Sinds het verschijnen van de Engelse vertaling van Piketty’s overigens zeer leesbare en toegankelijke “Le Capial au XXIe siècle” is er over het centrale thema van zijn boek r > g (het rendement op vermogen overstijgt consequent de groei van de economie, hetgeen onontkoombaar leidt tot een toenemende verrijking van “de rijken”) veel gezegd en geschreven. Persoonlijk had ik er in eerste instantie een ongemakkelijk gevoel bij, vooral omdat er –met name ter linkerzijde van het politieke spectrum- wel heel nadrukkelijk gewinkeld werd in Piketty’s bevindingen en stellingen. Alle aanleiding dus om goed te kijken wat hij nu echt heeft onderzocht en geschreven.
In de eerste plaats heeft Piketty een berg werk verzet om inzicht te krijgen in de inkomens en vermogensverhoudingen over een lange reeks van jaren. Dit geeft waardevolle inzichten. Sommige data gaan 250 jaar en langer terug, veel data geven inzicht in ieder geval de laatste 100 jaar. Hiervoor maakt hij gebruik van een veelheid van bronnen en daarmee is een zekere mate van interpretatie en extrapolatie onontkoombaar. Dit heeft kritiek opgeleverd, maar in mijn ogen doet dat niet af aan de waarde van zijn onderzoek. Wat zeer uitzonderlijk is dat Piketty al zijn data toegankelijk heeft gemaakt voor derden hetgeen de transparantie zeer ten goede komt.
Wat verder opvalt is dat hij, in tegenstelling tot wat op basis van de extreme reacties van Piketty’s “aanhangers” verwacht zou mogen worden, bescheiden is in de haalbaarheid van zijn soms vergaande stellingen en conclusies. Hoewel je niet per sé zijn oplossingen hoeft te omarmen, is het vooral zijn analyse van de feiten, geschiedenis en omstandigheden die Piketty’s boek zo interessant maakt.
Gegeven de diepgang van de analyse die Piketty loslaat op zijn onderwerp, valt in mijn ogen de kwaliteit van de oplossingen die hij propageert tegen. Zijn voornaamste constatering is dat de kloof tussen rijken en armen vergroot wordt door het onmiskenbare maar volgens mij noodzakelijke gegeven dat het rendement op vermogen op termijn gezien altijd hoger is dan de groei van de economie. Dit kan uiteindelijk leiden tot extreme en, ook naar mijn mening in die omstandigheden, onwenselijke verstoringen van de economische samenhang binnen economieën en maatschappijen. Deze samenhang is juist zo noodzakelijk om ongelijkheid te bestrijden en welvaart respectievelijk welzijn zo breed mogelijk te bevorderen. Hoewel hij zijn pijlen vooral richt op die vermogens die verkregen zijn door vererving, komt hij uiteindelijk niet veel verder dan het inroepen van het weinig creatieve en van ongewenste neveneffecten vergeven belastingwapen. Hij pleit voor een heffing op uniforme en mondiale basis die vooral de superrijken beoogt te treffen met een jaarlijkse en progressieve vermogensbelasting. Hierdoor wordt het alsnog mogelijk het rendement op vermogen van deze bevoorrechte groep vol te belasten, hetgeen door een reeks van oorzaken (bedoeld en onbedoeld) onder een normaal systeem van inkomstenbelasting moeilijk bijna ondoenlijk is.
Piketty stelt een heffing voor die oploopt van 0,1% à 0,5% over vermogens van minder dan een miljoen euro tot 5 of zelfs 10% voor de vermogens van honderden of miljarden euro. Het zal duidelijk zijn dat slechts als dit op mondiale schaal wordt ingevoerd er, op straffe van een massale migratiegolf van vermogenden naar “belastingparadijzen”, enige kans op succes is.
