Defence & Security Equipment International beurs 2015 (photo: www.defencephotography.com)
De totale omvang van de wereldwijde wapenexport wordt door het gezaghebbende Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) over het (hiervoor laatst beschikbare) jaar 2014 geschat op tenminste $94,5 miljard. Hier is niet de waarde inbegrepen van wapens die landen produceren voor ‘eigen gebruik’. Het is lastig hiervan de totale omvang te meten, maar in een publicatie van december 2016, schat SIPRI op basis van de haar beschikbare gegevens dat de omzet van de top 100 bedrijven die wapens produceren en militaire diensten verlenen over 2015 een gezamenlijke omzet hadden van iets meer dan $370 miljard. Het totale wereldwijde volume van de militaire uitgaven (inclusief instandhouding legers, materialen, diensten, brandstoffen, munitie, etc.) over 2016 wordt door SIPRI geschat op bijna $1.686 miljard. Dat is evenveel als het gezamenlijke bruto binnenlands product (bbp) van de 122 armste landen van de wereld en $150 miljard meer als het totale bbp van Canada, het tiende rijkste land ter wereld!
Wapenhandel staat niet bekend als de meest transparante vorm van handel. Waar wellicht nog redelijk nauwkeurige bronnen aanwezig zijn met betrekking tot wat er wordt geleverd aan derde landen, is het veel lastiger uitspraken te doen over de waarde daarvan. Vaak wordt er betaald, maar het komt ook voor dat wapens ter beschikking worden gesteld in ruil voor bijvoorbeeld grondstoffen of als onderdeel van een strategische alliantie, en dat de waarde niet wordt gecommuniceerd. Om deze reden wordt de bovengenoemde schatting van $94,5 miljard gezien als de onderkant van de waarde van wat daadwerkelijk geëxporteerd wordt. Daarnaast geeft het cijfer weinig inhoudelijke informatie. Een wapen gemaakt in de Verenigde Staten is in het algemeen duurder dan eenzelfde wapen dat in bijvoorbeeld China wordt geproduceerd. Dat maakt het lastig om inzicht te krijgen in de gevechtskracht van individuele staten en de rol daarbij van de individuele exporterende landen. Om een beter beeld te krijgen van de omvang van de internationale wapenexport heeft SIPRI een eigen systeem ontwikkeld waarbinnen aansluiting wordt gezocht bij feitelijke overdrachten waarover, zoals gesteld, veel meer accurate informatie voorhanden is. SIPRI vergelijkt de specificaties van de geleverde wapens en koppelt hier, wat zij noemen, een Trend Indicator Value (TIV) aan.
De TIV is gebaseerd op de productiekosten van de wapens en waar deze onbekend zijn, worden deze bepaald op basis van de grootte, prestatie (gewicht, snelheid, bereik en munitie), elektronica, motor, bewapening, etc. van het betreffende wapen. SIPRI bepaalt op basis van deze informatie het volume van de wapenstromen tussen landen en kan hiermee ‘marktaandelen’ in import en export en trends in de omvang van de wapenstromen vaststellen (zie voor meer achtergrondinformatie hier). Zo ontstaat er een basis voor vergelijking, die door deskundigen als ‘waarschijnlijk’ de beste bron van betrouwbare en actuele informatie voor trendanalyse wordt bestempeld.
Uit de database van SIPRI kan geconcludeerd worden dat de omvang van de internationale wapenhandel sinds de eeuwwisseling niet zo hoog is geweest als nu. Het aandeel van de Verenigde Staten en Rusland hierin is traditioneel hoog en groeit gestaag. Inmiddels kan meer dan 50% van de totale export van wapentuig aan deze twee landen worden toegeschreven. Het aandeel hierin van de nummer 3 van de wapenexporterende landen (Duitsland) is nog geen 7,5%. Dit geeft een goed beeld van de dominantie van de top 2!
Mensenrechten
De export van wapens is gebonden aan een sterk gereguleerd systeem van vergunningen en onderhevig aan een streng toezicht. Staten willen niet dat wapens in verkeerde handen vallen of technologie gekopieerd wordt. Geen systeem is waterdicht en er zullen dus ongetwijfeld partijen wapens, vooral lichtere, door de mazen van het toezicht slippen. SIPRI neemt echter aan dat het overgrote deel van de exporten gecontroleerd wordt en binnen het raamwerk van toezicht valt.
Het is interessant te zien waar betreffende wapens terecht komen en vooral wat de mensenrechtensituatie daar is. Worden de wapens gebruikt om de burgers te beschermen tegen het kwaad van binnenuit en onheil van buitenaf, of dienen de wapens (mede) om de rechten van eigen burgers in te perken of zelfs geheel te veronachtzamen, en het de staat of fracties daarbinnen mogelijk te maken haar burgers en omgeving te terroriseren? Welke criteria leg je aan om hier een oordeel over te kunnen vormen? Hoe waarschijnlijk is het dat landen die het niet zo nauw nemen met de mensenrechten van hun eigen burgers, zich ten opzichte van hun buren milder opstellen? Hoe stellen die buurlanden zich vervolgens op: angstig (als prooi), assertief (waakzaam of wellicht zelf als jager) of behoedzaam (militair voorbereid/politiek gesteund)? Mensenrechtenschendingen komen het meest voor in tijden van politieke en economische onrust. Er zijn vele indelingen mogelijk om de mensenrechtensituatie in landen te beoordelen en te classificeren, maar voor het gemak sluit ik aan bij de resultaten van het onderzoek van Freedom House die, aan de hand van de in 1948 door de Verenigde Naties aangenomen Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de politieke vrijheid en de mensenrechtensituatie in nagenoeg ieder land in de wereld onderzoekt en beoordeelt (2016: 195 landen).
