AFP/Getty Images
Volgens de meest recente inzichten loopt de mens zoals wij die nu kennen (de homo sapiens) tenminste 300.000 jaar rond op aarde. Gedurende nagenoeg deze hele periode heeft de mens betrekkelijk weinig schade aangericht aan de kwetsbare balans die onze planeet zo uniek maakt. Nagenoeg ….. want de bewijzen zijn zo langzamerhand onweerlegbaar dat de mens sinds de industriële revolutie in toenemende mate en in een steeds hoger tempo de grootste veroorzaker is van een ecologische ramp in wording met mogelijk apocalyptische gevolgen. Het is een gecompliceerd verhaal, maar wel belangrijk. Niet in de laatste plaats omdat in de Nederlandse kabinetsformatie het milieu (terecht) een centrale rol zal gaan innemen.
Het grote plaatje
Voor het leven op aarde zijn broeikasgassen onontbeerlijk. Broeikasgassen zijn gassen die door hun aardopwarmingsvermogen in de atmosfeer bijdragen aan het verhogen en in stand houden van de evenwichtstemperatuur van de aarde. De aarde stoot broeikasgassen uit maar neemt ze ook op. Er is sprake van een kringloop. De atmosfeer is de laag die het leven op aarde mogelijk maakt en beschermt; het absorbeert de ultraviolete straling van de zon, houdt warmte en zuurstof vast en vermindert temperatuurverschillen tussen dag en nacht. Zonder broeikasgassen zou de gemiddelde temperatuur op aarde tot ongeveer -18℃ dalen. Met andere woorden, zonder broeikasgassen zou het leven zoals wij dat kennen op aarde onmogelijk zijn. De atmosfeer zorgt ervoor dat de broeikasgassen niet naar de ruimte kunnen ontsnappen.
Broeikasgassen komen voor in diverse gedaanten, maar de belangrijkste veroorzakers van de opwarming van de aarde zijn koolstofdioxide (CO2) dat daarvan ca. 76% uitmaakt, methaan (CH4, 16%) en distikstofoxide (N2O, 8%). Gelet op het grote aandeel van CO2 in de totale uitstoot, is het niet vreemd dat de meeste aandacht zich op deze bron richt en de overige uitstoot vertaald wordt in CO2-equivalenten. De overige broeikasgassen worden vertaald naar CO2-equivalenten. Een eenduidige noemer maakt discussies overzichtelijk en maakt beleidsbepaling toegankelijker.
Tot ca. 1750 was de uitstoot van CO2 op aarde grotendeels in evenwicht met de hoeveelheid CO2 die de aarde opnam.
Dit was voordat de mens zich actief en op grote schaal ging bezighouden met ontbossing, intensieve landbouw maar vooral ook het op grote schaal en versneld industrieel en anderszins uitwinnen van de minerale grondstoffen (kolen, olie, gas) die over een periode van honderden miljoenen jaren waren gevormd in de aardkorst. Inmiddels is de balans tussen wat opgenomen en uitgestoten wordt ernstig verstoord.
Waar de totale uitstoot door menselijk handelen in de periode 2000-2008 gemiddeld nog 28,7 GtCO2 (Gigaton CO2) was, is dat in 2015 opgelopen tot 36,1 GtCO2. Dit gaat dus echt hard! Natuurlijke processen absorberen dit verschil slechts voor een deel. Per saldo blijft van de door mensen extra uitgestoten CO2, 12 GtCO2 hangen in de atmosfeer. Dit overschot lijkt minimaal ten opzichte van een totale uitstoot van CO2 van 800 GtCO2, maar schijn bedriegt. Het overschot neemt door de economische groei van ontwikkelende economieën als China, India en andere landen snel toe. Deze versnelling wordt pas echt goed inzichtelijk, als je het verloop in ogenschouw neemt van de hoeveelheid CO2 die de afgelopen 800.000 jaar in de atmosfeer aanwezig is. Sinds het begin van de industriële revolutie rond 1750 is sprake van een explosieve toename van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer met 43%.
Het feit dat de toename in de eerste 200 jaar (van 1750 tot 1950) nog beperkt was tot 10%, laat zien dat het vanaf 1950 pas echt hard is gegaan. Het is onmogelijk nog vol te houden dat dit een proces is waarin de mens niet de hoofdrol speelt (zie meer hierover Skeptical Science).
