In het eerste en tweede deel van mijn reeks over de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart a.s. heb ik het diverse politieke landschap verkend waarin vier op basis van wereldbeschouwing verschillende partijblokken te onderscheiden waren. Tevens heb ik mijn visie gegeven over de programma’s van PVV, 50PLUS, GroenLinks, PvdA en SP. De eerste twee partijen hadden ervan afgezien hun programma’s te laten doorrekenen door het Centraal Planbureau; de laatste drie hebben dit wel laten doen. In dit deel ga ik in op de drie partijen die ik tot het centrumrechtse blok reken: VVD, D66 en CDA.
VVD
De VVD slaat een bijzonder positieve toon aan in haar partijprogramma. Uit het programma stijgt een bloemetjeslucht op: “… (het) is erop gericht om dat fantastische Nederland nog beter te maken. Een programma dat ervoor wil zorgen dat we beschermen wat we met elkaar hebben opgebouwd, dat ervoor zal zorgen dat mensen het stapje voor stapje steeds beter krijgen en dat we een land blijven waar het fijn leven, wonen en werken is”. Hoe tevreden de VVD zich ook betoont met het landje waarin we leven (en hoe goed zij heeft hervormd de afgelopen vier jaar), zo weinig zeggend is dit alles. De vraag die de VVD ons via haar verkiezingsprogramma stelt is “wat voor soort mensen en wat voor soort land wij eigenlijk willen zijn”. Het land van de VVD staat slechts bij grote uitzondering open voor vluchtelingen, wordt bedreigd door een gebrek aan (inter)nationale orde en stabiliteit, vindt de Europese Unie noodzakelijk maar op een aantal terreinen te overheersend, heeft een stevig fundament in de rechtsstaat en laat je de vrijheid te zijn wie je wil (behalve als je niet integreert). De VVD zet in op het verlagen van drempels om vast werk aan te bieden, in plaats van deze te verhogen en wil ons meer invloed geven over ons pensioen en de AOW flexibeler maken. De cultuursector, de publieke omroep inbegrepen, kan volgens de VVD best meer op eigen benen staan, het werkt creativiteit en ondernemerschap in de hand. De VVD ziet de gezondheidszorg als een collectieve voorziening, waar mensen echter wel medeverantwoordelijkheid voor dragen. Hoge kwaliteit van de zorg kan uiteindelijk niet worden gegarandeerd zonder eisen te stellen aan het systeem van financiering daarvan. De VVD ontkent klimaatverandering niet en onderschrijft de noodzaak tot energietransitie, echter zij meent kennelijk dat we met de huidige afspraken op de goede weg zijn en geen verdere intensivering* (structurele verhoging) van uitgaven of stimulering van milieubewust gedrag nodig is.
Het programma van de VVD bevat betrekkelijk weinig verrassende elementen of initiatieven. Het lijkt erop alsof het bij de VVD nog steeds crisis is, zo sober is het. Het genereren van werk in de marktsector is echter wel een belangrijk thema. Hiervoor zal bestaande regeldruk moeten worden afgebouwd en zullen voorzieningen worden versoberd. Vaag blijft of er in het Nederland van de VVD ook ruimte is voor mensen aan de onderkant van de maatschappij. Veel zal afhangen van de voorzieningen die de VVD treft om een minimale beloning te kunnen garanderen en het risico van tijdelijke werkeloosheid op te vangen. Het is duidelijk dat als iemand om wat voor reden niet in staat is om in zijn eigen inkomen te voorzien, het Nederland van de VVD een kille omgeving biedt.
De hoofdpunten van het beleid en de gevolgen daarvan op de langere termijn zijn door mij als volgt samengevat:
CPB-doorrekening partijprogramma VVD
Conclusie ten aanzien van het beleidspakket van de VVD
Het belangrijkste wapenfeit van de VVD is dat zij de kampioen is in het genereren van banen op lange termijn. Het CPB berekent dat de plannen van de VVD resulteren in een structurele werkgelegenheidswinst ten opzichte van het basispad* (economische ontwikkeling bij ongewijzigd beleid) van in totaal 245.000 banen. Dit cijfer zegt niets over de kwaliteit van betreffende banen, het geeft slechts een kwantitatieve indicatie van de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Ik kan niet overzien of de demografische ontwikkelingen, zeker als daar de vergrijzing in wordt betrokken, een dergelijke toestroom ook echt reëel mogelijk maken. Waar in 2015 het aantal personen met een leeftijd tussen 20 en 65 ruim 10 miljoen was, is dat volgens prognose van het CBS bij een totale bevolkingsgroei van ca. 1 miljoen in 2060 nog maar 9,5 miljoen.
Een ander, en hier waarschijnlijk aan gerelateerd, punt is dat de inkomensongelijkheid, zoals belichaamd in de Gini-coëfficiënt*, bij de VVD als een van de weinige partijen toeneemt met 2,1%-punten ten opzichte van het basispad*. Hoewel de Nederlandse inkomensongelijkheid in vergelijking met andere landen laag is, is het wel zaak dat dit zo blijft. Te grote inkomensongelijkheid is (potentieel) een belangrijke oorzaak voor onrust in de maatschappij en op het huidige niveau zijn de verschillen werkbaar.
