Sinds 2003 zijn de verhoudingen op de Nederlandse arbeidsmarkt drastisch gewijzigd. Waar in 2003 nog 72% van de werkzame beroepsbevolking een vast contract had, is dat nu nog slechts 60%. Bij een per saldo toenemende omvang van de werkzame beroepsbevolking zijn steeds meer mensen aangewezen op een flexibel arbeidscontract of zijn ze werkzaam als zelfstandigen zonder personeel (zzp). Vaststaat dat deze laatste groep een maatschappelijke waardevolle functie vervult door specialistische kennis gerichter toegankelijk te maken voor werkgevers en op enig moment beter te voorzien in tijdelijke behoeften en onvolkomenheden in de arbeidsmarkt. Daarnaast geeft het de groep zelf meer controle over de indeling van haar/zijn werkzaamheden en voldoet het daarmee beter aan de maatschappelijk toenemende behoefte aan flexibiliteit. Waar zzp’ers in 2003 nog 8% van de totale beroepsbevolking uitmaakten is dat inmiddels al opgelopen tot 12%, ofwel een groep van iets meer dan een een miljoen mensen.

Onlangs is er, met het verschijnen van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Zelfstandigen zonder personeel, weer enige beweging gekomen in de discussie rond de positie van deze groep. Het onderzoek analyseert op duidelijke wijze het speelveld, de context, de bijdrage en de risico’s van de markt waarbinnen zzp’ers opereren. Helaas komt het rapport niet verder dan het formuleren van een aantal vage scenario’s. Niet verassend constateren de onderzoekers dat de “maatregelen (die) uiteindelijk worden geselecteerd, de precieze vormgeving en maatvoering afhankelijk zijn van politieke voorkeuren”. Gelet op de huidige versnippering van het politieke veld en de tegenstellingen daarbinnen moet gevreesd worden dat dit onderzoek wederom weinig zal doen om de positie van zzp’ers institutioneel en beter te verankeren in de structuur van de arbeidsverhoudingen in Nederland.

Ook om andere redenen laat dit zich goed verklaren. Door het diffuse karakter van deze groep is ze moeilijk te vangen in eenduidige beleidsmatige kaders. Uit de aard van de zaak is het voor zelfstandigen onmogelijk een werkloosheidsfaciliteit in het leven te roepen. Een algemene arbeidsongeschiktheidsvoorziening stuit, niet in de laatste plaats door de totaal verschillende wensen binnen de groep, op grote bezwaren. Voor oudedagsvoorzieningen gelden deze beperkingen in principe veel minder terwijl de maatschappelijke noodzaak ervan evident is. Echter meer dan enige andere groep binnen de beroepsbevolking laten zzp’ers het na om inkomensvoorzieningen te treffen voor de oude dag. Op termijn brengt dit maatschappelijke risico’s met zich mee en grote groepen ‘gepensioneerde’ zzp’ers dreigen tegen die tijd in de knel te komen. Het CBS constateert dat ‘de’ zzp’er over ‘aanzienlijk’ meer vermogen beschikt dan werknemers. Gemiddeld is echter het verschil in vermogen –bij het verder ontbreken van andere pensioenvoorzieningen- volstrekt ontoereikend om in enige vorm van inkomen te voorzien na het bereiken van de pensioendatum (gemiddeld beschikt een zzp’er volgens het CBS over €178.00 meer vermogen dan een werknemer).

Een systeem voor een post-actieve inkomensvoorziening

Het lijkt me niet handig pas oplossingen te formuleren als de maatschappelijke knelpunten zich daadwerkelijk manifesteren. Voor grote groepen zzp’ers zal het dan te laat zijn, en met het implementeren van een remedie zal dan disproportioneel veel geld gemoeid zijn. Dit vraagt dus om ideeën hier pro-actief mee om te gaan. Hieronder doe ik daarom een poging een aanzet te geven voor een systeem voor een post-actieve inkomensvoorziening voor zzp’ers (hierna: ‘post zzp-voorziening’). Daarvoor gelden wat mij betreft een tweetal uitgangspunten:

  • Simpliciteit: een nieuw systeem moet zo simpel mogelijk zijn, zowel in uitvoering als in beheer;
  • Evenwichtigheid: opportunistische prikkels in het huidige systeem (zowel fiscale als gerelateerd aan arbeidskosten) hebben een verstorende invloed gehad op een evenwichtige werking van de arbeidsmarkt. Een nieuw systeem moet, beter dan nu het geval is, autonoom gedrag bevorderen en (oneigenlijke) arbitrage tussen alternatieven voorkomen.