Naarmate de concentratie CO2 in de atmosfeer stijgt, neemt het vermogen van de atmosfeer af om (excessieve) warmte af te geven aan de ruimte. De warmte heeft geen uitlaat meer en blijft gevangen binnen de atmosfeer. Dit heeft grote gevolgen voor de klimaathuishouding op aarde: stijging van de temperatuur, afnemende poolkappen, terugtrekkende gletsjers, stijging van de zeespiegel, grotere luchtvochtigheid, etc.. Maar ook extremer weer, droogte en overstromingen, of sociale gevolgen door toenemende migratiestromen van klimaatvluchtelingen, kans op (militaire) conflicten door schaarser wordende grondstoffen of gebrek aan water. De lijst is lang en overtuigend en mag en kan, gelet op het inmiddels overweldigende bewijs, niet meer genegeerd worden.
De wereld wordt (langzaam) wakker
Het heeft lang geduurd voordat landen de handen ineensloegen en hun (korte termijn) economische en (geo)politieke belangen opzijzetten om afspraken te maken over de wijze waarop de invloed van menselijk handelen op ons klimaat bestreden moet worden. Pas in juni 1992 tijdens de Earth Summit in Rio de Janeiro is de eerste echte stap gezet door ondertekening van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). De ontwikkelde economieën legden zich in deze overeenkomst erop vast dat het niveau van hun uitstoot van broeikasgassen in het jaar 2000 niet hoger zou liggen dan dat in 1990. Sindsdien is 1990 het referentiejaar waar veel afspraken rond inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen tegen af worden gezet.
Na Rio de Janeiro volgde Kyoto (december 1997). Men werd het eens over een systeem waarbinnen -zeer kort door de bocht geformuleerd- het recht om CO2 uit te stoten (emissierechten) gekocht moest en verkocht kon worden, waardoor een incentive zou ontstaan om CO2-uitstoot te beperken. Op (de uitwerking van) dit systeem is inmiddels veel kritiek en herziening is hard nodig. Ook werd in Kyoto afgesproken dat de gemiddelde broeikasgasuitstoot over de periode 2008/2012 zich op bepaalde (en voor verschillende landen/regio's op verschillende) niveaus zou verhouden tot de uitstoot daarvan in 1990. De EU legde zich vast op een reductie van gemiddeld 8%.
Vervolgens heeft het tot december 2015 geduurd voordat er weer afspraken gemaakt konden worden. In Parijs is afgesproken dat de aarde niet meer dan 2℃ mag opwarmen ten opzichte van het niveau van vóór de industriële revolutie en dat deze eeuw nog, de menselijke uitstoot van CO2 netto neutraal zou moeten zijn. Daarnaast is een inspanningsvoornemen opgenomen de temperatuurstijging terug te brengen tot 1,5℃. Van de verdragsluitende landen wordt de best mogelijke inspanning verwacht om deze doelen te bereiken. Gelet op verschillen in ontwikkelingen en omstandigheden zijn deze voor ieder land verschillend. De landen van de EU hebben gezamenlijk vastgelegd hun broeikasgasuitstoot per 2020, 2030 en 2050 met de volgende waarden terug te brengen:
- in 2020 met 20% ten opzichte van het niveau in 1990;
- in 2030 met 40% ten opzichte van het niveau in 1990;
- in 2050 met 80-95% ten opzichte van het niveau in 1990
Het is een traject met grote uitdagingen maar ook met enorm veel kansen. Juist daarom is het zeer te betreuren dat er nog steeds mensen zijn die de feiten negeren, verantwoordelijkheid voor het verleden ontkennen, veronderstelde economische belangen laten prevaleren en spelen met de toekomst van hun nageslacht en onze planeet. Het recente besluit van de 45ste president van de Verenigde Staten om het land (goed voor 14,3% van de wereldwijde uitstoot van CO2) terug te trekken uit het klimaatakkoord van Parijs is hier een schrijnend voorbeeld van.
Intussen in Nederland
Nederland nam volgens de cijfers van de Nederlandse Emissieregistratie in 1990, 0,57% ofwel 222,2 Mton CO2-equivalenten van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen voor haar rekening. Zowel de doelstellingen van het UNFCCC (juli 1992) als die van het verdrag van Kyoto (december 1997) heeft Nederland gehaald. De uitstoot aan broeikasgassen was in 2000, 220,3 Mton CO2-equivalenten en de gemiddelde uitstoot in de periode 2008/2012 lag 9% lager dan in 1990. Tot zover goed nieuws dus. Problematisch is echter dat de resultaten van de Nederlandse inspanningen achterblijven bij die van landen om ons heen. Tegengeworpen zou kunnen worden dat onze economische groei onze inspanningen in de weg zit. Een vergelijking met een economie waar we ons graag mee vergelijken, Duitsland, laat echter zien dat dit argument (als het al enige basis heeft) geen hout snijdt.