De VVD beloont voornamelijk degenen die actief zijn in de arbeidsmarkt (koopkracht +1,2%). Mensen met een uitkering (koopkracht -1,2%) en in mindere mate gepensioneerden (koopkracht +0,4) zijn aanmerkelijk slechter af.
De VVD heeft duidelijk voorgesorteerd op regeringsverantwoordelijkheid en zal op basis van de laatste peilingen ook graag de premier leveren voor de komende kabinetsperiode. Of dit ook lukken gaat is zeer afhankelijk van de vraag waar D66 en CDA zelf staan in hun voorkeur van coalitiepartners. Wat voor de VVD harde punten zijn in hun programma en waar onderhandelingsruimte zit valt op basis van dit programma moeilijk te zeggen, maar ik vermoed dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt een belangrijk punt wordt.
D66
Het verkiezingsprogramma van D66 ademt optimisme uit zonder dat de problemen worden miskend waar Nederland ook mee te maken heeft. Ook D66 sorteert voor op regeringsverantwoordelijkheid en doet dat met een gebalanceerd programma waarin realiteitszin de boventoon voert. Zij richt zich hierbij op het scheppen van randvoorwaarden die Nederland toekomstvast moet maken. In de eerste plaats door onderwijs in te zetten als middel om tweedeling in de maatschappij te voorkomen en individuele kansen te vergroten. In de tweede plaats door een samenhangend grensoverschrijdend milieubeleid na te streven (hoewel de voorgenomen sluiting van kolencentrales de berekeningen van het CPB niet hebben gehaald). Ten derde door de kloof tussen vast en flexibel werk te verkleinen, de lasten voor werkgevers te verlagen en in samenhang met het creëren van een sterk vangnet ervoor te zorgen dat mensen niet buiten de boot vallen. D66 kiest in de vierde plaats, meer dan welke andere partij ook, voor Europa en de wereld. In plaats van vast te houden aan schijnsoevereiniteit ziet D66 meer in het oplossen van problemen en creëren van kansen daar waar dit het meeste effect heeft. Zij loopt daarbij niet weg voor verantwoordelijkheid en vindt bijvoorbeeld dat vluchtelingen een menswaardige opvang verdienen en dat Nederland haar opname van kwetsbare vluchtelingen substantieel verhogen moet. Tot slot zet D66 in op wat zij zelf ‘actief publiek leiderschap’ noemt. Net zomin als dat ze gelooft in een steeds verder terugtredende overheid, gelooft D66 ook niet in een overheid als geluksmachine. De overheid moet terugtreden daar waar het kan, maar dient kaders te stellen waar het moet of waar het algemeen belang of het investeren in de toekomst hierom vraagt.
Als enige partij refereert D66 aan populisten, hun cynische eigenbelang, hun valse beloften en het door hen bewust creëren van wantrouwen tussen mensen. Hierin en in haar zeer expliciete steun aan (maar niet kritiekloos omarmen van) Europa alsmede door haar inzet voor wetgeving rond een menswaardige euthanasie, onderscheidt D66 zich van alle andere partijen.
Ook in een ander opzicht is D66 onderscheidend gebleken. Zij heeft de afgelopen kabinetsperiode vaak verantwoordelijkheid genomen voor noodzakelijk beleid om de economische crisis het hoofd te bieden. Toekijken is eenvoudiger en daarmee potentieel minder risicovol. Toch is de waardering die D66 in eerste instantie bij de kiezer oogstte bijna zo goed als verdampt. Waar D66 in april 2014 nog mocht rekenen op bijna 17,5% van de stemmen in de peilingen en daarmee op dat moment de populairste partij van het land was, is dat inmiddels teruggezakt naar 11,9% (nog altijd 3,9% meer dan bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012). Het is niet duidelijk waar deze terugval sinds 2014 door wordt veroorzaakt, maar het is zeker het onderzoeken waard.
De hoofdpunten van het beleid en de gevolgen daarvan op de langere termijn zijn door mij als volgt samengevat:
CPB-doorrekening partijprogramma D66
Conclusie ten aanzien van het beleidspakket van D66
Het is opvallend hoe evenwichtig D66 scoort in de doorrekeningen van het CPB. Nergens gaat ze er met de ‘eerste prijs’ vandoor. De koopkracht van de inkomens in de hogere middenklasse valt, in vergelijking met andere partijen in mijn vergelijking, iets tegen.
Op langere termijn is het werkgelegenheidsplaatje van D66 positief, de inkomensongelijkheid neemt ten opzichte van het basispad* met 1,7% licht af en het houdbaarheidssaldo* van de overheidsfinanciën is, alhoewel licht negatief, acceptabel.
