Poster bij een Russische marinebasis in Tartus, Syrië met de tekst: "Het is tijd voor mannelijkheid en echte mannen"
De rol van Rusland en China in de internationale wapenhandel
Waar de opstelling van de Verenigde Staten bol staat van spanningen tussen mensenrechten en geopolitieke realiteit, pragmatisme en opportunisme, mag zeker niet voorbijgegaan worden aan de rol die zowel Rusland als China spelen in de internationale wapenhandel.
Niet op de vingers gekeken door politieke tegenkrachten zoals dat wel het geval is met westerse democratieën, is het waarschijnlijk dat het aandeel van Rusland en China in de rapportages van het gezaghebbende Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) relatief onderbelicht is en dat deze landen een groter aandeel in de internationale wapenhandel hebben dan op basis van de openbare documentatie blijkt. Het grote aantal Russische Kalashnikov en Chinese Norinco aanvalsgeweren dat zijn weg weet te vinden naar, al dan niet staatsrechtelijk erkende rebellenleiders, guerrillagroepen en/of terroristenbendes is op z’n minst verrassend. De kosten van deze wapens zijn weliswaar relatief beperkt, de impact is des te groter. In combinatie met lichte artillerie, snelvuurkanonnen gemonteerd op snelle en wendbare terreinwagens, kan met beperkte middelen een behoorlijk effect worden gerealiseerd. Het gebruik is simpel en vereist betrekkelijk weinig voorbereiding of training. Helaas vinden deze wapens vaak hun weg naar landen en gebieden waar het bestuur instabiel en corrupt is en waar zowel politiek, economisch als sociaal wat te halen valt. Niet zelden zijn dit landen waar de mensenrechtensituatie slecht is, westerse democratieën geen of onvoldoende vat op hebben of waar deze laatste om opportunistische redenen (vaak vanwege de aanwezigheid van natuurlijke grondstoffen) teveel ‘de andere kant op hebben gekeken’. Voor landen als Rusland en China zijn dit ideale omstandigheden om destabiliserend op te treden, ongeacht of het gaat om het bevorderen van een (misschien zelfs wenselijke) ideologische omwenteling of om het meeliften op nietsontziend economisch gewin.
Op een gewogen gemiddelde basis blijkt dat Rusland en China wat hun wapenexport betreft relatief gezien 'slechtere vrienden' hebben dan de Verenigde Staten en westerse democratieën in het algemeen. Dit blijkt uit onderstaande vergelijking waarbij ik een ‘mensenrechtencijfer’ heb toegekend aan het exporterende land, op basis van de mensenrechtensituatie van de landen die hun wapens importeren afgezet tegen het volume van die import. Hoe hoger het mensenrechtencijfer is, hoe slechter het is gesteld met het gemiddelde niveau van de mensenrechtensituatie in de landen waarnaar wordt geëxporteerd. Voor de Verenigde Staten resulteert dit in een mensenrechtencijfer van hun export van 3,45, voor Rusland in 4,48 en voor China in 4,85. Ter informatie en vergelijking heb ik ook Nederland (mensenrechtencijfer 2,28) in dit interactieve overzicht meegenomen (klik op de balk in de grafiek voor meer details over de export door het betreffende land):
Het zou te ver gaan om te stellen dat alleen Rusland en China foute en provocatieve machtsspelletjes spelen om geopolitiek gewin. De Verenigde Staten en hun bondgenoten kunnen er ook wat van, alleen dan vinden ‘wij’ dat al snel normaal en gerechtvaardigd. De val van de muur in 1989, die weer het gevolg was van een door Rusland onmogelijk economisch te behappen wapenwedloop (kruisraketten!) alsmede het stelselmatig met hulp van de katholieke kerk ondergraven van het morele gezag van het communisme, is door de NAVO aangegrepen om de westelijke vleugel van het Warschaupact in te lijven. Hiermee werd Rusland niet alleen zwaar in haar trots als grootmacht gekrenkt, zij raakte hiermee ook in één klap haar militaire overwicht en een belangrijke veiligheidsbuffer in Midden-Europa kwijt. Als er een partij is die een gevoelig gezichtsverlies geleden heeft is het Rusland wel. De Russen, en zeker hun president Vladimir Poetin, zullen dat niet snel vergeten. Het dwingt ze assertief te blijven en voor alles hun eigen politieke en economische belangen veilig te stellen en waar mogelijk uit te breiden. Tegen die achtergrond moeten de Russische activiteiten in de Oekraïne en Syrië ook worden gezien: destabilisatie als wapen tegen de dominantie van de westerse waarden en invloed.