Hoewel dit niet als een grote verrassing komt wordt pijnlijk duidelijk dat het maken van onderscheid tussen goed en kwaad in de internationale wapenhandel geen al te prominente rol speelt. De mensenrechten van burgers delven steevast het onderspit in bewapeningsbeslissingen als er geopolitieke overwegingen en economische belangen in het spel zijn. Dat blijkt in toenemende mate het geval te zijn. Waar de wereldwijde wapenexport in het jaar 2000 nog voor ruim 44% terecht kwam bij landen waar men (nagenoeg) in vrijheid zijn mensenrechten kon uitoefenen, was dat anno 2016 nog maar voor 24% het geval. Wapens komen nu in toenemende mate terecht in landen waar de mensenrechten beperkt (48%) en zelfs zwaar beperkt (28%) worden.
Mensenrechten en de dwingende wetten van de geopolitiek
Hoe ingewikkeld deze problematiek is, laat het volgende voorbeeld zien. De absolute koning van de wapenexport is de Verenigde Staten, goed voor ruim 31% van de totale export van wapens wereldwijd sinds het jaar 2007. President Obama, die gedurende het grootste deel van die afgelopen 10 jaar president was, was zeer terughoudend in zijn bereidheid oorlog te voeren en was waarschijnlijk meer dan enig president voor hem, actief in het ter discussie stellen van mensenrechten. Het verbaast niet dat mede daarom zijn relatie met Rusland/Poetin en China/Xi geen warme was. Het lijkt er echter op dat de Amerikanen, onder Obama, wel heel erg selectief met hun principes zijn omgegaan. De omvang van de Amerikaanse export van wapens is tussen 2007 en 2016 met 25% toegenomen; veel verontrustender is echter, dat het aandeel daarvan aan landen die beperkt of geen rekening houden met mensenrechten is gestegen van 30% naar ruim 61%!
Obama’s terughoudendheid om Amerika militair te betrekken in regionale conflicten, heeft ertoe bijgedragen dat hij traditionele ‘bondgenoten’, maar daardoor niet altijd ‘betrouwbare’ regionale spelers, van wapens heeft voorzien waardoor deze zelf zich actief kunnen mengen in deze conflicten dan wel hierdoor in staat zijn spanningen door militaire afschrikking te controleren. Je kan jezelf voorhouden dat je daarmee geen ‘vieze’ handen maakt, maar indirect ben je uiteindelijk toch medeverantwoordelijk voor het gebruik van de geleverde wapens.
Dit soort indirecte steun is geen nieuw Amerikaans beleid en, zoals de historie aantoont, zeker ook niet zonder risico. In relatief recente tijden kan gewezen worden op de steun aan de moedjahedien in hun strijd tegen de bezetting van Afghanistan door de voormalige Sovjet-Unie in de zeventiger jaren en de steun aan Irak (en Sadam Hoessein) in haar strijd tegen aartsvijand Iran in de tachtiger jaren. In de Afghaanse situatie heeft de steun uiteindelijk het ontstaan van de Taliban en Al Qaida mogelijk gemaakt. De steun aan Irak, onder meer door de levering van chemische wapens na de Iraanse revolutie in de tachtiger jaren ter veiligstelling van haar oliebelangen in het Midden-Oosten, heeft bijgedragen aan de bezetting van Kuweit en grootse mensenrechtenschendingen jegens de Koerden in Irak. De Taliban, Al Qaida en Irak zijn door de Amerikanen verantwoordelijk gehouden voor de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon op 11 september 2001. De aanslagen zijn gepleegd door vijftien Saoedi-Arabiërs, twee burgers uit de Verenigde Arabische Emiraten, een Libanees en een Egyptenaar als vermoedelijke leider. Allen zijn staatsburgers uit landen die consequent en niet aflatend de mensenrechten van hun burgers op grove schaal aan hun laars lappen, niet voorkomen op de ‘travel ban’ lijst van president Trump én die ruim voorzien worden van Amerikaanse wapens!
Keer op keer blijkt dat de mensenrechtensituatie in een land ondergeschikt is aan het bewaken en uitbreiden van de politieke en economische invloedsfeer van de belangrijkste politieke grootmachten: de Verenigde Staten, Rusland en China. Zoals hierboven betoogd, is dat niet zonder risico en gevaar. In het tweede deel van deze serie ga ik in op de rol van China en vooral Rusland, in het ontregelen van regionale geopolitieke verhoudingen.