemmen. Geen van de blokken heeft dus zelfstandig de meerderheid. Partijen zullen derhalve op zoek moeten gaan naar partijen waarmee ze samen wel inhoudelijk een meerderheid bereiken kunnen.

Duidelijk is dat het behoudend rechtse blok (PVV, VNL, Forum voor Democratie) niet aan regeren toekomt. Zelf zijn ze te klein (15,4% exclusief SGP) om een vuist te maken en hun standpunten nodigen ook niet uit tot coalitievorming met enige andere combinatie van partijen. Op basis hiervan is de volgende voorlopige schets te maken van mogelijke combinaties van partijen met een meerderheid in de Tweede Kamer:

Geen combinatie is mogelijk zonder dat er ideologische verschillen overbrugd moeten worden. Welke combinatie gaat ontstaan hangt geheel af van de bereidheid en politieke moed van partijen om eigen standpunten in te slikken en die van andere partijen te accepteren. Het is een strijd tussen pragmatisme en principes. Meeregeren en eigen standpunten kunnen verwezenlijken versus patstellingen, herverkiezingen en/of het populisme in de kaart spelen.

Het ligt voor de hand dat de VVD als grootste partij (volgens de peilingen) als eerste mag proberen een kabinet samen te stellen. Mijn eigen inschatting is dat dit, zeker in eerste instantie, moeilijk gaat worden. Hoe bereid is de PvdA nog om opnieuw regeringsverantwoordelijkheid te dragen na de afstraffing die ze deze verkiezing lijkt te ondergaan? Kan GroenLinks van haar groene wolk afkomen en medeverantwoordelijkheid dragen voor echte politieke dilemma’s, ook al ben je het er niet helemaal mee eens? Ongeacht welke combinatie er uiteindelijk gaat regeren, D66 en CDA zullen er altijd bij zijn. Als zij dat zonder de VVD willen doen, moeten ze echter wel met de SP in zee willen gaan. Hoewel dat vooralsnog onwaarschijnlijk lijkt, is het ook weer niet uit te sluiten dat de eigen ambities van D66 en CDA zodanig zijn dat zij bereid zijn dit avontuur aan te gaan. Bij de huidige peilingen lonkt dan voor een van beide lijsttrekkers immers het premierschap en welke partijleider is daar nu helemaal ongevoelig voor? Tegelijkertijd is het de realiteit dat er maar één premier kan zijn, waardoor het succes van de een het verlies van de ander betekent. Doordat beide partijen elkaar in de peilingen nauwelijks ontlopen, wordt het des te interessanter of Buma en Pechtold erin slagen in de laatste dagen naar de verkiezingen nog oog te houden voor hun andere opponenten, in plaats van alleen voor elkaar. Dit wedstrijdje kan daarmee nog invloed krijgen op het verloop van de verkiezingen en de daaropvolgende formatie.

Stap II: Hoofdthema’s die overeenstemming behoeven

Laten we vervolgens kijken wat de programma’s van de verschillende partijen zeggen over de diverse thema’s die ik heb geïdentificeerd in mijn eerste deel van deze reeks als kernthema’s voor deze verkiezingen. De nuance heb ik hierbij gemeden, het gaat erom wat in hoofdlijnen de positie van een partij is op een bepaald thema. Daar waar partijen op hoofdlijnen bij elkaar in de buurt komen, heb ik de tekst in betreffend vakje vetgedrukt.

Hieruit blijkt dat er een behoorlijk aantal thema’s is waarover een redelijke consensus bestaat. Dit neemt niet weg dat bijvoorbeeld het milieu voor GroenLinks en D66 belangrijk genoeg zijn om daar, in coalitiebesprekingen, extra aandacht voor te vragen. Op het vlak van de zorg en arbeidsmarkt zijn er duidelijke accentverschillen, net zoals dat rond de bevoegdheden van Europa het geval is. Dit zijn zaken waar in de formatie hard over onderhandeld zal worden en het is geenszins duidelijk of en hoe partijen daaruit zullen komen. 

Stap III: Concept coalitieakkoord

Als er al overeenstemming is over de belangrijkste thema’s, dan is er nog een hoop werk te verrichten als het gaat om het overbruggen van verschillen in benadering die de partijen gekozen hebben om hun beleidsinitiatieven te implementeren. Dit is de volgende hobbel die een informateur moet nemen. Kijkend naar de programma’s blijkt dat vooral aan de linkerkant van het politieke spectrum op onderdelen potentieel veel weerstand kan zitten. Dit wordt het beste geïllustreerd door te kijken naar de financiële impact van de diverse beleidsinitiatieven van de verschillende partijen. Hoe omvangrijker deze zijn, hoe lastiger het is hier overeenstemming over te bereiken. Het is daarbij volstrekt onvoldoende om alleen te kijken naar het saldo van de ombuigingen respectievelijk van de lasten. Per saldo kan een en ander weliswaar meevallen, maar dat betekent nog niet dat het waslijstje beleidsinitiatieven dat optelt naar een saldo, niet een enorme druk op de verschillende begrotingen en de overheidsorganisatie kan leggen. In onderstaand gecomprimeerd overzicht heb ik getotaliseerd wat de omvang is van initiatieven die leiden tot uitgaven (in onderstaand overzicht aangeduid als EMU-neg(atief)) en die welke leiden tot opbrengsten (hieronder aangeduid met (EMU-pos(itief)). Het uitgebreide overzicht naar de verschillende beleidsonderwerpen en lastencategorieën is hier te vinden. 