Kort gezegd komt mijn voorstel neer op het in het leven roepen van een post zzp-voorziening die individueel gefinancierd wordt door verplichte bijdragen van zakelijke opdrachtgevers van zzp’ers. Deze moeten gestort worden op een afzonderlijke en centrale rekening, die buiten de zzp’er om, maar wel op zijn naam wordt geadministreerd (zzp-rekening).

Bijdrage aan zzp-rekening

Mijn gedachten gaan uit naar een bijdrage die 15% van de gecontracteerde som bedraagt en door de opdrachtgever dient te worden afgedragen. Deze bijdrage is voor de zzp’er op dat moment niet belast. Aangezien de zzp’er er belang bij heeft dat de opdrachtgever zijn bijdrage afdraagt, maar niet meer omzet wil opgeven dan hij heeft gerealiseerd en de opdrachtgever niet meer zal willen afdragen dan waartoe hij verplicht is, kan de verplichting vrij eenvoudig via de btw-aangifte worden geadministreerd, door zowel van de zzp’er als van de opdrachtgever te vragen op basis van btw-nummers opgaaf te doen van de noodzakelijke afdracht. Hiermee kan de zzp’er ook zijn status als zzp’er vastleggen. De uitvoering hiervan kan worden neergelegd bij de Belastingdienst .

Status als zzp’er

Denkbaar zou zijn iemand de status van zzp’er te verlenen als hij/zij gedurende een periode van twee jaar tenminste drie verschillende opdrachtgevers heeft gehad, waarbij de laagste contractsom niet minder mag zijn dan 35% van de gemiddelde contractsom. Mocht een zzp’er op enig moment niet aan de status hebben voldaan, dan wordt het daaraan toerekenbare deel van de 15% bijdrage aan de zzp-rekening onttrokken en overgeboekt naar de algemene sociale verzekeringsvoorziening. Op deze wijze wordt het risico van een al dan niet zzp- status weggehaald bij de opdrachtgever, is de status geobjectiveerd en is er ook bijgedragen aan de dekking van sociale verzekeringsaanspraken van de vermeende zzp’er, mocht deze daarop vervolgens onverhoopt een beroep moeten doen.

Opnamen ten laste van de zzp-rekening

De zzp’er krijgt een 100% aanspraak op zijn zzp-rekening, echter zal er slechts op beperkte wijze over kunnen beschikken. Het is dientengevolge geen verzekering, maar een gefacilieerde spaarpot. Jaarlijks mag de verzekerde maximaal 5% van het per 1 januari op de zzp-rekening gerijpte bedrag opnemen, welke opname belast is tegen het normale tarief in Box 1. Voorafgaande aan de pensioendatum kan de zzp’er hieruit bijvoorbeeld (een bijdrage aan) een arbeidsongeschiktheidsverzekering, bijscholing financieren  (alsdan weer aftrekbaar) of er anderszins naar eigen inzicht over beschikken. Hij kan ook besluiten geen opname te doen. Vanaf de pensioendatum zal hij jaarlijks exact 5% van het op de pensioendatum aanwezige kapitaal móeten opnemen. Omdat een en ander op een separate en centraal geadministreerde rekening wordt verwerkt zijn stortingen en opnamen simpel te volgen en kan inhouding aan de bron plaatsvinden tegen de normale tabeltarieven van de loonbelasting. Enig tekort is voor rekening van de zzp’er zelf, enig overschot zal per overlijdensdatum van de zzp’er tegen het bijzondere tarief in de (eind)heffing worden betrokken en beschikbaar zijn voor zijn of haar erfgenamen.

