In het derde deel van mijn zoektocht naar wat 'Europa' beter moet doen om haar sociale legitimiteit te verbreden en haar draagvlak onder haar burgers te vergroten gaat het over de kwaliteit van het bestuur in de lidstaten. Er bestaat tussen de lidstaten een groot verschil in kwaliteit van het bestuur. Als de kwaliteit onder de maat is, hoe kunnen lidstaten dan samen optrekken binnen een federatief verband? Hoe kijken de burgers van de Europese Unie aan tegen landen die de kantjes er van af lopen en wat vinden de burgers in die landen er zelf van? In 'Vrijwillig, maar niet vrijblijvend' spreek ik mij uit voor een minimum standaard voor de kwaliteit van het bestuur en geef ik in overweging hiervoor aansluiting te zoeken bij een objectieve en eenvoudige standaard.