Er is wat mij betreft een zeer groot inhoudelijk bezwaar in te brengen tegen de door Piketty voorgestane vermogensbelasting. Bij zeer grote vermogens hoger dan €100 miljoen zou één en ander zeer gaan knellen, waarbij de gemiddelde heffing vanaf 3,8% oploopt tot mogelijk zelfs 10% van het onderliggende vermogen. Ter referentie is het wellicht goed om te weten dat ons eigen ABP de afgelopen 15 jaar een gemiddeld jaarlijks rendement van 5,6% heeft gerealiseerd. Het door Piketty gehanteerde argument dat een dergelijke heffing niet neerkomt op onteigening is juridisch juist, maar nodigt hen die eraan onderworpen zijn uit tot het nemen van grote en mogelijk onverantwoorde risico’s. Tevens werkt het maatregelen welke ten koste gaan van de factor arbeid in de hand en zal het de kosten van kapitaal omhoog drijven. Er hoeft in die situatie niet gerekend te worden op enig mededogen en de kiem zal worden gelegd voor de door de SP zo gewenste klassenstrijd die wenselijk, noch productief is. Netto rendementsmaximalisatie zal meer nog dan in het verleden een doel worden om het vermogen te beschermen tegen de van buiten opgelegde afkalving daarvan. Gelet op hun kennelijke disproportioneel grote aandeel in de totale omvang van de economie (anders is deze discussie bij voorbaat al zinloos), roept dit alles perverse prikkels op welke in potentie tot grote gevaren leiden voor de stabiliteit van ons economisch systeem als geheel. De kredietcrisis van 2008 en daarop volgende recessie hebben ons laten zien wie de hardste klappen hebben opgelopen en wat het kan doen voor de zo gewenste sociale samenhang in de maatschappij en tussen landen. Het lijkt erop dat Piketty zich vooral heeft laten verleiden tot symptoombestrijding zonder de implicaties die dat oproept volledig te (willen?) overzien of te begrijpen. Het verbaast me daarnaast dat hij wegkijkt van de onderliggende oorzaken (die waarschijnlijk meer van sociale dan economische aard zijn), deze onvoldoende onderzocht heeft en bij de kop pakt.
In dit verband is het bijvoorbeeld interessant dat juist de twee landen die de hoofdmoot vormen voor zijn onderzoek, Frankrijk en de Verenigde Staten, twee landen zijn waar invloed, weliswaar via twee totaal verschillende invalshoeken, een grote rol speelt in de totstandkoming van gunstige besluiten, voor de vermogende/politieke elite. Is het toeval dat na het disproportioneel verlagen van de marginale belastingtarieven in de VS onder de regering Reagan en later Bush, het inkomen van de rijkste 1% Amerikanen als percentage van het totaal verdiende inkomen in de VS meer dan is verdubbeld (tot meer dan 19% nu)? In de VS gaat naast verkiezingscampagnes, veel geld om in het kopen van aandacht en macht op Capital Hill via geldverslindende en macht definiërende lobbyisten. Officiële cijfers komen uit op uitgaven ter grootte van $3,24 miljard aan lobbyisten op federaal niveau in 2013, terwijl er alleen al voor de mid-term verkiezingen voor het Congres $4 miljard is verbrand!. Zo lopen de kosten voor het in stand houden van een democratie in meerdere opzichten fors op.
Het Franse systeem is een netwerkorganisatie van beperkte omvang, waarin een zeer kleine en goed op elkaar ingespeelde elite bepaalt wat er gebeurt in het land en wie, waar, welke baan krijgt. Het zal geen toeval zijn dat de Franse president Hollande zo goed als niets voor elkaar weet te krijgen binnen dit systeem.
Aldus wordt een virtuele tombola gecreëerd waarvan bij voorbaat vast staat waar de winnende loten zullen vallen. In opkomende economieën als China en Rusland is dat niet anders. Dit zijn nauwelijks zaken waar landen met een dergelijke revolutionaire traditie trots op kunnen zijn. Dat het bovendien ontwrichtend werkt op de democratie en de samenhang binnen de maatschappij negatief beïnvloedt, behoeft geen betoog en dat het bijdraagt aan onevenwichtige inkomens- en vermogensverhoudingen evenmin. Er zijn geen mondiale afspraken voor nodig om dit te bestrijden, slechts lokale politieke wil en integriteit. Het laat zich helaas raden dat dit in de ingesleten politieke verhoudingen, net zo min als een mondiale vermogensbelasting, enige schijn van kans maakt.