Beheer van de zzp-rekening

De zzp’er is ten aanzien van zijn zzp-rekening risicodrager. Teneinde de administratie simpel te houden kan hij kiezen tussen een defensief of neutraal beleggingsprofiel. Een combinatie daarvan kan ook. De betreffende beleggingsprofielen worden in mijn voorstel beheerd door drie Nederlandse vermogensbeheerders met een bewezen ‘trackrecord’, die telkens voor een periode van drie jaar worden geselecteerd op basis van hun prestaties over de laatste 10 jaar. Nadrukkelijk kies ik er voor de beleggingen niet onder te brengen bij een (semi)overheidsinstelling of verzekeraars. Het risico van overregulering en bemoeienis van DNB en andere ‘toezichthouders’ moet zoveel mogelijk worden beperkt. Niet vanuit principe, maar vanwege het daarmee te vaak gepaard gaande rendementsverlies (zo werd onlangs duidelijk dat verzekeraars negatieve rendementen genereren op hun lijfrenteproducten).

Voorbeeld afrekening zzp-rekening

Een afrekening van de post zzp-voorziening over enig jaar zou er bijvoorbeeld als volgt uit kunnen zien:

Verloop zzp-rekening

Naast de omvang van de stortingen en het rendement op de ingelegde gelden, bepalen de hoogte en frequentie van de opnames in de pre-pensioenfase, de hoogte van de uitkeringen in de post-actieve fase.

Als uitgegaan wordt van een rendement van 4% per jaar (het gemiddelde rendement over de afgelopen 10 jaar van de ASN, Rabo en Van Lanschot beleggingsfondsen op hun defensieve en neutrale portefeuille), dan is bij respectievelijk 5%, 3% en 0% opname per jaar in de pre-pensioenperiode voor een gelijkblijvend zzp-inkomen van €35.000 het volgende beeld van het verloop van de zzp-rekening (linker as) en opnames daaruit (rechter as) te schetsen:

Nogmaals benadruk ik dat dit geen verzekering, maar een voorziening is. De hoogte van de gerealiseerde rendementen, de feitelijke overlijdensdatum van de zzp’er en de ontwikkeling van de inflatie bepalen of er op enig moment voldoende op de rekening staat om daadwerkelijk tot uitkering over te gaan. Hier geldt zeer nadrukkelijk: op is op!  Iedere poging de risico’s verder te beheersen, zal ten koste gaan van de eenvoud, uitvoerbaarheid alsmede hoogte van het post-actieve uitkeringsniveau. Wie additionele zekerheid wil zal dit additioneel moeten ‘kopen’ of hiervoor sparen.

Evenwichtig systeem

Zzp’ers vervullen een belangrijke sociaal-economische functie, in zoverre, dat hun inzet beter aansluit bij de noodzakelijke flexibilisering van de arbeidsmarkt en bovendien beter voldoet aan de persoonlijke behoeften van delen van de beroepsbevolking. Hoe maatschappelijk gewenst deze vorm van arbeidsparticipatie ook is, door diverse oorzaken is er ook sprake geweest van een ongewenste aanzuigende werking hiervan.

Terugdringen kostenkloof tussen werknemerschap en zzp-inhuur

 In de eerste plaats voor opdrachtgevers die goedkoper uit zijn met zzp’ers dan indien zij werknemers in dienst hebben. Een werkgever betaalt boven op de directe arbeidskosten van zijn personeel gemiddeld nog eens 30 tot 35 procent extra aan sociale verzekeringspremies, pensioenlasten en additionele kosten voor opleiding en dergelijke. De verschillen in persoonlijk bruto-inkomen tussen modale werknemers en zzp’ers zijn daarbij overigens te verwaarlozen (voor beiden geldt dat dit rond de €35.000 ligt). Een werkgever heeft bij gelijke geschiktheid dus belang een zzp’er in te huren teneinde de kosten van arbeid laag te houden. Onder omstandigheden gaat dit zelfs ten koste van (en heeft dit geleid tot verlies van) vaste banen zonder dat behoefte aan flexibiliteit primair in het geding is of was. Door opdrachtgevers een bijdrage op te leggen ter bekostiging van een post zzp-voorziening, wordt een perverse prikkel weggenomen voor de oneigenlijke inhuur van zzp’ers terwijl tevens de beschikbaarheid van flexibele inzet van een eerlijker prijskaartje wordt voorzien.