Het onderstreept ook het belang van het creëren van buffers. Hoe verder de westerse militaire macht fysiek verwijderd is van het eigen grondgebied, hoe geruster men is. Dit verklaarde lange tijd de ijver van China en Rusland om Noord-Korea de hand boven het hoofd te houden en te helpen een eigen militaire industrie en nucleaire capaciteit op te bouwen. Hiermee werd en wordt Zuid-Korea (en daarmee de Amerikanen die daar ca. 23.500 manschappen hebben gelegerd) op veilige afstand gehouden. Tot 1996 is de steun van de Chinezen en Russen aan Noord-Korea nog enigszins gedocumenteerd, daarna is het voor SIPRI kennelijk onmogelijk geweest hier voldoende inzicht in te krijgen. Gelet op de snelle ontwikkeling van de Noord-Koreaanse nucleaire-, conventionele- en rakettechnologie in de afgelopen jaren en maanden kan het niet anders dan dat er op zijn minst énige overdracht van technologie en materiaal heeft plaatsgevonden. Het is daarom niet overdreven te stellen dat de huidige crisis tussen Noord-Korea en de Verenigde Staten niet had bestaan zonder de langjarige steun van de Chinezen en de Russen aan de Noord-Koreanen op economisch, militair en geopolitiek vlak (zoals bijvoorbeeld door veto’s in de Veiligheidsraad!). Deze brand is mede door China en Rusland aangestoken en het blijft afwachten of, en zo ja hoe en wanneer ze echt (nog kunnen!) ingrijpen. Als die brand overslaat naar de regio, zijn zij inmiddels te laat om als brandweermannen op te treden en staat het bestaan van vele onschuldige burgers op het spel. Het helpt daarbij in ieder geval niet dat zowel de grote leider van Noord-Korea als de president van de Verenigde Staten diplomatiek onervaren en onberekenbaar zijn en dat de wereld afhankelijk is van het vermogen van hun omgeving om erger te voorkomen.
Conflicthaarden
Aangezien westerse democratieën gebouwd zijn op het fundament van mensenrechten en dat de basis is van hun gemeenschappelijke wereldorde, is het niet verwonderlijk dat de Russen en Chinezen vooral bondgenoten zoeken bij en in landen waar die principes minder gemeengoed zijn. Overal waar het Westen belangen heeft waar mensenrechten en de rechtsstaat in het geding zijn (dat gaat bijna altijd samen), zijn er 'rafeltjes' waar Rusland en China garen bij kunnen spinnen. Hier ligt de werkelijke kwetsbaarheid van het Westen: haar afhankelijkheid van grondstoffen en inmiddels goedkope arbeid in delen van de wereld waar zij geen stempel drukken kan op de politieke verhoudingen en mensenrechtensituatie. Liever dan principieel en consequent de stekker uit het stopcontact te trekken, ontstaat uit geopolitieke nood en economische behoefte een situatie van gedogen van, en door het leveren van wapens en militaire kennis en diensten te vaak medeplichtigheid aan, het instandhouden van foute regimes. Zo slaat de morele balans om. In plaats van de hoeder van universele waarden te zijn, wordt het Westen de opportunistische en hypocriete suikeroom van het tegendeel. Dit is de voedingsbodem waar Rusland en China zaadjes planten voor revolutionaire (al dan niet van (zogenaamde) religieuze aard) en terroristische tegenkracht.
Rusland, China maar ook de Verenigde Staten stoken vuurtjes op in omgevingen waar conflicten, zonder steun van buitenaf, nooit de omvang zouden hebben bereikt die ze nu wel hebben. De Economist Intelligence Unit (EIU) brengt jaarlijks, onder de vlag van de door Vision of Humanity uitgebrachte Global Peace Index, in kaart in welke mate landen verwikkeld zijn in binnenlandse dan wel internationale conflicten. Hoe omvangrijker en gewelddadiger een conflict, hoe hoger het cijfer dat de EIU eraan toekent.
Grootmachten als de Verenigde Staten, Rusland en China ontkomen door hun geopolitieke eigenbelang niet aan conflicten (hier staan te veel economische en politieke afwegingen in de weg), maar het mag niet uit het oog worden verloren wat dat aan brandhaarden teweegbrengt in die delen van de wereld waar zij hun activiteiten ontplooien. Niet toevallig zijn de gebieden waar de intensiteit van conflicten hoog is (twee of hoger op de door EIU ontwikkelde schaal van de conflictindex) vaak dezelfde landen waar het met de mensenrechtensituatie slecht is gesteld. De toename van wapens naar die gebieden, levert letterlijk ammunitie op voor gewapende en gewelddadige conflicten waar ‘gewone’ burgers met lijf en goed de dupe van worden. Anders geformuleerd, hoe slechter het is gesteld met de mensenrechten, hoe groter de kans op betrokkenheid bij conflicten, met alle gevolgen van dien. Ter illustratie van dit punt heb ik voor alle landen waarover voldoende informatie voorhanden is, de mensenrechtensituatie (op basis van het onderzoek door Freedom House) afgezet tegen de betrokkenheid bij conflicten (op basis van het onderzoek van de EIU). De onderstaande grafiek spreekt voor zich: naarmate de mensenrechtensituatie in een bepaald land achter blijft, is de kans dat het betrokken is in een ernstig conflict groter (door op de punten in de grafiek te klikken wordt de naam van het betreffende land zichtbaar).
De hierboven met naam genoemde landen zijn alle gevestigd in het Midden-Oosten: een brandhaard met enorm veel spanning en met potentieel nog grotere problemen dan zich nu al manifesteren. Religieus fanatisme, funeste mensenrechtensituatie en een overvloed aan middelen om wapenaankopen te doen. Een zeer explosieve cocktail, met mogelijk desastreuze gevolgen voor de inwoners van die regio. In het laatste deel van deze serie ga ik verder op deze situatie in.