Nederland wordt slechts zeer sporadisch in zijn beschouwingen betrokken. Het is daarom, mede gelet op de discussie die zelfs tot in het gebouw van de Tweede Kamer is gevoerd over deze materie, goed om inzicht te krijgen in hoeverre Nederland zich aangesproken zou moeten voelen door de inzichten van Piketty.
Gegeven de aanbevelingen van voornamelijk fiscale aard die hij doet om tot evenwichtiger inkomens- en vermogensverhoudingen te komen, is het belangrijk om vast te stellen dat Nederland in een groot aantal opzichten vooruit loopt op hetgeen Piketty aanbeveelt. Daar waar Piketty een marginaal tarief van de inkomstenbelasting voorstelt van 50 à 60% voor inkomens boven de €160.000, ligt “ons” tarief op 52% voor inkomens vanaf €56.500 (dus ruim €100.000 lager)! Dat scheelt een hoop en zou iedere verdere roep om nivellering moeten doen verstommen.
Onder het mom van inkomstenbelasting worden ook Nederlandse vermogens onderworpen aan een vermogensrendementsheffing die neerkomt op een proportioneel tarief van 1,2% over vermogens vanaf €21.139. Op basis van de huidige tarieven zou er rond een vermogen van €7.000.000 evenwicht zijn tussen ons huidige systeem en de benadering van Piketty. Aannemende dat de dividendbelasting dan als voorheffing zou fungeren op de vermogensbelasting op Pikitty’s leest, zou dat, als we mijn eerder genoemde bezwaar tegen de invloed van risicostimulering op het economische systeem buiten beschouwing laten (!), niet eens zo ongunstig zijn.
Ook in het gegeven dat het relatieve aandeel van de meestverdienende 1% van alle Nederlanders in het totale Nederlandse inkomen, het laagste percentage is van alle recent door Piketty in zijn database “The World Top Incomes Database” onderzochte landen, kunnen we een zeker vertrouwen ontlenen dat dit zich binnen redelijke grenzen beweegt.
Over de Nederlandse vermogensongelijkheid is het moeilijker uitspraken te doen omdat in onze nationale statistieken geen rekening wordt gehouden met het voor Nederland zo unieke pensioenvermogen van meer dan €1.100 miljard en andere sociale verzekeringsfondsen die wel degelijk breed bijdragen aan de welvaart van onze post actieven zonder dat daar eigen vermogen tegenover staat. Dit maakt iedere representatieve vergelijking op dit punt lastig. Een door het Ministerie van Financiën aangehaald onderzoek uit 2014 geeft wel enige indicatie op dit punt en komt tot een vermogensongelijkheid van 0,68 op een schaal van 0 (laag) tot 1 (hoog). Dit lijkt veel (voor inkomen is deze in Nederland 0,258), maar bedacht moet worden dat vermogen in het algemeen geconcentreerd is bij de hogere leeftijdsklassen en ook pas op latere leeftijd vererft. Internationaal zit Nederland met deze waarde ook aan de onderkant van vermogensongelijkheid.
Voor mij staat op basis van vorenstaande vast dat Nederland al aan de grens zit van wat een sociaal bewogen econoom als Piketty redelijk acht, het ketelgeroffel en de niveleringsdrang van SP, Groen Links en PvdA ten spijt. Wat ook duidelijk wordt is dat Nederland een mooi voorbeeld kan zijn voor hoe het ook kan. Niet perfect, maar wel evenwichtig met een sociale goede samenhang die tot de kopgroep binnen Europa mag worden gerekend (CBS: Sociale samenhang 2010).
Meer in het algemeen en afgezien van het simpele feit dat implementatie van het door hem gepropageerde systeem ook naar zijn eigen inschatting niet haalbaar lijkt, komt het me voor dat Piketty’s ideeën als een tijdbom onder een nog steeds zeer kwetsbaar economische systeem liggen. Zijn analyse is deugdelijk, maar het door hem voorgestelde middel, is potentieel erger dan de kwaal. Bovendien en in dit verband belangrijker, gaat het voorbij aan andere mogelijkheden die in principe wel binnen het bereik van de lokale politiek liggen om te implementeren.