Laten we GroenLinks als voorbeeld nemen. Het totaal van de initiatieven die drukken op de overheidsuitgaven is €66,7 mld. (het totaal van de kolom EMU-neg), de initiatieven die de overheidsbegroting geld opleveren komen op een totaal van €55,0 mld. (het totaal van de kolom EMU-pos). Samen is dit een pakket maatregelen met een omvang van €121,7 mld. (€66,7 mld. plus €55 mld.). Afgezet tegen een rijksbegroting van in totaal €264,4 mld. is dat een enorm bedrag aan ombuigingen en lastenverschuivingen, wat leidt tot een groot aantal ingrijpende acties op ministeries en in begrotingen. Als je bedenkt dat dit totale pakket maatregelen van GroenLinks in de volgende kabinetsperiode per saldo ‘slechts’ voor €11,7 mld. op het EMU-saldo* drukt en op langere termijn zelfs slechts voor €2,0 mld., dan lijkt het allemaal mee te vallen, maar feitelijk wordt er een hoop op de schop gegooid en is het niet moeilijk voor te stellen dat dit in de formatie enorm verstorend werken zal. Wat geldt voor GroenLinks geldt uiteraard ook, maar in mindere mate, voor PvdA en SP.

Als we de financiële gevolgen van de beleidsvoornemens van het CDA daartegenover stellen dan wordt echt duidelijk wat ik bedoel. De totale omvang van de beleidsinitiatieven bij het CDA bedraagt €19,5 mld. (totaal EMU-neg kolom) plus €9,1 mld. (totaal EMU-pos kolom) is €28,6 mld. Daar zit vergeleken met GroenLinks een kloof van €93,1 mld. tussen.

Bij de onderhandelingen in de kabinetsformatie moet er uiteindelijk een beleidspakket uitkomen waar iedereen zich in vinden kan. De verschillen in aanpak van partijen (die uiteindelijk in het voorbeeld met CDA en GroenLinks zou leiden tot een kloof van €93,1 mld.) en waarschijnlijk nog een hoop andere zaken van meer principiële aard, moeten gedurende die onderhandelingen overbrugd worden. Waar ik in eerste instantie in het tweede deel van mijn reeks op basis van de doorrekeningen van het CPB nog betrekkelijk positief was over de mogelijkheden van GroenLinks om mee te kunnen regeren, ben ik daar nu beduidend somberder over. Het zal heel moeilijk zijn bruggen te slaan vanuit het centrumrechtse kamp naar GroenLinks, de PvdA en zeker de SP. Door de bij de laatstgenoemde partijen aanwezige hang naar maakbaarheid (het door overheidsbeleid ingrijpen in de samenleving, markt, etc.), bestaat het risico dat onderhandelingen hierdoor potentieel op slot kunnen gaan zitten.

Tot slot

Hoe het gaat lopen weten we natuurlijk nog niet. Een aantal zaken lijkt inmiddels wel duidelijk:

  • de kabinetsformatie zal zeer gecompliceerd en moeizaam worden vanwege de grote verschillen in ideologische uitgangspunten en benadering tussen de centrumrechtse partijen en die van progressief links;
  • D66 en CDA hebben de beste kaarten in handen om een sleutelrol in de formatie te spelen;
  • naast Rutte zijn er ook (kleine) kansen voor Buma en Pechtold in de race om het premierschap;
  • het aantal partijen dat nodig is om te regeren is minimaal 4;
  • een stem op de PVV en partijen met een vergelijkbare ideologie levert hun geen macht en invloed op;
  • de zwevende stem kan de uitslag nog behoorlijk op zijn kop zetten (heeft Wilders nog een verassing voor ons in petto gedurende de laatste dagen voor de verkiezingen?);
  • GroenLinks kan zichzelf uitroepen als winnaar van de verkiezingen met een winst van 8,2% van de stemmen (op basis van de laatste peilingen); de PvdA zal het grootste verlies incasseren met 17,2% minder stemmen;
  • alle in dit artikel getoonde combinaties kunnen rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer.

Vorenstaande roept wederom de vraag op of we het allemaal niet veel te ingewikkeld maken. Waar dient deze voor gewone burgers niet te begrijpen stoelendans toe, waarin niemand zijn uitgebrachte stem achteraf in de uitkomst terug kan vinden? Als ik moet kiezen tussen een brede en daarmee pluriforme schakering aan partijen in de Kamer enerzijds, en herkenbaarheid van beleid en bestuurbaarheid van het land anderzijds, dan kies ik zonder aarzeling voor het laatste. Nogmaals verwijs ik voor de verdere argumentatie hiervoor naar mijn eerdere artikel ‘Democratie voor Nederland 2.0’ van vorig jaar, waarin ik voor een meer op Scandinavische leest geschoeide inrichting van ons parlementaire systeem pleit.

 

Begrippenlijst