Fiscale bevoordeling zzp’ers

In het huidige systeem wordt het zelfstandig ondernemerschap gestimuleerd door het aan de zelfstandige toekennen van bepaalde fiscale faciliteiten. Deze fiscale faciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling, kunnen in zekere zin worden gezien als een compensatie voor het ontbreken van sociale voorzieningen en pensioen. Het punt is dat uit diverse onderzoeken blijkt dat deze voordelen niet worden gebruikt om dergelijke risico’s af te schermen of om een adequate pensioenvoorziening op te bouwen.  Wellicht belangrijker is echter nog de vraag waarom en in hoeverre andere belastingbetalers hier eigenlijk voor op moeten draaien. In de huidige opzet wordt het kostenvoordeel dat zakelijke opdrachtgevers hebben door de inhuur van zzp’ers, afgewenteld op alle (andere) belastingbetalers. Dit kan niet de bedoeling zijn. De onderbouwing voor de toekenning van deze fiscale tegemoetkomingen is bovendien op onderdelen zeer wankel. Zonder hier te technisch te willen worden stel ik voor de bijdrage van de opdrachtgever aan de post zzp-voorziening, net als nu al het geval is voor de ondernemingsaftrek, buiten de berekening van de MKB-winstvrijstelling te houden. Hiermee wordt de kloof in belasting die werknemers en zzp’ers afdragen weliswaar (en terecht) niet gedicht, maar wel belangrijk verkleind.

Zzp-voorziening ook openstellen voor andere zzp’ers

In het voorgaande ging het om bijdragen van zakelijke opdrachtgevers aan een individuele post zzp-voorziening. zzp’ers die geen zakelijke opdrachtgevers hebben maar juist in de consumentenmarkt, of op andere wijze opereren (zoals webwinkeliers, vrije beroepers, etc.) zijn hiermee niet geholpen, althans missen een faciliteit die ook voor hen nuttig zou zijn. Ik stel voor dergelijke zelfstandigen, mits zij daadwerkelijk de bijdrage storten op de geblokkeerde zzp-rekening (tot 15% van hun omzet en onder aftrek van andere oudedagsvoorzieningen in de winstsfeer waar hij/zij al gebruik van maakt), op gelijke wijze te behandelen als zzp’ers waarvoor opdrachtgevers hun bijdrage hebben gestort. Hiermee worden ook zij in staat gesteld op betere wijze dan nu mogelijk is te voorzien in een oudedagsvoorziening.

Samenvatting

Het belangrijkste doel van een post zzp-voorziening is op simpele en evenwichtige wijze voorzien in een maatschappelijk noodzakelijke ‘spaarpot’ voor de oude dag van deze groep; een voorziening welke thans ontbreekt en als er niets gedaan wordt kan leiden tot maatschappelijk ongewenste achterstanden en verschillen. Tevens zal een dergelijke voorziening de kloof in (totale) kosten van arbeid tussen werknemers en zzp’ers in potentie kunnen verkleinen waardoor flexibiliteit van de arbeid het leidende motief is voor de inhuur van zzp’ers en niet (mede) de (lage) kosten daarvan. Daarnaast zal een andere verdeling van de lasten ertoe leiden dat de kosten van de arbeid gedragen worden door hen die daarvan profiteren (opdrachtgevers), waardoor eventueel sociaal ongewenste bijeffecten niet meer (geheel) ten laste van andere belastingbetalers hoeven te worden gecompenseerd.

Tot slot

Dit alles neemt niet weg dat in het voorafgaande een belangrijke vraag uit de weg is gegaan. Wat is de invloed van het opleggen van een last aan opdrachtgevers van zzp’ers op de hoogte van de primair overeengekomen vergoeding? Dit valt uiteraard niet te voorspellen, maar daar waar prijs een criterium is om een zzp’er in te huren zal, als mocht blijken dat dit de totale zzp-beloning negatief beïnvloedt, dit moeten leiden tot een minimumprijs per uur. In het ‘hogere’ segment zal dit niet of minder spelen omdat specialisatie en behoefte aan flexibiliteit van zowel opdrachtgever als zzp’er leidende criteria zijn. Voor zzp’ers zou als arbeidsmarktalternatief alleen plaats moeten zijn als het voorziet in sociaal-economische behoeften van zowel vragers als aanbieders in de markt. Het opleggen van de post zzp-bijdrage helpt juist om de oneigenlijke zzp-relatie te bestrijden ten gunste van hetgeen in reële termen maatschappelijk wenselijk en noodzakelijk is, en dus om het kaf van het koren te scheiden.

 

NB: voor meer grafieken, klik hier >> Infografics

Posted
AuthorMark Goudsmit
CategoriesEconomie