De Duitse economische groei over de laatste 25 jaar blijft weliswaar een derde achter bij die van Nederland (44% versus 64%), de relatieve verlaging van de uitstoot van broeikasgassen daarentegen is meer dan twee keer hoger (-28% versus -12%). Een goed moment om te kijken waar de Duitsers anders met hun energie zijn omgegaan dan wij.
Wat in de eerste plaats opvalt is dat de Duitsers gedurende de afgelopen 25 jaar hun totale verbruik aan energie hebben weten terug te brengen met ca. 10% over nagenoeg alle sectoren. Dat de omvang van hun bevolking gedurende diezelfde periode met slechts 2% is toegenomen zal daar zeker een rol bij hebben gespeeld. In Nederland is het totale verbruik aan energie juist gestegen, met meer dan 15%, echter met de kanttekening dat de bevolkingsgroei bijna 13% bedroeg. Toch is sprake van een disproportioneel verschil in resultaat! Nederland is er bovendien niet in geslaagd een begin van een transitie te maken naar duurzame energiebronnen. Van het totale verbruik was in 2014 slechts 7,4% duurzaam. In Duitsland was dit aandeel inmiddels 13,3%.
Een deel van de verklaring voor deze verschillen is wellicht dat er in Nederland vanuit onze historische haat-liefdeverhouding met het water wellicht meer aandacht geweest is voor de bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering (zie ook artikel New York Times), dan voor het leveren van een bijdrage aan het wegnemen van de oorzaken daarvan. Met de huidige Amerikaanse president in gedachten is dat misschien niet eens zo'n vreemd of naïef idee. Wat de oorzaak ook was, onwil, politieke onmacht of afwijkende prioriteiten van politiek en bedrijfsleven, Nederland was in 2012/3 het slechtste jongetje van de klas zoals pijnlijk duidelijk blijkt uit de 2013 Climate Change Performance Index for EU Member Countries, uitgebracht door Germanwatch/Climate Actions Network Europe (CAN):
2013 Climate Change Performance Index (Germanwatch/Climate Actions Network Europe)
Tijd voor actie dus. Door het aanhoudend hoge energieverbruik (in 2010 was het verbruik zelfs bijna 17% hoger dan in 2014) en het geringe aandeel van duurzame energie daarin, was duidelijk dat het zeer noodzakelijk was te kiezen voor een totaal andere aanpak. Naar goed poldergebruik is gezocht naar een groot draagvlak voor een gedegen en geheel herziene invulling van het Nederlandse energiebeleid. In september 2013 presenteerde de SER samen met een groot aantal maatschappelijke organisaties het Energieakkoord voor duurzame groei. Dit akkoord is er een van het type 'bottom-up' en niet 'top-down'. Dit maakt de kans op het slagen daarvan aanmerkelijk groter en levert daadwerkelijk 'kritische' massa om toe te werken naar en toe te zien op het halen van de doelstellingen.
De opzet is om een energievoorziening te realiseren die in 2050 volledig klimaatneutraal is. De deelnemers aan het klimaatakkoord hebben zich -in ieder geval voor de middellange termijn- verbonden om in dat verband de volgende doelen te realiseren:
- een besparing van het gemiddelde energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;
- een afname van het totale energieverbruik met 100 petajoules (vergelijkbaar met een uitstoot van ca. 20 MtCO2) in 2020, ofwel 9,5% lager dan in 2010, het voor dit doel gekozen referentiejaar;
- een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking naar 14% in 2020;
- een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023;
- hiermee ten minste 15.000 nieuwe banen te creëren.
Op basis van deze doelstellingen zal (rekenend vanaf 2010) in 2050 het energieverbruik 60% lager dienen te zijn dan in 2010 het geval was (40 stapjes van jaarlijks 1,5%), en zal de energiebehoefte in 2050 volledig door duurzame energie gedekt dienen te worden. Dat is nogal wat.
Nederland heeft stappen gezet, maar is er nog lang niet. Wel is ze in de eerdergenoemde Global Climate Change Performance Index (versie 2017) Duitsland voorbij, en van de laatste plaats opgeschoven naar de (lagere regionen van de) middenmoot.