Hiermee is gelijk ook de vraag beantwoord of de doorrekening van het programma van D66 aanleiding zal geven tot onoverkoombare obstakels op weg naar coalitievorming. Van alle onderzochte partijen lijkt D66 zich het nadrukkelijkst gepositioneerd te hebben om niet overgeslagen te worden in het aanvaarden van regeringsverantwoordelijkheid.
CDA
Uit het verkiezingsprogramma van het CDA blijkt dat deze partij terug wil naar de grote vraagstukken die er voor mensen echt toe doen en af wil van de politieke verlegenheid om morele keuzes te maken. Ze tracht hiermee een morele positie te claimen die ze, naar mijn mening, vervolgens op geen enkele manier weet waar te maken. Het blijft bij lezing van het verkiezingsprogramma namelijk volstrekt onduidelijk aan welke echt onderscheidende vraagstukken en keuzes het CDA refereert. Dat is jammer, zeker omdat het CDA er een punt van tracht te maken dat het de premier aan moreel leiderschap zou ontbreken. Juist omdat het CDA zich onthouden heeft van het uitsteken van een actief helpende hand toen het land dat gedurende de recente crisis het hardste nodig had en kansen had haar eigen ideeën over de juiste koers op dat moment te verwezenlijken, is een dergelijk verwijt des te opmerkelijker. Het CDA laadt hiermee de verdenking op zich, zich in te laten met moreel leiderschap onwaardig politiek opportunistisch gedrag, goedkope oneliners en holle retoriek.
Voor het CDA gaan deze verkiezingen over de keuzes voor het land dat we willen doorgeven. Daarin spelen sterke gemeenschappen, zorg voor elkaar en waarden en tradities een grote rol. Een samenleving die gebouwd is op een stevig fundament van families en gezinnen en waar opbrengsten en lasten eerlijk worden gedeeld. Zo beschouwd geeft het CDA een Nederland door, dat ze van haar grootouders geërfd heeft en dat is dan ook meteen mijn kritiek op de positionering van haar boodschap. Voor het CDA is het gezin nog steeds de hoeksteen van de samenleving en de vraag is of deze boodschap politiek gezien, mede door de toch wat belerende, schoolmeesterachtige toon daarvan, in deze tijd en onder de huidige omstandigheden nog voldoende aanspreekt en zelfs niet als nostalgisch populisme kan worden gekenschetst.
CPB-doorrekening partijprogramma CDA
Conclusie ten aanzien van het beleidspakket van het CDA
Uit de doorrekeningen van het CPB blijkt dat de solidariteit met de laagste inkomens en uitkeringsgerechtigden, zij die deze waarschijnlijk het hardst nodig hebben, geen prioriteit is voor het CDA. Deze groep gaat er ten opzichte van de andere inkomensklassen, werkenden en gepensioneerden, relatief het minst op vooruit. Voor die andere groepen ziet het koopkrachtplaatje er een stuk beter uit bij het CDA. De eenzijdige koopkrachtverbetering van de modale- en hogere-inkomensgroepen in de plannen van het CDA, leidt ertoe dat de inkomensongelijkheid toeneemt met 0,4%-punt ten opzichte van het basispad*.
Verder valt op dat het CDA in de doorrekeningen van het CPB niet goed lijkt te presteren op het creëren of zelfs vasthouden van werkgelegenheid. De meest waarschijnlijke oorzaak hiervoor is dat ze de zekerheid van vast werk prefereert boven het wegnemen van risico’s voor werkgevers om personeel in dienst te nemen. Hoewel ze terecht bepleit dat ook zzp’ers bij moeten dragen aan de collectieve voorzieningen, zou het (wellicht zelfs juist daarom en in combinatie daarmee) goed zijn drempels die ‘vaste’ contracten in de weg staan te slechten en modernere arbeidsvormen te omarmen.
Het houdbaarheidssaldo* is €5,0 mld. negatief ten opzichte van het basispad*. Als belangrijkste oorzaken daarvan kunnen worden aangevoerd de intensivering* van de uitgaven voor defensie, veiligheid en de invoering van de maatschappelijke dienstplicht.
Vorenstaande zal naar mijn overtuiging echter geen belemmering vormen om deel te nemen aan coalitiebesprekingen en regeringsverantwoordelijkheid na te streven. Het is voor een partij als het CDA niet goed hiervan te lang verstoken te blijven. Oppositie voeren voelt na een verkiezingsnederlaag als in 2012 wellicht louterend, het is echter niet een rol waar het CDA goed in is of raad mee weet. Het plaatst de partij te veel buiten de realiteit van het bestuur: de gevolgen daarvan laten zich overduidelijk zien in het huidige programma en zijn hierboven voldoende becommentarieerd.
In het volgende en laatste deel van deze reeks dat omstreeks 12 maart verschijnt, probeer ik wat overzicht te creëren en ook voorbij 15 maart te kijken; naar de lange en moeizame kabinetsformatie die ons land vermoedelijk te wachten staat.
Gehanteerde begrippen