2017 Global Climate Change Performance Index (Germanwatch/CAN Europe)
Kabinetsformatie
Het roer lijkt dus om, maar de tanker ligt nog lang niet op koers. Het welslagen van het Energieakkoord zal in hoge mate afhangen van de bereidheid knopen door te hakken. Dilemma's zijn er in overvloed. Per 1 juli 2017 zullen vijf van de oorspronkelijke tien Nederlandse kolencentrales zijn gesloten, maar er zijn er in de afgelopen jaren ook drie bij gekomen met een per saldo grotere capaciteit. In de kabinetsformatie zullen afspraken gemaakt moeten worden over wat met de bestaande capaciteit gebeuren moet. Moeten de kolencentrales gesloten worden, omgebouwd en zo ja, hoeveel? Welke substitutie-effecten treden op met andere bronnen in het buitenland als we de benodigde capaciteit te snel afbouwen, en hoe schoon zijn die buitenlandse bronnen dan? Moet het ambitieniveau om de CO2-uitstoot terug te brengen en het energieverbruik te verlagen verder worden opgeschroefd, zoals GroenLinks en D66 bepleiten? Op welke wijze moet het systeem van emissierechten worden hervormd en hoe krijg je de EU hierin mee? Moeten bestaande procedures om milieuvergunningen te krijgen worden versimpeld om sneller resultaat te boeken? Mag dat eventueel ten koste gaan van de kwaliteit van de leefomgeving en veiligheid? Stimuleer je wenselijk gedrag door het geven van subsidies en/of belast je onwenselijk gedrag? Hoe om te gaan met intensieve landbouw en veeteelt? Wat moeten we doen en laten om mobiliteit te vergroenen? Dit zijn enkele van de vragen die de kabinetsformatie nog behoorlijk zullen belasten. Een hoop beslispunten dus, en dit is slechts een greep uit wat allemaal op tafel ligt.
Het wordt belangrijk om prioriteiten te stellen en draagvlak en momentum te creëren en vast te houden. Het verbruik moet omlaag en tegelijkertijd dient een grootschalige transitie plaats te vinden naar duurzame energie. Hiervoor zijn intelligente combinaties van maatregelen nodig die elkaar wederzijds versterken. Maak onroerendezaakbelasting bijvoorbeeld mede afhankelijk van het energielabel (energiebesparing) en verbindt daar duidelijke, overzichtelijke termijnen en stimuleringsmaatregelen aan. Als huishoudens al 100% in groene stroom zitten en dus duurzaam zijn, leg ze dan geen additionele milieuheffingen op (verduurzaming). Stimuleer energie-innovatie en investeer fors in projecten die aansluiten bij onze nationale identiteit: wind en water(management), zoals getijden en stroming in rivieren.
Alleen als de overheid echt meedoet kan hetgeen vastligt in het Energieakkoord gerealiseerd worden. De doelen liggen vast: gehele of nagenoeg gehele klimaatneutraliteit in 2050. Om te voorkomen dat discussies zich richten op bijzaken en afleiden van hoofdzaken zal het bedrijven van symboolpolitiek hierbij ten koste van alles moeten worden vermeden.
Gelet op het nu bestaande brede draagvlak is het belangrijk dat de doelpalen niet onnodig verzet worden gedurende de wedstrijd. Er zijn in het Energieakkoord duidelijke toetsmomenten ingebouwd die moeten leiden tot concrete aanvullende acties indien de realisatie achterblijft bij de doelstellingen. Hoe verleidelijk het voor politieke partijen en maatschappelijke spelers ook is zich tussentijds te profileren met nieuwe en verdergaande doelstellingen, het is schadelijk voor het draagvlak voor en de bereidheid tot noodzakelijke verandering. Dit neemt niet weg dat men de ambitie van de inspanningen wél kan verhogen. Voorkomen moet worden dat mensen 'klimaatmoe' worden en hun geloof in en enthousiasme voor de gekozen oplossingen verliezen. Het telkens verhogen van de afgesproken doelstellingen zal ervaren worden als elitair gedram en zal daarmee het proces in totaliteit geen goed doen, integendeel. Het uitstappen van GroenLinks uit de formatie heeft laten zien dat principiële politiek het beoogde doel (hoe zuiver en nobel ook) niet dichterbij brengt, maar juist verder weg. Uiteindelijk is politiek als het erop aankomt, niet het vasthouden aan je eigen gelijk maar, gegeven het bestaan van tegenkrachten, de kunst van het realiseren van het maximaal haalbare.